WOZ; niet voldaan aan hoorplicht; geval leent zich niet om met toepassing van artikel 6:22 van de Awb aan de schending van de hoorplicht voorbij te gaan; beroep gegrond.
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in het geschil tussen
[eiseres],
gevestigd te Nieuwleusen, eiseres,
gemachtigde: A. Oosters
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dalfsen, verweerder.
14/1489
1 Ontstaan en loop van het geding
Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] Nieuwleusen vastgesteld bij beschikking van 28 februari 2014. Daarbij is de waarde vastgesteld op € 1.533.000,-- per waardepeildatum 1 januari 2013 voor het belastingjaar 2014.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2014 heeft verweerder het tegen de beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 1 december 2014 ter zitting behandeld. Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S. Kuypers, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder is in de persoon van G. Knol verschenen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Het geschil
In geschil is of verweerder de hoorplicht heeft geschonden.
Eiseres heeft aangevoerd dat daarvan sprake is. Zij heeft immers in het bezwaarschrift aangegeven dat zij gehoord wil worden in het geval verweerder voornemens is het bezwaar geheel of gedeeltelijk ongegrond te verklaren.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van schending van de hoorplicht geen sprake is. In de op 28 april 2014 aan eiseres gezonden concept-uitspraak op bezwaar is eiseres uitgenodigd om gehoord te worden.
Voor een meer uitvoerige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
3 Beoordeling van het geschil
3.1
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt een bestuursorgaan voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) wordt in afwijking van artikel 7:2 van de Awb de belanghebbende gehoord op zijn verzoek.
3.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft verzocht om te worden gehoord.
3.3
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 15 mei 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI3751) overweegt de rechtbank dat, nu eiseres te kennen heeft gegeven te willen worden gehoord, verweerder uit de omstandigheid dat geen reactie werd ontvangen op een door hem aan de gemachtigde van eiseres schriftelijk gedaan verzoek om binnen 14 dagen te reageren, niet mocht afleiden dat eiseres (stilzwijgend) afstand deed van haar recht om gehoord te worden, reeds omdat het uitblijven van een reactie binnen de gestelde termijn een andere oorzaak of andere reden kon hebben. Bij twijfel over de vraag of eiseres al dan niet toestemming heeft gegeven om van het horen af te zien, blijft verweerder gehouden eiseres in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, hetgeen alsdan kan gebeuren door eiseres daartoe uit te nodigen op een door verweerder vastgesteld tijdstip en plaats.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Awr, gelezen in samenhang met artikel 7:2 van de Awb.
3.4
Naar het oordeel van de rechtbank leent het onderhavige geval zich er niet voor om met toepassing van artikel 6:22 van de Awb aan de schending van de hoorplicht voorbij te gaan. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat blijkens het beroepschrift van eiseres over de waardering van de feiten tussen haar en verweerder verschil van mening bestond, zodat het in de bezwaarfase horen van haar een functie kon hebben naast de mogelijkheid van een (eventueel) onderzoek ter zitting in beroep.
3.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de uitspraak op bezwaar niet in stand blijven. Verweerder dient, na eiseres in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, hetgeen kan gebeuren door haar daartoe uit te nodigen op een door verweerder vastgestelde datum, tijdstip en plaats, opnieuw op haar bezwaar te beslissen.
3.6
Het beroep is gegrond.
3.7
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt
€ 487,--; wegingsfactor 0,5, nu uitsluitend de schending van de hoorplicht in geschil was).
4. Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-
draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van eiseres;
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 487,--;
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328,-- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, in aanwezigheid van
H. Blekkenhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op:
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: