[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode] Heerenveen, [adres]
De kantonrechter te Almelo;
gezien de in het strafdossier aanwezige stukken;
gelet op het onderzoek ter openbare terechtzitting van 22 september 2014
gehoord de officier van justitie in zijn vordering;
gelet op hetgeen door de verdachte ter verdediging is aangevoerd;
Overweegt:
Aan verdachte is een strafbeschikking gedateerd 16 april 2013 toegestuurd van € 510 vermeerderd met € 7 administratiekosten vanwege het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op 3 april 2013 op de Morsweg te Rijssen-Holten met 40-45 km per uur doordat hij toen met een auto met kenteken [kenteken] om 21.51 uur 91 km/u reed in plaats van maximaal 50 km/u.
Verdachte heeft hiertegen tijdig verzet ingesteld bij brief van 15 april 2013, stellend dat het betreffende voertuig niet op zijn naam staat en hij op het bewuste moment niet in Rijssen maar thuis in Heerenveen was, net terug gekomen van een cursus in Lemmer.
De strafbeschikking vermeldt als Burgerservicenummer [burgerservicenummer 1].
Verdachte geeft in zijn verzetschrift ook aan dat hij naar aanleiding van de ontvangst van de strafbeschikking via het CJIB contact heeft gekregen met de verbalisant die de overtreding zou hebben geverbaliseerd. Samen hebben ze de gegevens vergeleken. Wat bleek is dat het rijbewijsnummer van verdachte niet overeenkomt met het rijbewijsnummer van de persoon die de verbalisant heeft staande gehouden. Ook heeft verdachte een volledig ander burgerservicenummer dan de verbalisant bij de staande gehouden persoon had genoteerd, hetzelfde andere nummer dat ook op de strafbeschikking staat. Op aanraden van de verbalisant heeft hij zijn verzetschrift ingediend, onder aanduiding van het verbalisantnummer van de betrokken verbalisant.
Bij brief van 4 augustus 2014 heeft verdachte, naar aanleiding van de ontvangst van de dagvaarding een goed jaar later, zijn verzetschriftuur aangevuld.
Hij laat weten dat hij opnieuw naar diverse justitiële instanties heeft gebeld. Naar de politie in Rijssen die hem niet kennen, naar het OM dat het vroeg of hij [naam] uit Assen was en van wie hij het verzoek kreeg om bij de gemeente na te gaan of zijn inschrijving in het GBA wel in orde was. Via de gemeente kwam verdachte erachter dat zijn inschrijving in het GBA in orde was maar ook dat er een persoon is met dezelfde naam en geboortedatum die in Assen woont.
Verdachte voegt opnieuw van allerlei documenten zoals zijn rijbewijs kopieën toe en geeft aan dat zijn baan als taxichauffeur onder deze aangelegenheid kan gaan lijden.
Betrokkene is helemaal uit Heerenveen naar Almelo gekomen om zich ter zitting verder te verantwoorden en heeft ter zitting zijn standpunt herhaald en nogmaals toegelicht.
De kantonrechter overweegt dat zich in het dossier een proces-verbaal bevindt waarin op ambtseed is vermeld dat de verbalisant iemand zou hebben staande gehouden die personalia zou hebben opgegeven en wel dezelfde namen en geboortedatum als verdachte en woonachtig op een daarin genoemd adres in Assen en met burgerservicenummer [burgerservicenummer 2]. Vermeld wordt dat deze gegevens conform zijn aan een rijbewijs met nummer [rijbewijsnummer].
De kantonrechter stelt vast dat evident de verkeerde persoon een strafbeschikking is toegestuurd en dat verdachte daardoor ten onrechte is lastig gevallen. Als hij vervolgens moeite doet om van zijn last af te komen, doet het openbaar ministerie schijnbaar niets met zijn telefoontjes en zijn verzetschrift, anders dan een jaar later een oproeping uitbrengen voor de zitting waarop zijn verzet zal worden behandeld.
Desgevraagd kon de officier van justitie ter zitting niet aangeven of het openbaar ministerie naar aanleiding van het ingediende verzetschrift enig onderzoek heeft ingesteld. Uit het dossier blijkt niets van enige aandacht bij het openbaar ministerie voor hetgeen in het verzetschrift naar voren is gebracht, terwijl belangstellende lezing van het verzetschrift tot de eenvoudig te trekken conclusie had kunnen leiden dat de verkeerde persoon een strafbeschikking was toegezonden waarna de strafbeschikking had kunnen worden ingetrokken. Verdachte zou dan verdere last, frustratie over het werk van politie en justitie, onzekerheid, ongeloof en tijdverlies zijn bespaard.
Het is evident dat verdachte moet worden vrijgesproken.
De kantonrechter stelt vast dat zich in dit dossier ook een brief van de gelijk genaamde persoon uit Assen bevindt, en wel van 16 april 2013. Hij schrijft ook aan het CVOM dat hij een strafbeschikking gedateerd 16 april 2013 heeft gekregen voor, zoals de kantonrechter constateert, hetzelfde feit als verdachte. Hij deelt mee dat op de strafbeschikking, waarvan hij een kopie bijsluit en die behalve het adres van deze Assenaar identiek is aan de strafbeschikking van verdachte, een burgerservicenummer staat dat niet het zijne is. Als bewijs daarvan sluit hij een kopie bij van zijn rijbewijs. Daarop staat inderdaad, zoals de kantonrechter vaststelt, een ander burgerservicenummer. Ook constateert de kantonrechter dat het rijbewijsnummer van deze Assenaar niet overeenkomt met het rijbewijsnummer van de staande gehouden persoon.
Kortom, ook deze persoon is ten onrechte lastig gevallen. Of hij ook nog een verzetprocedure heeft lopen of dat zijn brief tot intrekking van de strafbeschikking heeft geleid, vermeldt dit dossier niet.
Op deze zelfde zitting van 22 september 2014 is een zaak met parketnummer 96-012869-13 behandeld waarin een man uit Almelo is verschenen naar aanleiding van een aan hem gerichte dagvaarding voor een groot aantal gevallen van zwartrijden in de trein in de omgeving van Utrecht. Deze man ontkende de feiten en had sinds de ontvangst van de dagvaarding het vermoeden dat misbruik werd gemaakt van een vermist legitimatiebewijs. Hij kon gerust gesteld worden en hoefde voortduring van misbruik niet te vrezen, want alle processen-verbaal in het dossier vermeldden als verdachte een ander dan hij, namelijk een mevrouw uit de omgeving van Utrecht met dezelfde familienaam maar met toevoeging van haar meisjesnaam en met een geheel ander adres, een andere woonplaats en een andere geboortedatum. Ook in die zaak was het een raadsel hoe het was gebeurd dat de verkeerde persoon door de officier van justitie wordt lastig gevallen.
Deze kantonrechter heeft het nog niet eerder meegemaakt dat in een enkele zitting van, in dit geval, 34 zaken, zoveel personen ten onrechte door justitie als verdachte zijn aangeduid en zijn lastig gevallen, terwijl zij daarvoor zelf geen enkele aanleiding hebben gegeven. In het geval van verdachte is het beschamende dat de (organisatie van de) officier van justitie ook helemaal niets uitdoet op brieven en telefoontjes maar de vervolgingsmachine gewoon laat doordenderen.
Drie maal in één zitting onschuldige burgers die toevallig dezelfde naam hebben aanmerken als verdachte is drie onschuldige burgers te veel!