Afwijzing ontbindingsverzoekt UWV. Standpunt UWV dat werkneemster niet geschikt is voor het werken in een resultaat verantwoordelijk team is niet onderbouwd en veel te kort door de bocht tot stand gekomen.
Rechtspraak.nl AR 2014/153 AR-Updates.nl 2014-0309 VAAN-AR-Updates.nl 2014-0309
Op 5 maart 2014 is ter griffie van deze rechtbank, team kanton en handelsrecht, locatie Enschede, binnengekomen het verzoekschrift van het UWV strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
1.2
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen door de griffie op 18 maart 2014.
1.3
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 20 maart 2014, waar het UWV is verschenen bij mevrouw [K], leidinggevende van [verweerster], bijgestaan door mr. Van Zanten, en [verweerster], bijgestaan door haar raadsman mr. Lindeboom.
1.4
Mr. Van Zanten heeft gepleit overeenkomstig zijn pleitaantekeningen. Voor het overige is door de griffier van hetgeen ter zitting is besproken proces-verbaal opgemaakt.
2 De vaststaande feiten
De navolgende feiten die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden, worden als vaststaand beschouwd.
2.1
[verweerster], geboren [1963], is op 1 december 2000 in dienst getreden van het UWV, vanaf 2001 in de functie van beslisser uitkeren op de afdeling WW. Het laatstelijk door [verweerster] genoten salaris bedraagt € 2.650,43 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering, op basis van een werkweek van 36 uur per week.
2.2
Op 11 april 2013 vindt er een incident plaats in het team van [verweerster]. Een collega van [verweerster] is aan het fluiten, aan welk gefluit [verweerster] zich stoort. [verweerster] heeft hierop haar collega aangesproken op het gefluit. De collega is vervolgens gepikeerd en [verweerster] is op een andere plek gaan zitten om de ‘negatieve energie’ van de collega niet te voelen.
2.3
Mevrouw [K], leidinggevende van het team waarin [verweerster] werkt (hierna: [K]) is vervolgens een gesprek aangegaan met zowel [verweerster] als met de overige teamleden. In een door [K] opgesteld gespreksverslag dat niet is ondertekend, staat onder meer het volgende vermeld:
Afgelopen donderdag ( 11 april) heeft [verweerster] een meningsverschil met een collega gehad. (…) Vervolgens heeft het team contact met mij als leidinggevende gezocht, omdat ze de situatie niet meer werkbaar vinden. In het verleden zijn er meerdere aanvaringen met [verweerster] en teamleden geweest. Ondanks het feit dat ze feedback naar haar hebben gegeven en zich hebben geprobeerd aan te passen, is de situatie niet verbeterd. Het team vraagt aan mij om de wrijving binnen het team op te lossen, aangezien ze hier zelf geen invloed meer op hebben.
(…)
Bovenstaande heb ik met [verweerster] gedeeld. Ze kan zich er niet in vinden. Het is voor haar niet herkenbaar en ze wil ook met de groep in gesprek. Ze vindt dat de collega’s zich niet kunnen inleven in haar situatie (hoog sensitief).
Dezelfde middag heb ik een gesprek met het gehele team gehad, daarbij is unaniem aangegeven dat ze [verweerster] niet meer binnen het team willen hebben. Het blijkt dat ze tevens veel achterstand in haar werkzaamheden heeft gehad, waar de groep voor
(…)
Ze ([verweerster]: toevoeging kantonrechter) geeft vervolgens aan dat ze niet met het gehele team in gesprek wil, maar met een woordvoerder (…) Diezelfde nacht mailt ze mij dat ze toch liever niet in gesprek gaat. (…)
Donderdag 17 april:
Tijdens het gesprek geeft ze aan hoe zij bepaalde prikkels ervaart (bijvoorbeeld een lichtbak). Ze geeft aan dat ze inziet dat dit bepaalde conflictsituaties veroorzaakt. Ook ziet ze nu in dat terugkeer naar het team niet makkelijk gaat worden. Dit maakt haar onrustig. Ze verzoekt om een tijdje apart te zitten, zodat ze haar gedachten kan laten gaan over de toekomst. Tevens zal haar dit rust geven om haar achterstanden weg te werken. Ik geef aan dat ik hiermee akkoord ga voor een periode van twee weken. (…)
Maandag 22 april:
(…) Ze staat nog in het standpunt dat terugkeer in het team voor haar geen optie is. Wel ziet ze nog een opening binnen een ander WW team. Hierbij geef ik aan dat ook hier ze problemen zal ervaren en ze hier toch nog eens over moet nadenken. (…)
Donderdag 23 april
Gesprek met [verweerster] gehad ze geeft aan niet terug te willen keren in haar team of een ander WW team. Ik heb haar aangegeven dat ik dan nu [R] inschakel om het traject te begeleiden. Hiermee stemt ze in. (…)
Vrijdag 24 april
[verweerster] staat nu volledig open voor een loopbaantraject. Ik heb haar aangegeven dat wij de kosten van haar coaching voor rekening willen nemen. Wij zien dit als een outplacementtraject, waarbij de coaching haar kan ondersteunen in het nemen van de juiste beslissingen voor de toekomst. Insteek is om eerst binnen de organisatie te kijken of er een passende functie voor haar is, dan bij de partners en eventueel extern. [verweerster] staat hiervoor open en stemt in. Wel geeft ze aan dat ze net een huis heeft gekocht en alleenstaand is, waardoor ze geen financieel risico kan lopen. Ik geef aan dat wij hiermee zorgvuldig zullen omgaan. (…)
2.4
In een volgend door [K] opgesteld gespreksverslag dat eveneens niet is ondertekend, staat onder meer het volgende vermeld:
(…) [verweerster] geeft vervolgens bij mij aan dat ze zich niet prettig voelt in de huidige situatie op 9C. Ze vindt het te stil en eenzaam. Ze wil graag weet terug naar het team en dan een plekje op het einde van de vloer. Ik heb haar aangegeven dat dit geen optie is en ik haar niet ga terugplaatsen op haar afdeling. Dat snapt ze wel en ze geeft aan dat dit ook geen goed idee is, omdat ze ook daar zich niet prettig voelt. Als ik haar vraag waarom ze nu weer terug wil krabbelen, geeft ze aan dat ze bang is dat wij haar ontslag gaan geven.
Wat wij nu wel ondervinden zijn de volgende zaken:
ze voelt zich niet prettig in een groot team
ze voelt zich niet prettig in een solistische functie
(…)
2.5
In augustus/september 2013 is [verweerster] gaan deelnemen aan het project herstelactie. Dit project duurt tot eind 2013/begin 2014.
2.6
In een volgend door [K] opgesteld gespreksverslag dat wederom niet is ondertekend, staat onder meer het volgende vermeld:
Het project ‘herstelwerkzaamheden WW’ is afgerond. Hierdoor ontstaat de vraag wat zij nu zou kunnen doen en op welke plek. (…)
[verweerster] geeft aan dat ze graag van ons wil weten waar ze op 2 januari (…) kan gaan zitten om haar werkzaamheden weer op te pakken. Ze geeft hierbij zelf een tweetal opties aan, die haar voorkeur hebben, namelijk het WW-team van [T] en het Wajong team van [L]. Beide teams zitten op een afdelingsvloer, waar meer dat 15 mensen werkzaam zijn. Ik geef aan dat dit niet wenselijk is gezien het aantal medewerkers en haar beperkingen die daarbij optreden.
[verweerster] geeft aan dat ze nu toch wel lichtelijk in paniek raakt, doordat het nu januari is en er nog geen andere oplossing voor haar is, ondanks haar sollicitaties (tweetal intern, waarbij ze is afgewezen). (…)
2.7
Op 13 januari 2014 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en [K]. [K] is tot een negatieve beoordeling gekomen waartegen door [verweerster] bezwaar is aangetekend.
3 Het verzoek
3.1
Het UWV verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], dadelijk of na korte termijn, op grond van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7:685 BW.
3.2
De gewichtige redenen zijn gelegen in een verandering van omstandigheden, hieruit bestaande dat [verweerster] niet binnen het UWV herplaatsbaar is gebleken nadat wederzijds is vastgesteld dat [verweerster] het werk in haar huidige functie niet meer kan uitvoeren omdat zij niet geschikt is voor het werken in een resultaat verantwoordelijk team. Het UWV heeft [verweerster] in een begeleidingstraject geplaatst met als doel haar intern dan wel extern van werk-naar-werk te begeleiden. Helaas heeft dit traject niet het gewenste resultaat gehad, enerzijds omdat de competentie ‘samenwerken’ voor praktisch elke UWV-functie geldt en daarnaast omdat drastisch bezuinigd moet gaan worden waardoor er eerder functies verdwijnen dan vacatures bijkomen.
4 Het verweer
4.1
[verweerster] voert verweer en stelt zich primair op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden dient te worden. Subsidiair, voor het geval het wel tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst komt, verzoekt [verweerster] om toekenning van een vergoeding ad € 98.663,84 bruto of een ander in goede justitie te bepalen bedrag.
4.2
[verweerster] betwist dat dat zij zou hebben aangegeven niet meer in een team te willen werken dan wel ongeschikt te zijn voor haar functie in een resultaat verantwoordelijk team. Ze heeft slechts fysiek op een andere werkplek haar normale werkzaamheden uitgevoerd. Wat betreft de gestelde ongeschiktheid wijst [verweerster] op verslagen van functioneringsgesprekken uit voorgaande jaren waaruit blijkt dat [verweerster] altijd goed tot uitstekend heeft gefunctioneerd.
Wat betreft het begeleidingstraject stelt [verweerster] dat dit slechts betrekking heeft gehad op eventuele herplaatsing binnen het UWV waarbij dit traject niets van doen heeft gehad met het incident van april 2013 en/of de stelling van het UWV dat zij niet geschikt zou zijn om in teamverband te werken. Indien het UWV adequaat had gereageerd op het probleem van april 2013, had dit opgelost c.q. voorkomen kunnen worden. Tevens is [verweerster] van mening dat de begeleiding door het UWV onvoldoende is geweest.
5 De beoordeling
5.1
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 647, 648, 670, en 670a BW of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dit is niet het geval.
5.2
Het UWV heeft aan haar ontbindingsverzoek de stelling ten grondslag gelegd dat [verweerster] niet geschikt is voor het werken in een resultaatverantwoordelijk team omdat [verweerster] ernstig te kort schiet op de competenties ‘samenwerken’ en ‘communicatie’. Uit het verslag van het laatste beoordelingsgesprek blijkt dat het UWV, althans [K], zich op dat moment op het standpunt stelt dat door toedoen van [verweerster] de samenwerking onder druk kwam te staan. Vermeld staat dat het team geprobeerd heeft rekening te houden met haar beperkingen en dat regelmatig geprobeerd is een en ander bespreekbaar te maken, maar dat [verweerster] niet openstond voor een oplossing.
5.3
De kantonrechter overweegt dat [verweerster] niet alleen bezwaar heeft aangetekend tegen de beoordeling zoals die is neergelegd in het beoordelingsformulier d.d. 13 januari 2014, zodat hetgeen hierin vermeld staat niet als uitgangspunt kan dienen, ook blijkt uit de beoordelingen van voorgaande jaren niet dat [verweerster] onvoldoende zou functioneren, ook niet op de competenties ‘samenwerken’ en ‘communicatie’. De overgelegde beoordeling van november 2011 geeft een goede beoordeling op ’samenwerken’ en ‘resultaatgerichtheid’, terwijl het formulier functionerings/ontwikkelingsgesprek van augustus 2012 ook zeker niet als onvoldoende kan worden beschouwd op het gebied van de communicatie en samenwerken (Ze is altijd bereid anderen te helpen. (…) Ze geeft haar mening en geeft ook feedback naar anderen. Dit gebeurt op een hele directe manier (kan soms botsen met anderen). Ik zie duidelijk een verbetering in je communicatie, je stelt je kwetsbaar op en geeft aan wat bepaalde zaken met je doen (b.v. radio). Problemen/onvrede/verschil van mening wordt door jou direct opgepakt, hier blijf je niet mee doorlopen.). Een en ander geldt ook voor de beoordeling die in november 2012 plaats heeft gevonden en waarbij samenwerken als goed is beoordeeld en de resultaatgerichtheid als uitstekend.
5.4
Weliswaar is in de verschillende beoordelingen de wijze van communiceren van [verweerster] aan de orde gesteld in die zin dat vermeld staat dat [verweerster] direct communiceert, hetgeen bij collega’s niet altijd goed valt, maar dat [verweerster] dat dan vervolgens oppakt en bespreekbaar maakt, echter de kantonrechter kan niet inzien waarom zulks als negatief beoordeeld zou dienen te worden. Uit de tijdens de mondelinge behandeling naar voren gekomen gang van zaken is het de kantonrechter gebleken dat ook het incident op 11 april 2013 zich op gelijke wijze heeft afgespeeld. Hierbij heeft de collega van [verweerster] die is aangesproken op haar fluitgedrag, geweigerd de volgende dag met [verweerster] in gesprek te gaan. Ook uit pagina 4 behorend bij het functioneringsgesprek1 augustus 2013 blijkt niet dat [verweerster] enig verwijt gemaakt kan worden van het incident op 11 april 2013 ( is hoog sensitief. Daardoor is zij gevoeliger voor prikkels in haar omgeving. Ondanks dat ze dit meerdere malen heeft aangegeven bij haar collega’s , konden/wilden deze daar niet genoeg rekening mee houden(…)’).
5.5
Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van het UWV in de persoon van [K] dat [verweerster] niet geschikt is voor het werken in een resultaatverantwoordelijk team, niet is onderbouwd en veel te kort door de bocht tot stand is gekomen. Dat [verweerster] in eerste instantie wellicht meegegaan is in de visie van [K] dat zij, gelet op haar hoog sensitiviteit, niet c.q. minder geschikt is om te werken in een groot team, maakt dit niet anders. Immers, [verweerster] heeft vele jaren tot tevreden gefunctioneerd in een groot team waarbij het aan de werkgever is om problemen in het team bespreekbaar te maken en op te lossen, waarbij ook met de belangen van de individuele werknemer rekening moet worden gehouden. Hierbij ligt het fysiek buiten het team plaatsen van een medewerker niet voor de hand als adequate oplossing en had van de werkgever meer verwacht mogen worden.
5.6
De conclusie die uit het voorgaande volgt is dat er geen reden is om op basis van de door het UWV aangevoerde feiten en omstandigheden aan te nemen dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst tussen het UWV en [verweerster] ontbonden dient te worden. Volledigheidshalve wordt in dit verband nog opgemerkt dat in de omstandigheid dat [verweerster] bezwaar heeft aangetekend tegen haar meest recente beoordeling, uiteraard geen reden gelegen kan zijn om tot een verstoorde arbeidsrelatie te concluderen. Dat geldt ook voor het voeren van de onderhavige procedure. Verwacht mag worden dat na een goed gesprek, al dan niet onder leiding van een externe mediator, een vruchtbare voortzetting gegeven kan worden aan de arbeidsrelatie.
5.7
Het verzoek van het UWV wordt derhalve afgewezen waarbij het UWV zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
6 De beschikking
6.1
Wijst het verzoek af.
6.2
Veroordeelt het UWV in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerster] begroot op € 400,00 wegens salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven te Enschede door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en op 25 maart 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: