Effect van de EPN-wetgeving voor het nmda-beginsel
Sinds 15 december 1995 is de EPN-wetgeving van kracht. Deze Energie Prestatie Norm zorgt ervoor dat de energiebehoefte van nieuwbouw woningen steeds lager wordt, waardoor dit gevolgen heeft voor het nmda-beginsel.
Met ingang van 15 december 1995 is een energieprestatie coëfficiënt verplicht gesteld van
1,4. Om aan deze norm te voldoen worden alle woningen aangesloten op aardgas, naast het
standaard pakket aan isolatievoorzieningen op zijn minst voorzien van een waakvlamloze HR-ketel.
Voor de berekening van de aansluitbijdrage voor warmte heeft dit ingehouden dat de
vermeden kosten van de HR-ketel in de calculatie zijn meegenomen.
Ook is het warmtetarief aangepast. Het warmtetarief, berekend op basis van marktwaarde,
houdt immers in dat bij de vaststelling van de warmteprijs het landelijk gemiddeld percentage woningen met een HR-ketel een rol speelt. Voor de warmteprijs van nieuwbouw woningen moet echter worden uitgegaan van een penetratie van de HR-ketel van 100%.
Hierdoor is in overleg met (destijds) Novem overeengekomen voor nieuwbouw
(warmte)woningen bewoond vanaf 1 januari 1997, vanaf 1 januari 1998 een tijdelijke korting op de warmteprijs te geven. In 1998 bedroeg deze korting 6,5%. Voor 1999 en 2000 werd geadviseerd een korting te geven van 4,0%. Voor 2001 en 2002 is de korting verder verlaagd naar 2%.
De verlagingen van de korting houden verband met de aanpassingen van de formule voor de
berekening van de warmteprijs aan de marktwaarde.
Voor 2003 is de berekeningswijze van de warmteprijs gebaseerd op een nieuwe formule
waarbij de woningen aangesloten op het gasnet bijna allemaal voorzien zijn van een HR-ketel.
Uit dien hoofde is de korting op de warmteprijs voor nieuwbouw woningen ingaande 1 januari 2003 komen te vervallen.
Per 1 januari 1998 is de EPN-wetgeving aangescherpt door de energieprestatie coëfficiënt te
verlagen van 1,4 naar 1,2. Om aan deze zwaardere norm te voldoen worden woningen
aangesloten op aardgas, naast het standaard pakket aan isolatievoorzieningen op zijn minst
voorzien van een waakvlamloze HR-ketel en HR-dubbel glas.
Uit de praktijk is gebleken dat niet alleen woningen aangesloten op het gasnet worden
voorzien van HR-glas maar ook alle woningen aangesloten op warmte. Hierdoor daalt de
energievraag van beide typen woningen in gelijke mate en blijft de formule voor de
berekeningen van de warmteprijs (inclusief de geadviseerde kortingen tot en met 2002)
voldoen aan het nmda-beginsel.
Zodoende kan gesteld worden dat alle drie de tariefonderdelen, te weten de aansluitbijdrage,
het vastrecht en de warmteprijs ieder afzonderlijk (tot en met 1999) voldoen aan het nmda-beginsel.
Per 1 januari 2000 is de EPN verder aangescherpt en gebracht op een niveau van 1,0 en naar verwachting per 1 januari 2006 naar een niveau van 0,8. Voor woningen aangesloten op het aardgasnet zullen aanvullende energiebesparende maatregelen nodig zijn. Deze aanvullende maatregelen kunnen ook in woningen aangesloten op warmte worden toegepast, of achterwege worden gelaten. Dit laatste kan omdat een woning aangesloten op warmte in de EPN-wetgeving beter wordt gewaardeerd.
Indien de aanvullende maatregelen ook in de woningen worden toegepast die op warmte
worden aangesloten voldoet de in dit rapport opgenomen aansluitbijdrage, vastrecht en
warmteprijs ieder afzonderlijk aan het nmda-beginsel.
Indien de aanvullende maatregelen niet in de warmtewoningen worden toegepast zal de
hoogte van de aansluitbijdrage, het vastrecht en de warmteprijs afhankelijk zijn van de
“achterwege gelaten maatregelen”. Dit houdt in dat om te blijven voldoen aan het nmda-beginsel er per project voor ieder tariefonderdeel afzonderlijk aparte tarieven moeten worden vastgesteld.
EnergieNed is van mening dat dit in strijd is met het belang van uniformiteit in de
berekeningswijze van warmtetarieven en adviseert dan ook voor 2000 en volgende jaren
uniformiteit te houden in de berekeningswijze van de aansluitbijdrage, het vastrecht en de
warmteprijs en een rentabiliteitsbijdrage te vragen voor die projecten waar dit nodig is. Deze rentabiliteitsbijdrage dient te worden gezien als een extra aansluitbijdrage gerelateerd aan de gemiddelde kosten van vermeden EPN-maatregelen.