Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2015:1734

Rechtbank Oost-Brabant
26-03-2015
30-03-2015
2629774
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Op tegenspraak

warmtelevering, aansluitbijdrage, NMDA-beginsel

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch

Zaaknummer : 2629774

Rolnummer : 13-11971

Uitspraak : 26 maart 2015

in de zaak van:

[eiser],

wonende te[woonplaats],

eiser,

gemachtigde: B.B. Hijlkema (ARAG),

t e g e n :

Ennatuurlijk B.V., als rechtsopvolgster van Essent Local Energy Solutions B.V.,

gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,

gedaagde,

gemachtigde: mr. R.H. van Muijen;

als vervolg van het tussen partijen gewezen vonnis van 28 augustus 2014.

1 Het vervolg van de procedure

Bij voormeld vonnis is de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van Ennatuurlijk. Ennatuurlijk heeft een akte genomen, waarna [eiser] een akte van antwoord heeft genomen. Vervolgens heeft Ennatuurlijk nog een akte uitlaten productie genomen. Ten slotte is andermaal vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1.

Ennatuurlijk is in de gelegenheid gesteld om bij akte inzichtelijk te maken waar de in rekening gebrachte aansluitbijdragen op zijn gebaseerd (en wat en op welke grond aan rentabiliteitsbijdrage is gerekend) en op welke wijze zij deze heeft berekend, en aannemelijk te maken dat deze bedragen redelijk zijn.

Ennatuurlijk heeft daarop, samengevat, het volgende aangevoerd.

De periodieke aansluitbijdrage is een in rekening gebracht bedrag dat conform het Tariefadvies uit de “vermeden investeringen sv/cv” bestaat, welke in het jaar 2000 € 1.530,- ex btw bedroeg en in 2003, geïndexeerd, € 1.770,- ex btw, zijnde € 2.106,30 inclusief btw. Deze periodieke aansluitbijdrage wordt niet ineens, maar periodiek gedurende 30 jaar in rekening gebracht op basis van een annuïteit van 5% met een jaarlijkse indexering op basis van het Tariefadvies, zodat in 2032 een bedrag van € 144,- x 30 jaar = € 4.300,- (inclusief btw) zal zijn voldaan. Het verschil met het bedrag van € 2.106,30 wordt verklaard door het feit dat [eiser] het bedrag in 2003 niet ineens heeft voldaan.

De in 2003 door [eiser] voldane initiële aansluitbijdrage van € 2.201,- valt uiteen in twee componenten, namelijk de vermeden kosten aardgasaansluiting en een rentabiliteitsbijdrage. De kosten voor het realiseren van een aardgasaansluiting bedroegen in 2003 € 445,-. Dat bedrag is het uitgangspunt voor de eerste kostenpost. Het in rekening brengen van deze post is in het kader van het NMDA-beginsel voorzien in de Tariefadviezen en thans ook in de Warmtewet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.

De rentabiliteitsbijdrage ad € 1.756,- is het bedrag dat noodzakelijk was om het netwerk waarop [eiser] is aangesloten te kunnen aanleggen. Het Tariefadvies geeft de mogelijkheid om deze bijdrage te vragen teneinde een warmteproject haalbaar te maken. De gemeente Eindhoven heeft destijds voor de optie van stadverwarming gekozen op basis van de aanbieding van de PNEM en de daarbij behorende voorwaarden, inclusief het in rekening brengen van de rentabiliteitsbijdrage aan de toekomstige eigenaren van de percelen. De heffing en de hoogte van de rentabiliteitsbijdrage is de resultante van het overleg tussen de PNEM en de gemeente Eindhoven.

2.2.

[eiser] heeft vervolgens onder meer het volgende aangevoerd.

Hij is het niet eens met de onderbouwing die Ennatuurlijk geeft aan de periodieke aansluitbijdrage. Deze bijdrage is niet overeengekomen. Het is niet mogelijk deze bijdrage achteraf als redelijk te onderbouwen.

Het Tariefadvies is opgesteld door Energie Nederland, de belangenbehartiger van de Nederlandse Energiebedrijven. Dit advies kan daarom niet als onafhankelijk en neutraal worden beschouwd.

[eiser] heeft nooit geweten dat hij feitelijk een lening bij Ennatuurlijk is aangegaan. Hij heeft niet de mogelijkheid gehad dit bedrag ineens te voldoen, zodat het meegefinancierd had kunnen worden onder zijn hypothecaire lening met de daarbij behorende renteaftrek. Ennatuurlijk had geen redelijke grond om af te wijken van het tariefadvies.

Van de initiële aansluitbijdrage betwist [eiser] met name de rentabiliteitsbijdrage. Uit het Tariefadvies blijkt dat er ruimte is voor een extra bijdrage indien in woningen aangesloten op warmte niet alle energiebesparende maatregelen worden doorgevoerd die wel nodig zouden zijn geweest indien de woning op het aardgasnet zou zijn aangesloten. Het Tariefadvies bepaalt echter ook dat als de aanvullende maatregelen niet in de warmtewoningen worden toegepast de hoogte van de aansluitbijdrage, het vastrecht en de warmteprijs afhankelijk zijn van de ‘achterwege gelaten maatregelen’. Het NMDA-beginsel is aldus ook van toepassing op de rentabiliteitsbijdrage. De facto wordt de woning minder geïsoleerd en betekent dat hogere stookkosten. Dit dient, gelet op het NMDA-beginsel, te worden gecompenseerd door een lagere warmteprijs. [eiser] verwijst naar een publicatie van NOVEM uit 2000. Omdat Ennatuurlijk geen korting op de GJ-prijs heeft gegeven, is de volledige doorrekening van de rentabiliteitsbijdrage niet redelijk.

2.3.

Volgens Ennatuurlijk is het NMDA-beginsel niet (onverkort) van toepassing op de rentabiliteitsbijdrage. Voorts heeft zij wel degelijk een korting toegepast op de warmteprijs, namelijk in de jaren 1998 tot en met 2002; vanaf 2003 is die korting vervallen omdat (volgens het Tariefadvies) de woningen aangesloten op het gasnet bijna allemaal zijn voorzien van een HR-ketel, aldus Ennatuurlijk.

2.4.

Zoals in het tussenvonnis reeds overwogen bestaat er een overeenkomst tot levering van warmte tussen partijen. Dat [eiser] niet heeft ingestemd met de bedragen die Ennatuurlijk voor de aansluiting op het warmtenet en voor de levering van warmte in rekening brengt is niet relevant voor de vraag of Ennatuurlijk die bedragen bij hem in rekening mag brengen. Zoals in het tussenvonnis is overwogen is daarvoor relevant of die bedragen redelijk zijn.

2.5.

Of die bedragen redelijk zijn kan door de kantonrechter slechts marginaal worden getoetst. Van belang is dat Ennatuurlijk bij het in rekening brengen van die bedragen niet de grenzen van de redelijkheid overschrijdt. Het NMDA-beginsel speelt daarbij een voorname rol. Anders gezegd: de vraag is of Ennatuurlijk in redelijkheid, mede in aanmerking genomen het NMDA-beginsel, de tarieven en bijdragen aan [eiser] in rekening heeft kunnen en kan brengen zoals zij deze bij [eiser] in rekening heeft gebracht en brengt.

2.6.

De kantonrechter is van oordeel dat daarvan sprake is, als Ennatuurlijk bij het vaststellen van de aan [eiser] in rekening gebrachte bedragen de adviezen van het Tariefadvies heeft gevolgd. De omstandigheid dat de Tariefadviezen zijn opgesteld door Energie Nederland, de belangenbehartiger van de Nederlandse Energiebedrijven, doet daar niet aan af, gelet op het feit dat bij het opstellen van de Warmtewet (en het daarop gebaseerde Warmtebesluit) dezelfde uitgangspunten (waaronder het NMDA-beginsel) zijn gehanteerd als in de Tariefadviezen, en de ACM bij het opstellen van de maximumtarieven ook daarvan uitgaat. Dat biedt voldoende garantie dat de Tariefadviezen en de daarbij gehanteerde uitgangspunten redelijk zijn.

2.7.

Volgens de Tariefadviezen mag Ennatuurlijk (naast de warmteprijs voor de geleverde warmte) drie soorten bijdragen in rekening brengen, namelijk de rentabiliteitsbijdrage, de aansluitbijdrage (gebaseerd op het principe van ‘vermeden kosten’ binnen de woning en berekend door uit te gaan van het verschil in kosten tussen de cv- en de stadverwarmingsinstallatie vermeerderd met de aansluitbijdrage voor aardgas) en het vastrecht (opgebouwd uit het uitgespaard vastrecht voor aardgas, de kosten voor uitgespaard onderhoud van een cv-ketel en vervanging van onderdelen en de kosten voor verschillen in levensduur).

De Tariefadviezen houden het advies aan warmteleveranciers in om (de beide posten van) de aansluitbijdrage in één eenmalige bijdrage in rekening te brengen op het moment dat de woning op het warmtenet wordt aangesloten.

2.8.

Ennatuurlijk heeft de ‘vermeden kosten’ (het verschil in kosten tussen de cv-installatie en de sv-installatie) niet bij de initiële bijdrage in rekening gebracht, maar als periodieke bijdrage, en heeft aldus op dit punt niet het advies van het Tariefadvies gevolgd. Deze afwijking van het Tariefadvies is, zoals in het tussenvonnis reeds overwogen, in beginsel toelaatbaar.

Niet weersproken is dat, conform het Tariefadvies, de aansluitbijdrage exclusief de aansluitbijdrage voor aardgas en btw in 2000 € 1.530,- bedroeg en in 2003, geïndexeerd, € 1.770,-, zijnde € 2.106,30 inclusief 19% btw.

2.9.

Ennatuurlijk brengt dit bedrag echter periodiek gedurende 30 jaar bij [eiser] in rekening op basis van een annuïteit van 5% met een jaarlijkse indexering op basis van het Tariefadvies. Deze gang van zaken wringt waar (de rechtsvoorganger van) Ennatuurlijk [eiser] niet reeds bij het sluiten van de overeenkomst volledig heeft geïnformeerd over het periodiek in rekening brengen van dit deel van de aansluitbijdrage en – met name - de daarbij te rekenen annuïteit en de jaarlijkse indexering. [eiser] had moeten worden gewezen op het feit dat er nog andere kosten zijn, die niet in de initiële bijdrage in rekening worden gebracht, en die op basis van een annuïteit van 5% en met een jaarlijkse indexering in rekening zouden worden gebracht, en had de keuze moeten worden gegeven ook die kosten in een keer te betalen. Terecht is van de zijde van [eiser] aangevoerd dat hij nimmer heeft geweten dat hij een jaarlijks geïndexeerd bedrag met rente aan Ennatuurlijk afbetaalde. In dat opzicht kan het handelen van (de rechtsvoorganger van) Ennatuurlijk als nalatig worden aangemerkt.

[eiser] zou daarom door Ennatuurlijk in de gelegenheid behoren te worden gesteld om het nominale bedrag van dit deel van de aansluitbijdrage, zoals dat geïndexeerd voor zijn aanvangsjaar gold, zonder rente alsnog in een keer – conform het Tariefadvies – te betalen dan wel periodiek zonder rente af te betalen, met verrekening van de reeds betaalde bedragen.

Een en ander brengt evenwel niet met zich dat de reeds door [eiser] betaalde bedragen voor de periodieke aansluitbijdrage als zodanig onverschuldigd zijn betaald en dat Ennatuurlijk geen kosten bij [eiser] meer in rekening mag brengen welke betrekking hebben op aansluitkosten.

2.10.

De in 2003 door [eiser] voldane initiële aansluitbijdrage van € 2.201,- bestaat uit de vermeden kosten aardgasaansluiting en een rentabiliteitsbijdrage. De aansluitbijdrage voor aardgas bedroeg in 2003 € 445,-, zo heeft Ennatuurlijk aangevoerd. Dit bedrag is conform de Tariefadviezen. [eiser] maakt daar ook geen bezwaar tegen.

Aan rentabiliteitsbijdrage is € 1.756,- bij [eiser] in rekening gebracht. De Tariefadviezen geven de mogelijkheid om deze bijdrage te vragen teneinde een warmteproject haalbaar te maken. Het gaat daarbij om een bedrag dat noodzakelijk is om een warmtenetwerk te kunnen aanleggen.

Het Tariefadvies van het jaar 2000 luidt op dit punt:

“3.1. Algemeen

Naast de aansluitbijdrage, het vastrecht en de warmteprijs kan voor het realiseren van warmteprojecten een zogenaamde eenmalige rentabiliteitsbijdrage nodig zijn.

De aanscherping van de energie prestatie coëfficiënt per 1 januari 2000 naar een niveau van 1,0 biedt hiervoor ruimte.

De hoogte van de rentabiliteitsbijdrage is afhankelijk van het project en de rentabiliteitseisen van het leverende energiebedrijf.

3.2.

Hoogte van de rentabiliteitsbijdrage in relatie tot het nmda-beginsel

Als de aanvullende energiebesparende maatregelen die nodig zijn om een woning die op het aardgasnet wordt aangesloten te laten voldoen aan de huidige EPN eis niet worden aangebracht in een woning als deze op een warmtenet wordt aangesloten is er ruimte voor een rentabiliteitsbijdrage.

Ten aanzien van het nmda-beginsel kunnen zich drie situaties voordoen, te weten:

ad. 1 De hoogte van de rentabiliteitsbijdrage is minder dan de kosten van de uitgespaarde energiebesparende maatregel(en). In dit geval resulteert de rentabiliteitsbijdrage in “minder-dan-anders”.

ad. 2 De hoogte van de rentabiliteitsbijdrage is gelijk aan de kosten van de uitgespaarde energiebesparende maatregel(en). In dit geval resulteert de rentabiliteitsbijdrage in “gelijk-aan-anders”.

ad. 3 De hoogte van de rentabiliteitsbijdrage bedraagt meer dan de kosten van de uitgespaarde energiebesparende maatregel(en). In dit geval resulteert de rentabiliteitsbijdrage in “meer-dan-anders”.

In het laatste geval zal het project geen doorgang vinden tenzij de gemeente en/of projectontwikkelaar de meerkosten waard vindt in verband met de besparing van primaire energie. In termen van primaire energiebesparing is de woning aangesloten op warmte immers een “betere” dan de vergelijkbare woning aangesloten op het gasnet.”

Het vrijelijk op internet te raadplegen Tariefadvies van 2006 zegt over de rentabiliteitsbijdrage het volgende:

1.1 Tariefadvies 1993 tot en met 2005

(..)

Met ingang van 2000 is in het tariefadvies van EnergieNed een zogenaamde

rentabiliteitsbijdrage opgenomen. Deze extra aansluitbijdrage houdt verband met de vermeden gemiddelde kosten van EPN-maatregelen. De rentabiliteitsbijdrage kan worden toegepast voor nieuwbouwwoningen waar Senter/Novem geen toezicht op houdt.

1.2

Effect van de EPN-wetgeving voor het nmda-beginsel

Sinds 15 december 1995 is de EPN-wetgeving van kracht. Deze Energie Prestatie Norm zorgt ervoor dat de energiebehoefte van nieuwbouw woningen steeds lager wordt, waardoor dit gevolgen heeft voor het nmda-beginsel.

Met ingang van 15 december 1995 is een energieprestatie coëfficiënt verplicht gesteld van

1,4. Om aan deze norm te voldoen worden alle woningen aangesloten op aardgas, naast het

standaard pakket aan isolatievoorzieningen op zijn minst voorzien van een waakvlamloze HR-ketel.

Voor de berekening van de aansluitbijdrage voor warmte heeft dit ingehouden dat de

vermeden kosten van de HR-ketel in de calculatie zijn meegenomen.

Ook is het warmtetarief aangepast. Het warmtetarief, berekend op basis van marktwaarde,

houdt immers in dat bij de vaststelling van de warmteprijs het landelijk gemiddeld percentage woningen met een HR-ketel een rol speelt. Voor de warmteprijs van nieuwbouw woningen moet echter worden uitgegaan van een penetratie van de HR-ketel van 100%.

Hierdoor is in overleg met (destijds) Novem overeengekomen voor nieuwbouw

(warmte)woningen bewoond vanaf 1 januari 1997, vanaf 1 januari 1998 een tijdelijke korting op de warmteprijs te geven. In 1998 bedroeg deze korting 6,5%. Voor 1999 en 2000 werd geadviseerd een korting te geven van 4,0%. Voor 2001 en 2002 is de korting verder verlaagd naar 2%.

De verlagingen van de korting houden verband met de aanpassingen van de formule voor de

berekening van de warmteprijs aan de marktwaarde.

Voor 2003 is de berekeningswijze van de warmteprijs gebaseerd op een nieuwe formule

waarbij de woningen aangesloten op het gasnet bijna allemaal voorzien zijn van een HR-ketel.

Uit dien hoofde is de korting op de warmteprijs voor nieuwbouw woningen ingaande 1 januari 2003 komen te vervallen.

Per 1 januari 1998 is de EPN-wetgeving aangescherpt door de energieprestatie coëfficiënt te

verlagen van 1,4 naar 1,2. Om aan deze zwaardere norm te voldoen worden woningen

aangesloten op aardgas, naast het standaard pakket aan isolatievoorzieningen op zijn minst

voorzien van een waakvlamloze HR-ketel en HR-dubbel glas.

Uit de praktijk is gebleken dat niet alleen woningen aangesloten op het gasnet worden

voorzien van HR-glas maar ook alle woningen aangesloten op warmte. Hierdoor daalt de

energievraag van beide typen woningen in gelijke mate en blijft de formule voor de

berekeningen van de warmteprijs (inclusief de geadviseerde kortingen tot en met 2002)

voldoen aan het nmda-beginsel.

Zodoende kan gesteld worden dat alle drie de tariefonderdelen, te weten de aansluitbijdrage,

het vastrecht en de warmteprijs ieder afzonderlijk (tot en met 1999) voldoen aan het nmda-beginsel.

Per 1 januari 2000 is de EPN verder aangescherpt en gebracht op een niveau van 1,0 en naar verwachting per 1 januari 2006 naar een niveau van 0,8. Voor woningen aangesloten op het aardgasnet zullen aanvullende energiebesparende maatregelen nodig zijn. Deze aanvullende maatregelen kunnen ook in woningen aangesloten op warmte worden toegepast, of achterwege worden gelaten. Dit laatste kan omdat een woning aangesloten op warmte in de EPN-wetgeving beter wordt gewaardeerd.

Indien de aanvullende maatregelen ook in de woningen worden toegepast die op warmte

worden aangesloten voldoet de in dit rapport opgenomen aansluitbijdrage, vastrecht en

warmteprijs ieder afzonderlijk aan het nmda-beginsel.

Indien de aanvullende maatregelen niet in de warmtewoningen worden toegepast zal de

hoogte van de aansluitbijdrage, het vastrecht en de warmteprijs afhankelijk zijn van de

“achterwege gelaten maatregelen”. Dit houdt in dat om te blijven voldoen aan het nmda-beginsel er per project voor ieder tariefonderdeel afzonderlijk aparte tarieven moeten worden vastgesteld.

EnergieNed is van mening dat dit in strijd is met het belang van uniformiteit in de

berekeningswijze van warmtetarieven en adviseert dan ook voor 2000 en volgende jaren

uniformiteit te houden in de berekeningswijze van de aansluitbijdrage, het vastrecht en de

warmteprijs en een rentabiliteitsbijdrage te vragen voor die projecten waar dit nodig is. Deze rentabiliteitsbijdrage dient te worden gezien als een extra aansluitbijdrage gerelateerd aan de gemiddelde kosten van vermeden EPN-maatregelen.

1.3

Uitgangspunten voor het tariefadvies van 2006

De rentabiliteitsbijdrage

(= additionele aansluitbijdrage gerelateerd aan de vermeden gemiddelde kosten van EPN-maatregelen)

In verband met de hoge kosten van de aanleg van warmtenetten en de wens het nmda-beginsel voor warmtelevering toe te passen is het niet mogelijk bij de start van nieuwe

projecten een aansluitbijdrage te vragen die kostendekkend is. Toch is het van belang dat

warmteprojecten vanwege de gunstige milieu aspecten worden gerealiseerd.

Door de huidige EPN-wetgeving is ruimte ontstaan voor het vragen van een extra bijdrage

waardoor projecten, eerder dan in het verleden, kostendekkend kunnen worden.

Deze zogenaamde rentabiliteitsbijdrage kan gevraagd worden indien in woningen aangesloten op warmte niet alle energiebesparende maatregelen worden doorgevoerd die wel nodig zouden zijn indien de woning op het aardgasnet zou worden aangesloten. Deze eenmalige bijdrage kan ervoor zorgen dat een warmteproject haalbaar wordt.

(..)

2.1

De rentabiliteitsbijdrage

(= additionele aansluitbijdrage gerelateerd aan de vermeden gemiddelde

kosten van EPN-maatregelen)

De aanscherping van de Energie Prestatie Norm per 1 januari 2000 biedt ruimte voor een extra aansluitbijdrage als aanvullende energiebesparende maatregelen, die nodig zijn voor een woning als deze op het aardgasnet wordt aangesloten, in een woning aangesloten op warmte achterwege gelaten kunnen worden. De mate waarin gebruik wordt gemaakt van deze extra bijdrage wordt aan partijen overgelaten. De hoogte van deze extra bijdrage wordt in de praktijk door concurrentie beïnvloed/beperkt.”

2.11.

[eiser] heeft gewezen op een noot in de overgelegde publicatie van Novem. Uit de context blijkt dat die noot niet zonder meer mede betrekking heeft op (de hoogte van) de rentabiliteitsbijdrage. Uit de geciteerde passages van de Tariefadviezen blijkt dat de hoogte van de rentabiliteitsbijdrage in beginsel te verantwoorden moet zijn volgens het nmda-principe, maar dat zich situaties kunnen voordoen dat de rentabiliteitsbijdrage resulteert in “meer-dan-anders”. In dat geval vindt het project slechts doorgang als de gemeente of de projectontwikkelaar de meerkosten waard vindt in verband met de besparing van primaire energie. In het onderhavige geval is niet bekend of de rentabiliteitsbijdrage resulteert in een “meer-dan-anders”. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter ook niet relevant, gelet op het volgende.

2.12.

Ennatuurlijk heeft aangevoerd dat in de jaren 1998 tot en met 2002 (op instigatie en met instemming van Novem) een kortingspercentage is opgenomen in de Tariefadviezen in verband met de EPN-wetgeving en dat deze korting van 2% tot en met 2002 ook in de wijk Meerhoven is toegepast, maar dat deze vanaf 2003 is vervallen, in overeenstemming met het Tariefadvies van dat jaar, in verband met het feit dat de berekeningswijze van de warmteprijs is gebaseerd op een nieuwe formule waarbij de woningen aangesloten op het gasnet bijna allemaal zijn voorzien van een HR-ketel. Deze stellingen van Ennatuurlijk sluiten aan bij hetgeen hiervoor is geciteerd uit het Tariefadvies van 2006.

2.13.

Het in rekening brengen van de rentabiliteitsbijdrage moet worden beoordeeld naar de stand van zaken in januari 2003, toen [eiser] de overeenkomst met betrekking tot de aansluitbijdrage met (de rechtsvoorganger van) Ennatuurlijk heeft gesloten. Een korting op de warmteprijs is vanaf dat jaar in verband met de aanscherping van de EPN niet meer aan de orde, zo blijkt uit het citaat uit het Tariefadvies 2006.

De hoogte van de aan [eiser] in rekening gebrachte rentabiliteitsbijdrage wordt niet uitsluitend bepaald door het nmda-beginsel, zo blijkt uit de Tariefadviezen, met name paragrafen 1.2, slot, en 2.1 van het tariefadvies 2006. In het geval sprake is van “meer-dan-anders” “zal het project geen doorgang vinden tenzij de gemeente en/of projectontwikkelaar de meerkosten waard vindt in verband met de besparing van primaire energie. In termen van primaire energiebesparing is de woning aangesloten op warmte immers een “betere” dan de vergelijkbare woning aangesloten op het gasnet.”, aldus het Tariefadvies van 2000, en “De mate waarin gebruik wordt gemaakt van deze extra bijdrage wordt aan partijen overgelaten. De hoogte van deze extra bijdrage wordt in de praktijk door concurrentie beïnvloed/beperkt.”, zo luidt het Tariefadvies 2006.

“Partijen” zijn in dit geval kennelijk (de rechtsvoorganger van) Ennatuurlijk en de gemeente Eindhoven geweest. De rechtsvoorganger van Ennatuurlijk heeft aan de gemeente Eindhoven een voorstel gedaan voor de aanleg en exploitatie van een warmtenet voor de locatie Meerhoven. De gemeente heeft gekozen voor het voorstel voor stadverwarming van de rechtsvoorganger van Ennatuurlijk en heeft daarbij ingestemd met het in rekening brengen van de rentabiliteitsbijdrage aan de toekomstige eigenaren/bewoners. Het in rekening brengen van deze bijdrage heeft het (mede) mogelijk gemaakt dat stadsverwarming, zijnde een milieuvriendelijker wijze van verwarmen dan individuele verwarming per woning door middel van gas, aan de bewoners van Meerhoven wordt geleverd.

Niet gesteld of gebleken is dat de door [eiser] en de andere bewoners van Meerhoven betaalde rentabiliteitsbijdrage zo hoog is dat de kosten van stadsverwarming voor hen gemiddeld hoger zijn dat bij het gebruik van aardgas voor individuele verwarming (dus “meer-dan-anders” zijn). Indien de kosten van stadverwarming voor de bewoners van Meerhoven minder dan of gelijk aan “anders” zijn wordt voldaan aan het NMDA-beginsel.

In het geval deze kosten meer dan “anders” zijn, kan de gemeente worden geacht op grond van haar publieke taak te hebben toegezien op de redelijkheid van de hoogte van de rentabiliteitsbijdrage. De gemeente zal bij de beoordeling van het stadsverwarmingsproject de hoogte van de rentabiliteitsbijdrage die de toekomstige bewoners zouden moeten betalen hebben meegewogen. De omstandigheid dat op de aldus tot stand gekomen bijdrage geen toezicht is geweest van een onafhankelijke instantie, is onvoldoende om te concluderen dat de bijdrage niet aan redelijkheidseisen voldoet. De gemeente heeft een publieke taak en kan worden geacht bij de totstandkoming van de overeenkomst met de rechtsvoorganger van Ennatuurlijk mede de belangen van de toekomstige bewoners van Meerhoven te hebben behartigd.

Het feit dat [eiser] geen partij is geweest bij de overeenkomst tussen de rechtsvoorganger van Ennatuurlijk en de gemeente Eindhoven brengt niet met zich dat hij die bijdrage niet verschuldigd is. Het gaat daarbij immers niet om de vraag of hij met (de hoogte van) de bijdrage heeft ingestemd of dat hij betrokken is geweest bij de totstandkoming van (de hoogte van) de bijdrage, maar om de vraag of Ennatuurlijk in redelijkheid, mede in aanmerking genomen het NMDA-beginsel, de bijdragen in rekening heeft kunnen brengen zoals zij heeft gedaan. Zoals uit het hiervoor overwogene volgt wordt die vraag, met de nuancering als onder 2.9. verwoord, bevestigend beantwoord.

2.14.

De conclusie is dat Ennatuurlijk aan [eiser] de bijdragen in rekening heeft mogen brengen zoals zij heeft gedaan, dat zij geen dubbele kosten in rekening heeft gebracht en brengt en dat [eiser] geen onverschuldigde betalingen aan Ennatuurlijk heeft gedaan. De vorderingen worden daarom afgewezen.

2.15.

In verband met hetgeen hiervoor onder 2.9. is overwogen zullen de kosten van de procedure worden gecompenseerd als na te melden.

3 De beslissing

De kantonrechter:

wijst de vorderingen af;

compenseert de kosten van de procedure, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2015.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.