Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2016 te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de
gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een tankstation aan of bij [adres 2] , aldaar, een hoeveelheid brandstof (te weten: 39,01 liter benzine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de
gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een benzinestation aan of bij [adres 3] , aldaar, een hoeveelheid
brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [bedrijfsnaam 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 28 december 2015 te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de
gemeente Opsterland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een benzinestation gelegen aan of bij [adres 4] , een hoeveelheid brandstof,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 25 december 2015 te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de
gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een tankstation aan of bij de [adres 5] , aldaar, een hoeveelheid brandstof (te weten: 36 liter benzine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijfsnaam 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5. (parketnummer 18/730066-16)
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2015 tot en met 19 oktober 2015 te
[pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Smallingerland, meermalen, althans eenmaal,
zijn (zwangere) echtgenoot, [vrouw verdachte] , heeft mishandeld door haar (telkens) tegen de benen en/of in de buik te schoppen en/of tegen haar achterwerk, althans tegen het lichaam, te trappen en/of haar met haar zwangere buik tegen een (ijzeren) hek en/of tegen een
paaltje te duwen/drukken.
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij de verklaring van verdachte dat hij vergeten was te betalen ongeloofwaardig acht, nu verdachte in dezelfde week meermalen heeft getankt zonder te betalen.
Met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd en dan resteert slechts de verklaring van het slachtoffer. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat hij ten aanzien van het onder 1., 2., 3. en 5. ten laste gelegde het standpunt van de officier van justitie deelt.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken nu het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening ontbreekt. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte dat hij is vergeten de brandstof af te rekenen, een geloofwaardige verklaring is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1., 2, en 3. bewezen verklaarde met een opgave van de volgende bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2016;
Met betrekking tot feit 1.voorts
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 januari 2016, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier met nummer 2015383566 d.d. 8 januari 2016, inhoudende de verklaring van [persoon 1] namens [bedrijfsnaam 1] .
Met betrekking tot feit 2. voorts
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 31 december 2015, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier met nummer 2015383566 d.d. 8 januari 2016, inhoudende de verklaring van [persoon 2] namens [bedrijfsnaam 2] .
Met betrekking tot feit 3. voorts
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 januari 2016, opgenomen op pagina 35 e.v. van het dossier met nummer 2015383566 d.d. 8 januari 2016, inhoudende de verklaring van [persoon 3] namens [bedrijfsnaam 3] .
Met betrekking tot feit 4.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij op 25 december 2015 is vergeten de getankte brandstof af te rekenen, ongeloofwaardig is. De rechtbank baseert dit oordeel op het feit dat verdachte geen enkele moeite heeft gedaan het verschuldigde bedrag alsnog te betalen of een betalingsregeling te treffen, op het feit dat verdachte in ieder geval kort na 25 december 2015 nog drie keer heeft getankt zonder te betalen, welke feiten verdachte ondubbelzinnig heeft bekend en op het feit dat hij op 18 november 2015 veroordeeld is ter zake van onder meer driemaal tanken zonder te betalen. Bovendien heeft verdachte op 7 januari 2016 toen hij bij de politie over dit feit werd gehoord, verklaard: "Weet je wat het mooie is van tanken zonder te betalen? Dat je geen belasting hoeft te betalen bij de rechtbank." De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verdachte wel degelijk het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening had en verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 24 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 25 december 2015 heb ik in [pleegplaats 1] getankt. Ik ben weggereden zonder de benzine te betalen. Ik reed in mijn [automerk] met kenteken [kenteken] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 december 2015, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier met nummer 2015383566 d.d. 8 januari 2016, inhoudende als aangifte van [persoon 4] namens [bedrijfsnaam 4] :
Ik doe aangifte van tanken zonder te betalen. Ik ben exploitant van tankstation [bedrijfsnaam 4] aan de [adres 5] te [pleegplaats 1] en gerechtigd tot het doen van deze aangifte. Op 25 december 2015, is er bij mijn tankstation getankt zonder te betalen. Dit is gebeurd door de bestuurder van een [automerk] met kenteken [kenteken] . De bestuurder van deze auto heeft 36 liter brandstof getankt, namelijk 98 ongelood.
Met betrekking tot feit 5. (parketnummer 18/730066/16)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 5. ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 januari 2016 te of bij [pleegplaats 1] , in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een tankstation aan [adres 2] , aldaar, een hoeveelheid brandstof, te weten: 39,01 liter benzine, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] ;
2.
hij op 30 december 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een benzinestation aan [adres 3] , aldaar, een hoeveelheid brandstof, toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] ;
3.
hij op 28 december 2015 te [pleegplaats 2] , in de gemeente Opsterland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een benzinestation gelegen aan [adres 4] , een hoeveelheid brandstof, toebehorende aan [bedrijfsnaam 3] ;
4.
hij op 25 december 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bij een tankstation aan [adres 5] , aldaar, een hoeveelheid brandstof, te weten: 36 liter benzine, toebehorende aan [bedrijfsnaam 4] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat nu de feiten 1., 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is. Oplegging van reclasseringstoezicht is niet nodig, nu verdachte in een andere zaak al onder toezicht van de reclassering is geplaatst. Verdachte staat inmiddels op een wachtlijst bij Zienn en er wordt gekeken of hij kan deelnemen aan het Limor-traject.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich viermaal schuldig gemaakt aan diefstal. In alle gevallen ging het om het tanken van brandstof zonder te betalen. Met zijn gedragingen heeft verdachte laten zien weinig respect te hebben voor andermans eigendom. Voorts heeft hij de slachtoffers schade toegebracht. De onderhavige feiten zijn door verdachte gepleegd omdat hij financiële problemen had. Verdachte heeft aldus louter uit persoonlijk gewin gehandeld en heeft op geen enkel moment gedacht aan de gevolgen voor de rechthebbenden.
Uit de documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en hij loopt nog in een proeftijd. Op 18 november 2015 is verdachte door de politierechter voor -onder meer- brandstofdiefstallen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag en een taakstraf.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte sinds begin dit jaar als veelpleger te boek staat. Er is bij verdachte sprake van ernstige gedragsproblematiek. Hij is inmiddels gediagnosticeerd met ADHD, Gilles de la Tourette en een dysthyme stoornis, waarbij in de persoonlijkheid kenmerken van een borderline stoornis en van een antisociale persoonlijkheidsstoornis werden gesignaleerd. Daarnaast is er sprake van een verstandelijke beperking. Of middelengebruik een rol speelt in de algehele situatie, kan de reclassering niet inschatten nu verdachte hier niet open in is. Verdachte heeft geen probleembesef en zelfinzicht, en stond niet open voor een hulpverleningstraject en/of medicatie. Plaatsing in een gestructureerde woonvorm gericht op de doelgroep licht verstandelijk beperkten met ernstige gedragsproblemen is geïndiceerd, maar verdachte weigert waar dan ook aan mee te werken.
De reclassering schat het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden beide als hoog in en adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij thans wel open staat voor hulp. Hij heeft een paar gesprekken gehad bij Limor en staat op een wachtlijst bij Zienn. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij hoopt dat hij zijn leven zo snel mogelijk weer op orde kan krijgen en dat hij aan zichzelf wil werken, mede in het belang van zijn dochter.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte de kans, die hem op 18 november 2015 door de politierechter is gegeven, niet heeft gepakt en is doorgegaan met zijn strafbare handelingen. De rechtbank zal derhalve aan verdachte overeenkomstig de door de officier van justitie geformuleerde eis een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opleggen.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door D. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2016.
w.g.
|
Lootsma-Oude Nijeweme
|
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
|
|
Sikkema
|
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
|
|
De Wit
|
locatie Leeuwarden,
|
|
Postma-Westerhof
|
|