RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
zaak-/rolnummer.: 4858347 / AR VERZ 16-45
4921505 / AR VERZ 16-61
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671 lid 1 BW en artikel 7:686 lid 3 BW d.d. 26 april 2016
verbeterd bij herstelbeschikking van 18 mei 2016
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Transship Management B.V.,
hierna te noemen: Transship,
statutair gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te 7811 ME Emmen, Westeind 54,
verzoekster in de zaak van het verzoek,
verweerster in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. K. Weijers,
[verweerster] ,
hierna te noemen: [verweerster] ,
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster in de zaak van het verzoek,
verzoekster in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. N. Entzinger.
Partijen zullen hierna Transship en [verweerster] worden genoemd.
1 Het procesverloop
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
Transship heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, ingekomen ter griffie op 26 februari 2016. [verweerster] heeft op 21 maart 2016 een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 29 maart 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Transship bij brief van 24 maart 2016 nog stukken toegezonden.
1.3.
Deze mondelinge behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de comparitie van partijen in verzetzaak onder zaaknummer 4637170 / CV EXPL 15-9425, inzake de vordering van [verweerster] tot betaling van de wettelijke verhoging over te laat betaald salaris.
De gemachtigde van [verweerster] heeft bij die gelegenheid verzocht om uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Transship heeft laten weten geen bezwaar tegen die eisvermeerdering te maken.
1.4.
Vervolgens is bepaald dat een beslissing zal worden gegeven.
2 De feiten
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
[verweerster] , geboren [geboortedatum verweerster] 1963, is op 1 juli 2005 in dienst getreden bij Transship. De laatste functie die [verweerster] vervulde, is die van assistente/secretaresse (volgens Transship) dan wel operations controller assistent fleetmanager (volgens [verweerster] ), met een salaris van € 3.240,00.
2.2.
Transship is een scheepsmanagementkantoor, gevestigd te Emmen. Zij is een 100 % dochteronderneming van Transship C.V., die onderdeel uitmaakt van de Duitse rederijgroep Intersee Schiffahrtsgesellschaft GmbH & Co.KG (de Intersee group). In 2000 werden er 10 zeeschepen “gemanaged” door Transship, op dit moment nog 2. Transship heeft de afgelopen jaren meerdere werknemers ontslagen. Uiteindelijk waren alleen [verweerster] , één andere collega en de directeur van Transship, de heer [directeur verzoekster] , nog over.
2.3.
Transship heeft een achterstand laten ontstaan in de afdracht van pensioenpremies en regelmatig het salaris van [verweerster] te laat overgemaakt. Bij brieven van 8 juli en 6 augustus 2014 heeft mr. L. Sandberg namens [verweerster] Transship gesommeerd over te gaan tot betaling van de achterstallige pensioenpremies aan Interpolis, om per direct achterstallig salaris aan [verweerster] over te maken en om het salaris voortaan tijdig te betalen. [verweerster] heeft zich daarbij het recht voorbehouden voorbehouden om de wettelijke rente en verhoging te verhalen.
2.4.
Bij brief d.d. 8 september 2014 heeft [verweerster] opnieuw verzocht om afdracht van de pensioenpremies.
2.5.
Bij e-mailbericht d.d. 15 september 2014 heeft Transship aangegeven een betalingsregeling te hebben getroffen met Interpolis. Dit is in een e-mail d.d. 23 september 2014 in een e-mail van Interpolis bevestigd. In de betalingen van de premies is nadien wederom een achterstand ontstaan.
2.6.
[verweerster] is in 2014/2015 enige tijd uitgevallen met knieproblemen. Omdat Transship op een zeker moment geen Nederlandse bankrekening had, heeft de Nederlandse verzuimverzekeraar ("De Amersfoortse") ziektegelduitkeringen voor Transship op de bankrekening van [verweerster] overgemaakt. [verweerster] heeft in dat kader begin juli 2015 een bedrag van € 5.193,66 netto van de Amersfoortse ontvangen. Aangezien op 14 juli 2015 nog steeds haar salaris over juni 2015 en haar vakantiegeld niet was voldaan, is [verweerster] overgegaan tot verrekening. De gemachtigde van [verweerster] , mr. Entzinger, heeft dit aan Transship meegedeeld en Transship is daarmee akkoord gegaan.
2.7.
Op 15 juli 2015 heeft [verweerster] zich ziek gemeld in verband met psychische klachten. De bedrijfsarts heeft in een probleemanalyse d.d. 10 augustus 2015 geadviseerd om een traject te starten bij QS Management.
2.8.
Bij brief d.d. 10 augustus 2015 heeft mr. Entzinger Transship meegedeeld, dat [verweerster] opnieuw over zal gaan tot verrekening van niet ontvangen salaris met de verzuimuitkering. Voorts heeft hij Transship meegedeeld dat het resterende bedrag van
€ 1.026,13 zal worden ingehouden en verrekend als wettelijke verhoging. Transship is verzocht en voor zover nodig gesommeerd om daarnaast nog € 13.468,03 aan [verweerster] te voldoen ter zake van wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW. Bij de brief is tevens een concept kortgedingdagvaarding gevoegd.
2.9.
Op 13 augustus 2015 heeft Transship [verweerster] meegedeeld wegens bedrijfseconomische omstandigheden tot beëindiging van haar dienstverband over te gaan. Dit is in een brief d.d. 19 augustus 2015 schriftelijk bevestigd. In die brief staat dat de functie van [verweerster] vanwege de marktomstandigheden waarin Transship de laatste jaren verkeert met ingang van 1 september 2015 zal komen te vervallen en dat haar werkzaamheden - die aldus Tranship in de afgelopen jaren zowel qua omvang als qua complexiteit substantieel afgenomen zijn - zullen worden verdeeld over [directeur verzoekster] en de heer [medewerker] en dus ook deels vanuit het kantoor van Intersee in Duitsland zullen worden verricht. Transship schrijft verder:
"Omdat wij volgens de wet verplicht zijn om jou gedurende jouw arbeidsongeschiktheid te re-integreren, maar daartoe binnen de onderneming van Transship Management B.V. geen reële of concrete mogelijkheden meer hebben/zien, zullen wij de door ons ingeschakelde arbodienst Marbo/Keerpunt vragen om re-integratie in het tweede spoor op te starten, temeer nu jij via jouw advocaat hebt aangegeven op dit moment niet open te staan voor een minnelijke regeling (…).
Omdat wij, mede gezien de wezenlijk afgenomen omvang en complexiteit van de tot jouw functie behorende werkzaamheden, verbaasd zij over het oordeel van de bedrijfsarts daar waar in de probleemanalyse gesproken wordt over beperkingen in tijds- en tempodruk, hebben wij UWV inmiddels om een deskundigenoordeel gevraagd. (…)
Tot slot hebben wij kennis genomen van jouw vorderingen voor wat betreft de wettelijke verhogingen naar aanleiding van de structureel te late betalingen van jouw salaris sinds 2013. Ook deze vorderingen hebben ons zeer verbaasd. (je wist dat de te late salarisbetaling voortkwamen uit de voortdurend precaire financiële situatie waarin Transship als een aantal jaren verkeert). De door jou gepretendeerde vorderingen zetten de arbeidsrelatie daarnaast onnodig onder druk. (…)
Los daarvan kunnen wij weinig waardering opbrengen voor de eenzijdige verrekening van de op ons verzoek wegens opheffen van de bankrekening van Transship op jouw bankrekening uitgekeerde verzekeringspenningen van de Amersfoortse met de beweerdelijk verschuldigde wettelijke verhoging. Voor wat betreft de salarisbetaling over de maand augustus zullen wij de (netto) hoogte van het te betalen salaris verrekenen met het nog door jou aan Transship verschuldigde bedrag van EUR 1.026,13. (…) Daarnaast wijzen we er voor de goede orde op dat er binnen Transship Management B.V. op dit moment volstrekt onvoldoende middelen zijn om de door jou gepretendeerde vordering van EUR 13.468,03 te voldoen. Het voeren van een kort geding of andere procedure ter verkrijging van betaling zal dus ook vanuit dat oogpunt volstrekt zinloos blijken. We vertrouwen erop dat je dan ook zal afzien van het nemen van gerechtelijke stappen op dit vlak."
2.10.
In een deskundigenoordeel d.d. 17 september 2015 heeft het UWV opgetekend dat duidelijk is dat er sprake is van arbeidsgerelateerde problematiek en dat de grens tussen normale spanningsklachten ten gevolge van de problematiek die niet als ziekte bestempeld moet worden, en meer uitgesproken stressgerelateerde problematiek waarbij wel ziekte gesteld moet worden, niet altijd helder is. De verzekeringsarts schrijft dat hij in dit geval tot de conclusie komt dat er naast de arbeidsgerelateerde problematiek ook gesteld kan worden dat er sprake is van ziekte. Hij licht toe:
"Spanningsklachten namen dermate toe dat dit escaleerde in controleverlies, zij meldde zich ziek en bezocht te huisarts."
De verzekeringsarts concludeert dat [verweerster] per 15 juli 2015 niet (volledig) geschikt is voor eigen werk en verwacht dat de functionele mogelijkheden bij adequate behandeling en ondersteuning op korte termijn (binnen 3 maanden) wezenlijk zullen toenemen.
2.11.
Bij dagvaarding d.d. 23 september 2015 heeft [verweerster] de onder 1.3. genoemde bodemprocedure aanhangig gemaakt. Transship is bij verstekvonnis d.d. 21 oktober 2015 bij verstek veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.377,71 ter zake van wettelijke verhoging, vermeerderd met rente en kosten. Transship is in verzet gekomen tegen dit vonnis.
2.12.
Op 1 oktober 2015 heeft [verweerster] opnieuw de bedrijfsarts bezocht. Daarbij is gesproken over het starten van een traject bij QS management. Dit traject betreft een interventie op sociaal medisch gebied, zoals burn-outtraining. Omdat Transship niet voor de kosten daarvan verzekerd bleek te zijn, heeft [verweerster] dat traject zelf opgestart en bekostigd.
2.13.
Op 26 november 2015 heeft [verweerster] nogmaals de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft vastgesteld, dat er nog sprake is van ziekte op medische gronden, dat [verweerster] zelf een traject is opgestart dat voldoet, dat er besprekingen zijn geweest om te komen tot een vaststellingsovereenkomst maar dat die nog niet tot een overeenkomst hebben geleid en dat de klachten zullen blijven bestaan zolang de situatie niet wordt opgelost. De bedrijfsarts heeft geadviseerd een mediationtraject in te gaan.
2.14.
Transship heeft een andere Arbodienst ingeschakeld. De hieraan verbonden bedrijfsarts heeft bij brief d.d. 4 februari 2016 vastgesteld dat naast een lopende behandelinterventie ook een traject gericht op het oplossen van de werkgerelateerde problemen essentieel is, omdat het voortduren daarvan het verdere herstel van [verweerster] belemmert. Bij brief d.d. 23 februari 2016 heeft hij geconcludeerd dat ondanks de op zich adequate behandelinterventie, het herstel stagneert vanwege het voortduren van spanningen rondom de werkgerelateerde problemen en dat essentieel is dat deze in onderling overleg worden besproken en opgelost.
2.15.
Bij brief d.d. 8 februari 2016 heeft mr. A. Kootstra, mediator, partijen bevestigd dat er een einde is gekomen aan het mediationtraject zonder dat er overeenstemming is bereikt.
6 De beoordeling
in de zaak van het verzoek
6.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
6.2.
De kantonrechter stelt vast, dat partijen van mening verschillen over de benaming van de functie van [verweerster] . In het door Transship overgelegde overzicht van functies binnen Transship luidt de functiebenaming "assistance". De door [verweerster] genoemde werkzaamheden, die zij zou hebben verricht, zijn door Transship niet dan wel onvoldoende weersproken. Ook staat vast, dat [verweerster] een unieke functie had binnen het bedrijf, in die zin, dat zij geen collega had, die dezelfde werkzaamheden verrichtte. De kantonrechter is dan ook van oordeel, dat de functiebenaming verder in het midden kan blijven, nu dit voor de vraag of er al dan niet ontbonden moet worden niet ter zake doet.
6.3.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
6.4.
Transship heeft aan het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair ten grondslag gelegd dat sprake is van – kort gezegd – een bedrijfseconomische reden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel a, BW. Zoals door Transship zelf ook gesteld, moet zij, gelet op artikel 7:671a lid 1, BW, in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW, voor een ontslag op die grond (eerst) toestemming vragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Er is echter sprake van een opzegverbod in de zin van art. 7:670 aanhef lid 1 BW, omdat [verweerster] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte en er (kennelijk) geen sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 670a lid 3 BW. Onder die omstandigheden zal het UWV geen toestemming verlenen voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] .
Transship stelt, dat nu de procedure bij het UWV geblokkeerd is, van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten, gelet op het feit dat de functie van [verweerster] al geruime tijd is komen te vervallen in combinatie met de precaire financiële situatie van Transship. Zij doet daarom een beroep op art. 669 lid 3 sub h BW.
[verweerster] verzet zich hiertegen.
6.5.
De kantonrechter overweegt, mede op grond van de overgelegde stukken, dat er vooralsnog voldoende aanwijzingen zijn dat zonder de ziekte van [verweerster] , het verzoek om toestemming om [verweerster] te ontslaan wegens bedrijfseconomische omstandigheden zal worden toegewezen. Transship is de laatste jaren teruggaan van 10 naar 2 schepen, heeft vrijwel al haar personeel ontslagen en heeft blijkens de overgelegde financiële stukken de afgelopen jaren - evenals de Transship Management CV - de afgelopen jaren aanzienlijk verlies gemaakt. De CV heeft volgens voorlopige cijfers in 2014 € 587.000,00 en in 2015 (voor afschrijving) € 1,6 miljoen verlies geleden; Transship zelf in beide jaren ongeveer
€ 200.000,00. [verweerster] merkt weliswaar op dat de cijfers niet van een accountantsverklaring zijn voorzien, maar bevestigt dat de financiële niet florissant is. Dat deze zich op korte termijn zal verbeteren, is gemotiveerd door Transship weersproken. Zij hoopt weliswaar nieuwe investeerders te kunnen interesseren maar die zijn nog niet gevonden.
[verweerster] heeft nog aangevoerd, dat er wel een nieuwe boekhouder is aangenomen, zodat niet valt in te zien dat haar functie niet behouden kan blijven. Transship heeft echter voldoende toegelicht dat deze medewerker in de plaats is gekomen van de vorige boekhouder en met name werkzaamheden uitvoert die [verweerster] niet verrichtte en wel moeten worden gedaan. [verweerster] heeft ook erkend dat de financiële administratie niet tot haar takenpakket behoort.
6.6.
Hoewel de kantonrechter onderkent dat de ziekte van [verweerster] Transship voor problemen plaatst bij het doorvoeren van kostenbesparende maatregelen, kunnen de door Transship genoemde bedrijfseconomische omstandigheden niet tot ontbinding leiden. De kantonrechter is van oordeel, dat nu de werkgever uitdrukkelijk opzegging van de arbeidsovereenkomst in geval van bedrijfseconomische omstandigheden tijdens ziekte
- althans de eerste twee jaar - heeft uitgesloten, ontbinding niet alsnog op de "h-grond" kan worden uitgesproken. Daarmee zou immers aan de bedoeling van de wet worden voorbijgegaan. Dat geldt ook indien - zoals aldus Transship hier het geval is - een arbeidsconflict aan herstel en re-integratie in de weg lijkt te staan. Indien die situatie zich voordoet en de werknemer daarvan een voldoende verwijt kan worden gemaakt, zal niet de "h-grond" maar de "e-grond" van artikel 7:669 lid 3 BW, in combinatie met artikel 7:671b, lid 5 BW uitkomst moeten bieden. Dat [verweerster] onvoldoende aan herstel en re-integratie meewerkt is overigens gesteld noch gebleken.
Transship heeft in dit kader nog verwezen naar een recente uitspraak van de kantonrechter Den Haag waarin de "h-grond" werd toegepast in een geval waarin de formele werkgever de arbeidsovereenkomst met een werkneemster wilde te beëindigen omdat de feitelijke werkgever werd opgeheven (ECLI:NL:RBDHA:2016:260). De kantonrechter is van oordeel die zaak geen vergelijkbaar situatie betreft.
6.7.
Subsidiair heeft Transship zich op het standpunt gesteld, dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat in redelijkheid niet van Transship gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verweerster] voort te zetten.
Hetgeen Transship daartoe heeft aangevoerd, te weten instellen van een procedure door [verweerster] over de wettelijke verhoging, het rauwelijks starten daarvan en het weigeren om in te stemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, levert geen redelijke grond op voor ontbinding als bedoeld in art. 7:669 lid 3, onderdeel g BW. Het moge onaangenaam zijn voor Tranship dat [verweerster] een wettelijke verhoging vordert en gezien haar financiële positie ook weinig 'redelijk' lijken, maar nu Transship haar salaris structureel te laat betaalde (en [verweerster] kennelijk ook niet informeerde), stond en staat het [verweerster] vrij om in rechte een wettelijke verhoging te vorderen. Dat [verweerster] in het verleden begrip heeft getoond voor de financiële situatie van Transship maakt dat niet anders. Van rauwelijks dagvaarden is geen sprake, nu in juli 2015 over de vordering is gecorrespondeerd en Transship een concept-dagvaarding is toegestuurd. Dat de nadien uitgebrachte dagvaarding Transship niet heeft bereikt kan - althans in dit kader - niet aan [verweerster] worden toegerekend.
De weigering van [verweerster] om tijdens haar arbeidsongeschiktheid mee te werken aan beëindiging van haar dienstverband kan (vanzelfsprekend) evenmin leiden tot ontbinding vanwege een verstoorde verhouding. Uit de stukken wordt overigens ook niet duidelijk dat Transship zich voldoende heeft ingespannen om de verhouding met [verweerster] te verbeteren.
Dat er een conflict is tussen partijen staat, gelet op de verslagen van de bedrijfsarts, wel vast, maar dat conflict kan niet los gezien worden van de wijze waarop Transship zelf heeft geacteerd. Transship kan dat dan ook niet aan [verweerster] tegenwerpen.
6.8.
De conclusie is dat de door Transship naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond opleveren voor ontbinding zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel h dan wel g, BW. De kantonrechter zal daarom het verzoek van Transship afwijzen en de arbeidsovereenkomst niet ontbinden. Zij merkt daarbij overigens op dat het ook in belang van [verweerster] lijkt te zijn dat partijen een oplossing voor de toekomst vinden.
6.9.
De proceskosten komen voor rekening van Transship, omdat zij ongelijk krijgt, tot op heden aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 500,00 aan salaris gemachtigde
(2 punten van het liquidatietarief kanton).
in de zaak van het tegenverzoek
6.10.
Het verzoek van [verweerster] om toekenning van een billijke vergoeding, behoeft niet te worden behandeld, omdat dit verzoek voorwaardelijk is gedaan voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Datzelfde geldt voor het verzoek met betrekking tot een transitievergoeding.
6.11.
De verzoeken onder I a en b zullen - voor zover nog nodig - worden toegewezen. Transship heeft ter zitting weliswaar aangevoerd, dat de achterstand met een betalingsregeling geheel is ingelopen, maar dit is door [verweerster] betwist en Transship heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de achterstand inmiddels volledig is voldaan. De kantonrechter zal Transship voor het overleggen van een verklaring van Interpolis een iets langere termijn gunnen (vier weken) en de gevorderde dwangsom matigen en maximeren als in het dictum bepaald.
6.12.
De proceskosten komen voor rekening van Transship, omdat zij ongelijk krijgt. De kosten aan de zijde van [verweerster] tot heden worden vastgesteld op € 500,00 aan salaris gemachtigde plus - zoals gebruikelijk in kantonzaken - € 100,00 aan nakosten. De wettelijke rente bij niet tijdige betaling is onbetwist en zal worden toegewezen.
7 De beslissing
in de zaak van het verzoek
1. wijst de verzochte ontbinding af;
2. veroordeelt Transship in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 500,00;
3 verklaart proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak van het tegenverzoek
4. veroordeelt Transship tot betaling van de achterstallige pensioenpremies
aan Interpolis ten behoeve van [verweerster] , binnen veertien dagen na de dag van betekening van deze beschikking;
5. veroordeelt Transship om binnen vier weken na de dag van betekening van deze beschikking aan [verweerster] een door Interpolis verstrekte schriftelijke en ondertekende verklaring te verstrekken waaruit blijkt dat Transship aan de hiervoor onder 4. genoemde verplichting heeft voldaan, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 150,-- per dag voor iedere dag dat Transship hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 3.000,--;
6. veroordeelt Transship in de kosten van het tegenverzoek, tot heden aan de zijde van [verweerster] begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde;