Namens verdachten is een verzoek gedaan om een contra-expertise van de rapportage door het Pieter Baan Centrum (PBC). De officier van justitie heeft aangegeven het belang van een contra-expertise te zien en zich hierin te kunnen vinden. De rechtbank ziet aanleiding om, mede gelet op de aan de orde zijnde grote belangen, een contra-expertise te gelasten.
De vraag rijst vervolgens of dit een contra-expertise dient te zijn op basis van een onderzoek door middel van observatie in een klinische setting, vergelijkbaar aan het onderzoek zoals dat door het PBC is verricht, zoals namens verdachten is verzocht, of dat moet worden volstaan met een contra-expertise door ambulante deskundigen die verdachte in de PI bezoeken.
Daartoe dient eerst te worden vastgesteld of een contra-expertise door middel van een klinische observatie tot de mogelijkheden behoort. Zijdens de verdediging is aangegeven, dat een dergelijk onderzoek plaats kan vinden binnen de PI Vught binnen de afdeling ZISZ ( Zeer Intensieve en Specialistische Zorg). De verdediging heeft daarbij gerefereerd aan correspondentie met het ZISZ die zij op verzoek kon overleggen.
Deze correspondentie blijkt te bestaan uit een mailbericht van de vestigingsdirecteur van de PPC-unit waaronder het ZISZ valt. De vestigingsdirecteur schrijft onder andere het volgende: “We staan zeker open om te kijken of we medewerking zouden kunnen verlenen aan een verzoek indien dit vanuit de lijn wordt gedaan”. Anders dan de indruk die door de verdediging ter terechtzitting is gewekt, is de inhoud van dit mailbericht niet zodanig stellig dat de rechtbank op grond daarvan kan overgaan tot het aanwijzen van het ZISZ als instelling waar de klinische observatie dient plaats te vinden.
De rechtbank ziet zich thans genoodzaakt eerst advies te vragen aan het NIFP of er mogelijkheden zijn tot een contra-expertise door middel van observatie in een klinische setting, vergelijkbaar met de situatie binnen het PBC, voordat zij over een klinische observatie van verdachte zal beslissen. Het NIFP kan bij deze advisering de door de verdediging genoemde mogelijkheid betrekken. Het is afhankelijk van de uitkomst van dit advies welke deskundigen vervolgens zouden moeten worden benoemd. De rechtbank zal hierover een beslissing nemen na ontvangst van het advies van het NIFP.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris met het verzoek een advies te vragen aan het NIFP met betrekking tot de mogelijkheid van observatie in een klinische setting buiten het PBC.