[de werknemer] voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
[de werknemer] ontkent dat sprake is van disfunctioneren. Als al sprake is van een verstoorde verhouding dient deze voor rekening en risico van RIBW te komen.
[de werknemer] voelt zich in de afgelopen periode in teamverband geslachtofferd. Zij is weggepest bij RIBW, aangerand door een collega en af- en weggeschreven door RIBW.
In 2014 is er een agressietraining door RIBW georganiseerd en gehouden. Tijdens deze training – waarbij vertrouwelijkheid is afgesproken – heeft [de werknemer] haar emotionele levensverhaal verteld. Kort daarop bleek haar dat een van haar collega’s de vertrouwelijkheid had geschonden, zodat het levensverhaal van [de werknemer] op straat kwam te liggen. Toen [de werknemer] zich hierover ging beklagen, keerde zich dit tegen haar. Bovendien bleek haar dat zij iemand in vertrouwen had genomen – een mevrouw [X] – die de indruk had gewekt vertrouwenspersoon bij RIBW te zijn, maar dit achteraf niet bleek te zijn. Zij was een P&O functionaris die uiteindelijk – met een collega van P&O – heeft aangestuurd op ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
RIBW wilde niet naar [de werknemer] luisteren en nam haar niet serieus.
Ook werden er sinds april 2014 avances gemaakt door een collega van [de werknemer] . Na verloop van tijd werd door deze collega de vertrouwelijkheid geschonden en begonnen de pesterijen aan het adres van [de werknemer] . Het werd van kwaad tot erger en tot overmaat van ramp werd [de werknemer] aangerand door deze collega. [de werknemer] maakte hier melding van bij RIBW. Het resultaat van de melding was, dat aan [de werknemer] een vaststellingsovereenkomst werd aangeboden, die door haar is geweigerd.
[de werknemer] legt zich niet neer bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ze wil op een andere locatie aan het werk, maar dan wel in overleg met de externe vertrouwenspersoon.
Wat [de werknemer] RIBW ook kwalijk neemt, is dat niet voldoende kenbaar is gemaakt, dat een externe vertrouwenspersoon bestond.