7.2
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verdachte, bij een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, gelet op zijn leeftijd en gelet op het feit dat hij first offender is, niet moet worden veroordeeld tot gevangenisstraf. De raadsman stelt dat de verdachte wel kan worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en een andere door de rechtbank te bepalen hoofdstraf, niet zijnde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een ernstig verkeersongeluk veroorzaakt door bij een kruising van wegen een rood stoplicht niet op te merken, zonder af te remmen door te rijden en vervolgens tegen een overstekende racefietser aan te rijden. De rechtbank is van oordeel dat de handelswijze van de verdachte als een ernstige verkeersfout kan worden aangemerkt.
Door het ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, wat – naast intensieve en langdurige behandeling in een ziekenhuis – een lang verblijf in een revalidatiecentrum nodig heeft gemaakt. Het ligt in de lijn der verwachting dat het slachtoffer nog lange tijd en wellicht blijvend nadeel zal ondervinden van de gevolgen van de aanrijding.
Uit het dossier en uit het verhandelde op de terechtzitting is gebleken dat de verdachte ook zelf gebukt gaat onder het door hem veroorzaakte leed en dat hij zich meermalen op de hoogte heeft laten stellen van de toestand van het slachtoffer.
In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank meewegen dat hij nog voor aanvang de zitting op 1 juli 2013 een schadevergoeding heeft betaald aan het slachtoffer ten behoeve van de aanschaf van een speciale stoel waarvoor tot op heden geen uitbetaling van een verzekeraar heeft plaatsgevonden. Ook eventuele meerkosten voor de speciale stoel is verdachte bereid te betalen.
Eveneens weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij niet eerder terzake enig feit met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden is. Gelet op de leeftijd van de verdachte en het feit dat hij first offender is zal de rechtbank de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen.
De benadeelde partij[slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 4751,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De gemachtigde van de benadeelde, mevrouw [slachtoffer 1] heeft op de terechtzitting van 1 juli 2013 naar voren gebracht dat de vordering met een bedrag van
€ 450,- dient te worden verhoogd, nu de prijs van de speciale stoel, waar de schade op ziet, inmiddels met dat bedrag is verhoogd.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de schade voor een bedrag van € 1000,- door de verzekering van de benadeelde partij wordt vergoed en dat het restant bedrag door de verdachte reeds vóór aanvang van terechtzitting op 1 juli 2013 door de verdachte is overgemaakt naar de benadeelde partij.
De behandeling van het overige – mondeling - gevorderde levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, aangezien daarvan geen schriftelijke onderbouwing aanwezig was, nog daargelaten dat partijen nog bezig zijn met de civiele afwikkeling van de schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij op deze gronden niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan zich desgewenst verder tot de burgerlijke rechter wenden.