RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Uitspraakdatum: 13 december 2013
Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen
[X]
, gevestigd te[Z], eiseres,
gemachtigde: F.C. van der Aar,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor ’s-Hertogenbosch, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Eiseres heeft met dagtekening 31 juli 2012 verzocht om op de voet van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr) te worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi).
Verweerder heeft bij beschikking van 18 september 2012 het verzoek van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 maart 2013 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2013. Namens eiseres is daar verschenen haar gemachtigde, tot bijstand vergezeld van [A]. Namens verweerder zijn verschenen M.H.J. van Orsouw, R.C.H. van Kaam, H.R.B. Milar en M. van Eeken.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
Eiseres is exploitant van twee zwembaden, [B] te [plaats 1] en [C] te [plaats 2].
2.2.
De statutaire doelstelling van eiseres luidt als volgt:
“De stichting heeft ten doel de exploitatie zonder winstoogmerk van twee of meerdere zwem- en recreatiebaden in de gemeente [plaats 1], zulks ter bevordering van de volksgezondheid, de zwemsport en de zweminstructie en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.”
2.3.
Eiseres huurt [B] van de gemeente [plaats 1] en ontvangt een jaarlijkse exploitatiesubsidie op basis van de begroting en jaarrekening. [B] is een overdekt zwem- en recreatiebad en bestaat uit een doelgroepenbad, een wedstrijdbad en een recreatiebad. Het recreatiebad heeft onder meer een 72 meter lange waterglijbaan, een rivier, een wildwaterkreek, een uitzwembassin, whirlpools, kruidenbaden, stoomcabines, een horecagelegenheid en (voor de zomer) een buitenterras met peuter- en kleuterbad.
2.4.
Eiseres is eigenaar van de grond en opstallen van [C] en ontvangt een meerjarige geïndexeerde budgetsubsidie. [C] is een openluchtzwembad met een wedstrijdbad, een speelbad, een peuterbad en een speelweide met diverse speeltoestellen. Het zwembad heeft een waterspeeltuin en een waterglijbaan van 25 meter.
2.5.
[B] biedt blijkens de website www.[B].nl onder meer de volgende activiteiten aan:
Categorie Recreatie en ontspanning
- Familiezwemmen
- Discozwemmen
- Mini Disco
- Kinderfeestje
- Eetcafé [B]
- Zonnebanken
- Babymassage
Categorie Sportief en gezond
- Aquajoggen
- Aquarobics
- Aquaslank
- Aquaslank kids
- Aquaspinning
- Aquavaria
- Banenzwemmen
- COPD zwemmen
- Diabetes in beweging
- Medisch zwemmen
- Senioren aquajoggen
- Senioren zwemmen
- Trimzwemmen
- Zwangerschapszwemmen
- Zwemmen voor (ex-)hartpatiënten
- Zwemmen met beperking
- Zwemmen voor gehandicapten
Categorie Leren zwemmen en opleidingen
- Het speciale groepje
- Ouder- en kindzwemmen
- Snelcursus A diploma
- Snorkelen
- Survival
- Zwemles ABC
- Zwemles volwassenen
- Zwemvaardigheid
2.6.
[C] biedt blijkens dezelfde website onder meer de volgende activiteiten aan:
Categorie recreatie en ontspanning
- Recreatiezwemmen
Categorie Sportief en gezond
- Aquajoggen
- Banenzwemmen
- Trimzwemmen
- Verbeteren zwemslagen
Categorie Leren zwemmen en opleidingen
- Zwemles ABC
- Snorkelen
- Zwemvaardigheid
- Wijzend 1-2-3
2.7.
In het Beleidsplan 2011-2013 van eiseres valt onder meer het volgende te lezen:
“1.7. Doelstelling van de stichting
(…)
Het zwem- en recreatiebad [B] en openluchtzwembad [C] vervullen een toonaangevende maatschappelijke functie op het gebied van sport en gezondheid, zwemonderwijs, recreatie en leefbaarheid. (…)
1.9.
Financieel beleid
(…)
Innovatie
Grote recreatiecentra zoals [D],[E], [F] en dergelijke innoveren jaarlijks om de aandacht van de bezoekers vast te houden.
Bij [B] is dat niet anders. Alle recreatiebaden die niet tijdig innoveren, krijgen te maken met een afname van het aantal recreatieve bezoekers. Om “het” recreatieve bad van West-Friesland en omstreken te blijven, ontkomt [B] er niet aan om elke vijf á zeven jaar te innoveren. (…)
Tarieven
(…)
Totaal aantal bezoekers [B] 2011 2012 2013
Recreatief 180.150 182.500 186.000
Zwemlessen 40.390 40.400 40.500
Doelgroepzwemmen 39.905 40.250 40.500
Verenigingszwemmen/verhuur 30.200 30.200 30.200
Schoolzwemmen/Tit2School 4.750 7.500 10.300
Zonnebanken 4.700 4.850 5.000
Totaal 300.095 305.700 312.500
Totaal aantal bezoekers [C] 2011 2012 2013
Recreatief 48.244 48.244 48.244
Zwemlessen 1.540 1.540 1.540
Doelgroepzwemmen 240 240 240
Verenigingszwemmen/verhuur 750 750 750
Totaal 50.774 50.774 50.774
(…)
1.17.
Doelen op langere termijn
De zwembaden [B] en [C] moeten een begrip blijven voor [plaats 1] en omstreken. Zwembaden waar men heerlijk kan recreëren, kan (leren) zwemmen, kan werken aan de gezondheid, aan verbeteren van de conditie en kan deelnemen aan verenigingszwemmen. (…)”
Blijkens het Financieel verslag 2011 van eiseres was de omzet van eiseres in 2010 en 2011 als volgt:
2010 2011
Zwembad
Recreatief (losbad) 593.615 632.722
Recreatief (meerbaden) 132.691 132.296
Doelgroepen 142.791 168.056
Instructie 368.465 388.439
Verenigingen/groepen 75.307 67.560
Scholen 24.115 27.390
Zonnebanken 16.393 20.371
Kruidenbad 14.935 17.675
Stoomcabine 7.342 9.887
Horeca
Omzet horeca, BTW laag 352.871 369.814
Omzet horeca, BTW hoog 8.785 9.050
Overige omzet
Kluisjes 15.897 19.906
Reclame 4.896 5.781
Verkoopartikelen 3.493 5.517
Overig 5.081 1.221
Totaal 1.766.677 1.875.685
4 Beoordeling van het geschil
4.1.1.
Ingevolge artikel 5b, eerste lid, onder a, van de Awr is een algemeen nut beogende instelling een instelling die:
- uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
- voldoet aan bij ministeriele regeling te stellen voorwaarden;
- gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriele regeling aangewezen staat, en
- door de daartoe bevoegde inspecteur als zodanig is aangemerkt.
4.1.2.
Ingevolge artikel 5b, derde lid, van de Awr wordt als algemeen nut in de zin van dit artikel onder meer beschouwd (a) welzijn, (e) gezondheidszorg en (l) een combinatie van bovengenoemde doelen.
4.1.3.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Awr 1994 wordt een instelling door de inspecteur als anbi aangemerkt indien en zolang uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient.
4.1.4.
Onder ‘uitsluitend of nagenoeg uitsluitend’ dient ingevolge vaste jurisprudentie te worden verstaan voor 90% of meer.
4.2.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres uitsluitend primair en rechtstreeks de particuliere belangen van de betalende bezoekers van de zwembaden dient. Gelet daarop dient eiseres niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang, zodat zij terecht niet als anbi is aangemerkt, aldus verweerder.
4.2.2.
Eiseres stelt in de eerste plaats dat aan de anbi-status niet in de weg staat dat primair de belangen van de betalende bezoekers worden gediend. Voorts stelt eiseres dat uit de activiteiten van de zwembaden blijkt dat wel het algemeen nut wordt gediend en daarmee eiseres recht heeft op de anbi-status.
4.3.
Bij de beoordeling van het geschil stelt de rechtbank het volgende voorop. Blijkens vaste jurisprudentie moeten de werkzaamheden van een instelling, om te kunnen spreken van het dienen van het algemeen belang – dan wel het beogen van het algemeen nut, welke begrippen naar het oordeel van de rechtbank in dit verband synoniem moeten worden opgevat – rechtstreeks gericht zijn op het dienen van het algemeen belang. Dit blijkt reeds uit het Minerva-arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY1355, waarin de Hoge Raad oordeelde dat naar spraakgebruik en maatschappelijke opvattingen onder ‘het algemeen nut beogende instellingen’ zijn te verstaan “(…) lichamen wier doelstelling een werkzaamheid betreft, welke op zichzelf rechtstreeks het algemeen belang raakt – zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg en genezing of verpleging van zieken – en niet lichamen die ten doel hebben een werkzaamheid welke op zichzelf slechts dienstbaar is aan een particulier belang – zoals de ontspanning of het gezellig verkeer, waaraan een bepaalde kring personen behoefte heeft,– ook al moge van de voorziening in dit belang zijdelings een gunstige werking ten algemenen nutte uitgaan.” Dit uitgangspunt is in latere jurisprudentie meermalen bevestigd, bijvoorbeeld in het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT8202, waarin werd geoordeeld dat van het dienen van het algemeen belang sprake is indien de doelstelling en de werkzaamheden van een instelling rechtstreeks erop zijn gericht het algemeen belang te dienen. Onvoldoende is derhalve dat de werkzaamheden van een instelling indirect of mede als nuttig effect hebben dat het algemeen belang wordt gediend. Evenmin is voldoende dat de werkzaamheden op zichzelf als maatschappelijk nuttig en nodig kunnen worden aangemerkt.
4.4.
Het is voorts vaste jurisprudentie, zo blijkt onder meer uit het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2006, dat de term ‘algemeen’ in de uitdrukking ‘algemeen belang’ staat tegenover ‘particulier’, dus dat voor zover een particulier belang wordt gediend, er in zoverre geen sprake is van het dienen van het algemeen belang. De werkzaamheden mogen derhalve niet gericht zijn op het particuliere belang van slechts een bepaalde persoon of groep van personen, zoals belangen van de leden van een vereniging of de belangen van de instelling zelf. Maar ook indien de doelstelling van een instelling niet beperkt is tot een bepaalde groep personen, kan de aard van de nagestreefde werkzaamheden meebrengen dat deze op zichzelf reeds dienstbaar zijn aan een bepaald particulier belang, zoals de ontspanning of het gezellig verkeer van degenen die daaraan deelnemen.
4.5.
Over de kwalificatie van welzijn als ‘algemeen nut’ is in de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 5b van de Awr onder meer het volgende opgemerkt (Kamerstukken II 2011/12, nr. 33 006, nr. 3, blz. 24):
“Welzijn is een begrip waaronder een aantal zaken worden samengevat. Welzijn wordt in het woordenboek omschreven als de toestand waarbij men in materieel en geestelijk opzicht voorspoedig, gelukkig is. Instellingen die actief zijn in het bevorderen van het welzijn van eenieder, kunnen kwalificeren. Eenieder moet hier worden opgevat als een ruime kring, die openstaat voor iedereen en niet beperkt is tot een kleine groep, qua omvang of qua locatie. Onder welzijn vallen met name de doelen die vroeger onder charitatief werden gerangschikt, zoals armoedebestrijding, voedselbanken e.d. De instellingen moeten volgens hun doelstelling en met de door hen aangeboden diensten rechtstreeks het welzijn van anderen beogen, het is niet voldoende wanneer er slechts een bijkomend effect op het welzijn van anderen optreedt.”
Over de kwalificatie van gezondheidszorg als ‘algemeen nut’ is in datzelfde kamerstuk onder meer het volgende opgemerkt (blz. 25):
“Instellingen die zich met de gezondheidszorg bezighouden en zorgtaken verrichten, zullen doorgaans kwalificeren. Zoals hiervoor vermeld vallen ook verenigingen of stichtingen die door middel van sportbeoefening als doel beogen de gezondheidstoestand te verbeteren van mensen met een beperking of daardoor hun ziekte draaglijker te maken, in deze rubriek. (…)”
Over de kwalificatie van sportverenigingen is in wederom datzelfde kamerstuk onder meer opgemerkt (blz. 23):
“Ook sport is niet als zelfstandige rubriek opgenomen. Sportverenigingen kwalificeren op zichzelf beschouwd als vanouds niet als ANBI omdat zij in eerste instantie het eigen, particuliere belang van de leden van die vereniging behartigen en niet kunnen voldoen aan de voorwaarde om voor ten minste 90% het algemeen nut te beogen. Het algemeen belang wordt door deze verenigingen slechts op indirecte wijze gediend. (…)”
En voorts (Kamerstukken II 2011/12, 33 006, nr. 6, blz. 19):
“Sportbeoefening is zonder twijfel van belang, maar vooral gericht op het belang van het individu en niet van het algemeen nut. Een instelling die sportbeoefening mogelijk maakt voor haar leden dient slechts op indirecte wijze (als middel) het algemeen belang en dient vooral het particuliere belang van de leden. Om die reden kwalificeert een sportvereniging niet als ANBI. (…) Het kabinet onderkent het sociaal belang van deze instellingen, maar vindt in de omstandigheid dat deze instellingen het particulier belang van de leden dienen voldoende motivering om de fiscale voordelen niet in de volle breedte te geven, maar te beperken tot de vrijstellingen voor de schenk- en erfbelasting.”
4.6.
Tot 1 januari 2010 bepaalde de wettelijke regeling dat een instelling als anbi werd aangemerkt als de instelling voor ten minste 50% het algemeen belang diende. Vanaf 1 januari 2010 is de eis dat het algemeen belang voor 90% of meer wordt gediend. De wetgever heeft bij de totstandkoming van die aangescherpte eis evenwel aangegeven dat het begrip ‘algemeen nut’ niet wordt aangepast, en dat activiteiten die onder de toenmalige regelgeving werden aangemerkt als algemeen nut beogende activiteiten, dit blijven. Voorts heeft de wetgever aangegeven dat wat onder het algemeen nut wordt verstaan, uiteindelijk in de jurisprudentie wordt bepaald (Kamerstukken II 2008/09, 31 390, nr. 9, blz. 62).
Met betrekking tot de eis dat de werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang moeten dienen, is in de parlementaire geschiedenis het volgende opgemerkt (Kamerstukken II 2008/09, 31 930, nr. 9, blz. 61):
“De leden van de fractie van het CDA vragen zich in het bijzonder af waarom juist voor 90% gekozen is. Het antwoord op deze vraag is het volgende. Als uitgangspunt geldt dat een instelling uitsluitend (100%) het algemeen belang moet dienen. Dat wordt beoordeeld aan de hand van de activiteiten die de instelling met (de opbrengsten van) het vermogen verricht. Om te voorkomen dat incidentele, kleinschalige activiteiten tot het verlies van de ANBI-status zouden leiden, is in de wettekst de aanvulling ‘nagenoeg uitsluitend’ opgenomen om een kleine marge te geven om af te wijken van de 100% norm.”
4.7.
Eiseres stelt terecht dat haar werkzaamheden niet zijn gericht op een besloten groep. In dit opzicht onderscheidt zij zich van bijvoorbeeld een sportvereniging met leden waarvan de activiteiten met name zijn gericht op het particulier belang van de leden van de vereniging. De activiteiten van eiseres zijn in beginsel toegankelijk voor een ieder, zodat dit geen reden kan zijn haar de anbi-status te onthouden. Dit neemt evenwel niet weg dat de activiteiten van eiseres naar het oordeel van de rechtbank hoofdzakelijk rechtstreeks zijn gericht op de particuliere belangen van de (betalende) bezoekers van de zwembaden. Zoals blijkt uit de opsomming van de activiteiten die de zwembaden aanbieden, is een aanzienlijk deel van die activiteiten gericht op ‘recreatie en ontspanning’. Van de activiteiten in deze categorie kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat deze rechtstreeks en uitsluitend gericht zijn op de particuliere belangen van de bezoekers. Bezoekers die aan deze activiteiten deelnemen, zullen dit immers doen ter ontspanning, voor de gezelligheid en de sociale contacten, en ter bevordering van hun eigen gezondheid. Dat dit ongetwijfeld ook een gunstig effect heeft op het welzijn van de bezoekers neemt niet weg dat de doelstelling en activiteiten van eiseres hierop niet primair zijn gericht, zodat het algemeen belang niet rechtstreeks maar slechts zijdelings wordt gediend.
Voor een deel van de in de categorie ‘gezond en sportief’ genoemde activiteiten geldt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde, aangezien het hier ‘normale’ sportbeoefening betreft waarbij de particuliere belangen van de bezoekers worden gediend. De rechtbank verwijst tevens naar de hiervoor aangehaalde parlementaire geschiedenis waaruit blijkt dat normale sportbeoefening niet als ‘algemeen belang’ kwalificeert. Voor een deel van de in de categorie ‘gezond en sportief’ genoemde activiteiten geldt dat hiermee mogelijk primair het algemeen belang wordt gediend. De rechtbank doelt hiermee op de in [B] aangeboden activiteiten COPD zwemmen, diabetes in beweging, medisch zwemmen, zwemmen voor (ex-)hartpatiënten, zwemmen met beperking en zwemmen voor gehandicapten.
De omvang van de door eiseres aangeboden recreatieve activiteiten is echter zodanig dat zelfs als met een deel van de activiteiten wel rechtstreeks het algemeen belang wordt gediend, eiseres niet voldoet aan het 90%-of meer criterium. Gelet op het vorenstaande zijn de werkzaamheden van eiseres niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht op het algemeen belang. De verwijzing naar culturele instellingen waarbij volgens eiseres eveneens de particuliere belangen van betalende bezoekers voorop staan, kan eiseres niet baten. De omstandigheid dat de activiteiten van deze instellingen mogelijk in het algemeen belang zijn, leidt er niet toe dat dit ook geldt voor de activiteiten van eiseres. Het betreft immers geheel andere activiteiten. Evenmin doet aan het oordeel van de rechtbank af dat eiseres geen winst nastreeft, dat zij subsidie ontvangt van de gemeente en dat een eventueel batig saldo na liquidatie wordt aangewend overeenkomstig het doel van eiseres. Dit zijn immers geen gronden om te worden aangemerkt als anbi.
4.8.
Het voorgaande betekent dat verweerder terecht het verzoek van eiseres om te worden aangemerkt als anbi, heeft afgewezen. Bij de afwijzing van het bezwaar van eiseres heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het motiveringsbeginsel niet geschonden. Verweerder heeft immers de feitelijke situatie van eiseres uiteengezet en vervolgens onder verwijzing naar wetgeving en jurisprudentie – en niet alleen onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 15 december 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BK6951 – gemotiveerd uiteengezet waarom eiseres naar zijn oordeel niet voldoet aan de voorwaarde dat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient.
4.9.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, voorzitter, mr. A.E. Keulemans en mr. S.K.A. Efstratiades, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.