RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
zaaknummer: 4248403 UV EXPL 15-285 AL/1116
Kort geding vonnis van 14 augustus 2015
[eiseres]
,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. D. Cau,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
2 De beoordeling
2.1.
De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering.
2.2.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
1. het achterstallig loon inclusief vakantiegeld, over de maanden mei en juni 2015 ad
€ 4.752,00 bruto;
2. 56,58 56,58 overuren over de maand april 2015;
2. 56,58 een correcte eindafrekening, zijnde 12 niet-genoten vakantiedagen;
2. 56,58 één maandsalaris wegens schending van de aanzegverplichting;
2. 56,58 de wettelijke verhoging over het onder 1, 2 en 3 gevorderde;
2. 56,58 de wettelijke rente over het onder 1, 2 en 3 gevorderde vanaf de opeisbaarheid van de bedragen tot de voldoening;
2. 56,58 de proceskosten, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
Aan het gevorderde legt [eiseres] , kort gezegd, ten grondslag dat zij, op basis van een arbeidsovereenkomst van een half jaar, met ingang van 1 januari 2015 in dienst is getreden van [gedaagde] . [gedaagde] heeft, ondanks sommaties, het salaris over mei en juni 2015 alsmede de overuren over april 2015 niet betaald. Ook is [gedaagde] de aanzegverplichting niet nagekomen zodat zij schadeplichtig is.
2.4.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd en de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, wordt het gevorderde toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
2.5.
Met betrekking tot de vordering onder 2 zal een bedrag van (56,58 uren x € 13,36 =) € 755,91 worden toegewezen.
2.6.
De vordering onder 3 is eveneens toewijsbaar. Dienaangaande zal een bedrag van ((38 uur per week/5 werkdagen =) 7,6 uur per werkdag x € 13,36 per uur x 12 werkdagen =) € 1.218,43 worden toegewezen.
2.7.
[eiseres] heeft voorts de vergoeding als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 eerste volzin BW gevorderd in de vorm van het loon voor één maand (de vordering onder 4). Volgens artikel 2 van het Besluit Loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (Besluit van 11 december 2014, Staatsblad 2014, 538) wordt onder loon verstaan het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand of indien geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen het bruto uurloon vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand (...). In dit geval is tussen partijen een bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per week afgesproken. Dat betekent dat van de overeengekomen arbeidsduur per week omgerekend zal moeten worden naar de overeengekomen arbeidsduur per maand, waarbij de kantonrechter erop wijst dat arbeidsduur staat voor werkdagen en niet voor kalenderdagen (waarmee volgens de toelichting op het Besluit wordt gewerkt bij de naar rato vergoeding ex artikel 7:668 lid 3 tweede volzin BW), zodat niet moet worden gerekend met 28 of 31 (kalender)dagen per maand maar met 20 of 21 of 22 werkdagen. In casu bevatte de maand juni 2015 tweeëntwintig (22) werkdagen, zodat een maand loon in de zin van artikel 7: 668 lid 3 eerste volzin juncto artikel 2 Besluit Loonbegrip vergoeding aanzegtermijn wordt begroot op ((38 uur per week/5 werkdagen =) 7,6 uur per werkdag x € 13,36 per uur x 22 werkdagen =) € 2.233,79. Dit bedrag zal worden toegewezen.
2.8.
[eiseres] maakt tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten (15% van de gevorderde hoofdsom, dus 15% van € 4.752,00 (de vordering onder 1) =) € 726,24 inclusief btw.
2.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht € 78,00
- salaris gemachtigde € 400,00
Totaal € 572,19
3 De beslissing
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen:
-
€ 4.752,00 bruto aan achterstallig loon inclusief vakantiegeld over de maanden mei en juni 2015;
-
€ 755,91 aan overuren over de maand april 2015;
-
€ 1.218,43 ter zake niet-genoten vakantiedagen;
-
€ 2.233,79 wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting;
-
de wettelijke verhoging over het onder 1, 2 en 3 toegewezene;
-
de wettelijke rente over het onder 1, 2 en 3 toegewezene vanaf de opeisbaarheid van de bedragen tot de voldoening;
-
€ 726,24 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 572,19, waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2015.