vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
zaaknummer / rolnummer: C/16/334225 / HA ZA 12-1323
[eiser]
,
wonende te[woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
,
gevestigd te[vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. I.H. Vermeeren-Keijzers.
Partijen zullen hierna[eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
2 De feiten
2.1.Op 1 april 1974 is[eiser] bij [gedaagde] in dienst getreden.
2.2.Ten behoeve van de pensioenvoorziening van[eiser] heeft Equity & Law levensverzekeringen (verder te noemen: AXA) op 3 januari 1989 twee offertes uitgebracht met nummers 100588709/2/01 (welke heeft geleid tot polisnummer [nummer 1]) en [nummer 2]. De offertes vermelden, voor zover hier van belang, het volgende:
KAPITALEN:
A. Verzekerd kapitaal bij leven f. (…)
(…) Prognosekapitaal door winstbijschrijving f. (…)
Het onder A vermelde kapitaal is op basis van lijfrentetarieven met een rekenrente van 6,25% voldoende groot voor aankoop van de toegezegde pensioenrechten.
INDICATIE:
Op basis van het prognosekapitaal door winstdeling en het vermelde lijfrentetarief zal op de pensioendatum een ouderdoms- en partnerpensioen gekocht kunnen worden welke met (…) % zijn gestegen ten opzichte van het aangegeven ouderdoms- en partnerpensioen.
2.3.Op 10 januari 1989 is door[eiser] zowel in zijn hoedanigheid van werkgever als in zijn hoedanigheid van werknemer en verzekeringnemer het aanvraagformulier pensioenverzekering ondertekend. In het formulier is aangekruist dat het pensioen wordt vastgesteld aan de hand van “salaris/diensttijd” en is gekozen voor de optie “eindsalarissysteem”.
2.4.In de op 3 mei 1989 aan[eiser] afgegeven polis van AXA (toen: Equity & Law) met polisnummer [nummer 1] staat vermeld dat de polis een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) behelst en dat onder meer het aanhangsel “Beg. 3” bij de polis behoort. Dit aanhangsel betreft een Pensioenaanhangsel, waarin het volgende is bepaald:
“A. Pensioenclausule
1. Aangezien deze verzekering is gesloten in het kader van een pensioenregeling zal iedere krachtens deze polis te verrichten uitkering van de (hoofd)verzekering niet in contanten worden uitgekeerd, maar uitsluitend worden aangewend als koopsom voor een of meer pensioenen (…).
2. Het bedrag van elk aan te kopen pensioen zal worden vastgesteld volgens de bij het opeisbaar worden van de in de polis omschreven uitkering(en) geldende tarieven van Equity & Law.”
2.5.
[gedaagde] heeft vervolgens aan[eiser] een pensioentoezegging gedaan, die is neergelegd in de pensioenbrief van 14 juli 1989. De bepalingen uit de pensioenbrief luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is een bedrag gelijk aan het pensioengevend inkomen verminderd met een franchise.
Onder pensioengevend inkomen wordt verstaan 12 maal het vaste maandsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag.
De franchise is een bedrag gelijk aan 8/7 maal het jaarlijkse pensioen dat krachtens de Algemene Ouderdomswet wordt uitgekeerd aan een echtpaar waarvan beide partners 65 jaar of ouder zijn.
(…)
De pensioengrondslag wordt jaarlijks per 1 juli aangepast aan het dan geldende pensioengevend inkomen en pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet.”
“Ouderdomspensioen
U heeft aanspraak op een ouderdomspensioen, ingaande op 1 juli 2012 (de pensioendatum), indien u alsdan in leven bent, en uit te keren gedurende uw verdere leven.
Mits uw dienstverband met onze vennootschap niet vóór de pensioendatum wordt beëindigd, bedraagt het jaarlijkse ouderdomspensioen 70% van de pensioengrondslag, dit komt neer op 1,83% per dienstjaar.
Verhogingen van de pensioengrondslag worden in aanmerking genomen over alle dienstjaren. Een verlaging van de pensioengrondslag wordt uitsluitend in aanmerking genomen over toekomstige dienstjaren.
Onder dienstjaren wordt verstaan de jaren doorgebracht in dienst van onze vennootschap, liggende tussen 1 april 1974 en uw pensioendatum.”
“Waarborging van de pensioenafspraken
Ter waarborging van de aan u verleende pensioenafspraken zal door u een levensverzekering worden afgesloten bij Equity & Law. Deze verzekering zal worden gekenmerkt als een verzekering bedoeld in artikel 4, tweede lid letter C van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
De voorwaarden van deze verzekering zijn mede van toepassing op deze pensioenregeling.”
“Kosten van de pensioenregeling/eigen bijdrage
(…)
Door het betalen van haar aandeel in de premie voor de levensverzekering als hierboven bedoeld, zal onze vennootschap ontslagen zijn van haar verplichting tot uitkering van de door deze verzekering gedekte pensioenen.”
“Beëindiging dienstverband vóór de pensioendatum
Indien uw dienstverband met onze vennootschap vóór de pensioendatum wordt beëindigd anders dan door uw overlijden, behoudt u met ingang van het tijdstip, waarop het dienstverband beëindigd wordt aanspraak op een tijdsevenredig gedeelte van de u toegezegde pensioenen.”
2.6.Op 2 september 1996 is namens Pensioenadviesbureau [pensioenadviesbureau]een brief aan [gedaagde] gestuurd met – voor zover hier van belang – de volgende inhoud:
“Op de bijlage doen wij u de opgave toekomen inzake de aanpassing van de pensioenvoorziening ten behoeve van de heer R.[eiser]. De aanpassing betreft het verzekeren van de backservice pensioenaanspraken over de periode 01-04-1974 tot en met 01-07-1993.
De berekeningen zijn gebaseerd op de huidige sterftetafel en rentestand welke rentestand overigens lager ligt dan ten tijde van de eerdere opgave het geval was.”
2.7.
[gedaagde] heeft met ingang van 1 juni 2004 een pensioenregeling getroffen, die inhoudt dat zij[eiser] in staat heeft gesteld een winstdelende kapitaalverzekering bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (verder: NN) te sluiten. De regeling is neergelegd in de pensioenbrief van 1 juni 2004. De pensioenbrief bevat de volgende voor dit geding van belang zijnde bepalingen:
“Artikel 2
Pensioenaanspraken
1. Aan u wordt een winstdelende kapitaalverzekering toegezegd. De grootte van de te verzekeren bedragen van deze verzekering wordt vastgesteld aan de hand van de beoogde pensioenen. De verzekerde bedragen komen tot uitkering op de einddatum van de kapitaalverzekering of bij uw overlijden voor de einddatum van deze verzekering en treden op die tijdstippen in de plaats van de beoogde pensioenen. De verzekerde bedragen dienen te worden aangewend voor de aankoop van pensioenen.
2. Uitsluitend de hoogte van de verzekerde bedragen op de pensioendatum of bij uw overlijden vóór de pensioendatum en het dan geldende tarief voor direct
Ingaand pensioen zijn bepalend voor de hierna omschreven aan te kopen pensioenen (…).”
“Artikel 3
Grondslag voor de berekening van het beoogde ouderdomspensioen
1. Bij de berekening van het beoogde ouderdomspensioen wordt uitgegaan van:
a. uw pensioenjaren;
b. uw pensioengrondslag.
2. Onder pensioenjaren wordt verstaan de jaren gelegen tussen 01-04-1974 en de pensioendatum. (…)
Over de periode van 01-04-1974 tot 01-06-2004 is er pensioen opgebouwd bij AXA Leven.”
“Artikel 5
Grootte van het beoogde ouderdomspensioen
1. Het beoogde jaarlijkse ouderdomspensioen is gelijk aan 1,83% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met uw aantal pensioenjaren.”
1. Wij hebben u in staat gesteld de in artikel 2 genoemde verzekering te sluiten (…).
2. Bij de berekening van de grootte van de kapitaalverzekering is uitgegaan van een prognose van de op de uitkeringsdatum geldende koopsomtarieven voor dadelijk ingaande pensioenen.
(…)
5. Indien bij uw in leven zijn op de pensioendatum het aan te wenden kapitaal uit de verzekering (exclusief de winstuitkeringen) resulteert in hoger pensioen dan is beoogd zal de aanspraak op ouderdomspensioen gelijk zijn aan dat hogere pensioen (…).
(…)
7. Indien het kapitaal uit de verzekering alsmede de ingebouwde winstuitkering resulteren in lager pensioen dan is beoogd als gevolg van de voor de verzekering geldende bepalingen zullen de pensioenaanspraken gelijk zijn aan die lagere bedragen.”
2.8.Op 12 juli 2005 heeft[eiser] het volgende geschreven in een brief aan AXA:
“U heeft mij geïnformeerd over het feit dat de streefregeling welke op deze pensioenregelingen van toepassing is door u niet meer zal worden uitgevoerd met ingang van 1 juni 2004. Aangezien ik beide polissen in dezelfde vorm wens voort te zetten, en u deze mogelijkheid niet meer bied, wens ik met ingang van 1 juni 2004 beide verzekeringspolissen te beëindigen.”
2.9.Op 12 juli 2005 hebben[eiser] en [gedaagde] een verklaring ondertekend met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:
“De salaris-diensttijd regeling bij Nationale Nederlanden wordt bij afsluiten gebaseerd op een rekenrente van 4,5%. Op de totaal beoogde pensioenen worden premievrije pensioenen in mindering gebracht welke bij AXA Leven zijn verzekerd.
Deze in mindering gebrachte pensioenen zijn fictieve pensioenen. De kapitalen bij AXA Leven zijn op een hogere rekenrente dan 4,5% gebaseerd, te weten 5,5%.
Wij zijn ons ervan bewust dat door het op deze wijze verzekeren van de aanspraken er op de einddatum een pensioentekort kan ontstaan welke voortvloeit uit de hogere rekenrente zoals deze bij AXA Leven gehanteerd wordt.”
2.10.Bij brief van 22 december 2006 heeft [consulting] aan [gedaagde] het volgende geschreven:
“In vervolg op uw eerder contact (…) zenden wij u hierbij een offerte van Axa.
Het is gebleken dat er niet voldoende waarde in de polissen van de heer[eiser] aanwezig was om de beoogde EUR 64.072,00 aan ouderdomspensioen aan te kopen. (…)
Na onderzoek is gebleken dat AXA niet bij elke salarisverhoging de backservice tegen eenmalige koopprijs heeft afgefinancierd. Dit geldt voor de verhoging in het jaar 1998. Tevens is bij de premievrijmaking per 1 juni 2004 niet tijdsevenredig afgefinancierd.
Ten gevolge hiervan dient er nog een bedrag aan ouderdomspensioen ad EUR 5.220,00 afgefinancierd te worden. (…)
Voor deze affinanciering is een eenmalige koopsom verschuldigd ad EUR 86.014,00.”
2.11.Op 14 juli 2008 heeft [consulting] aan [gedaagde] bericht dat de polis door AXA is gewijzigd door de verwerking van de koopsomstorting in verband met de affinanciering van de polis.
2.12.Ten behoeve van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, hebben partijen op 8 december 2011 een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin is bepaald:
“7. [gedaagde] shall fulfil its obligations towards[eiser] based on the applicable pension schemes (AXA/REAAL and Nationale Nederlanden), including payment of proportionate pension rights ( in Dutch: “tijdsevenredige affinanciering van opgebouwde pensioenaanspraken”), and the Dutch Pension Act ( in Dutch: “Pensioenwet” until the Termination Date.”
4 De beoordeling
4.1.Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag waar de pensioentoezegging van [gedaagde] aan[eiser], zoals vastgelegd in de brief van 14 juli 1989, toe verplicht.[eiser] stelt zich op het standpunt dat de pensioentoezegging inhoudt dat hij op zijn pensioendatum een gegarandeerde pensioenuitkering krijgt op basis van zijn eindloon (verder te noemen: een zuivere eindloonregeling). Dit brengt volgens[eiser] mee dat voor zover het bij AXA verzekerde kapitaal niet toereikend is om de gegarandeerde pensioenuitkering aan te kopen, [gedaagde] het tekort dient aan te vullen. [gedaagde] is van mening dat de pensioentoezegging haar niet verplicht om een tekort aan te vullen. Volgens [gedaagde] houdt de pensioentoezegging in dat kapitaal wordt verzekerd, met welk kapitaal op de pensioendatum een beoogd pensioen op basis van eindloon aangekocht kan worden, waarbij het daadwerkelijk aan te kunnen kopen pensioen afhankelijk is van actuele rentestanden en tarifering van de verzekeraar ten tijde van de pensioendatum (verder te noemen: een hybride regeling).
4.2.De rechtbank overweegt als volgt. In de pensioenbrief van 14 juli 1989 is bepaald dat de pensioengrondslag wordt berekend aan de hand van het eindloon. Dit biedt steun aan het standpunt van[eiser]. In de (tekst van de) brief is niet bepaald dat een pensioenuitkering ter hoogte van het eindloon wordt gegarandeerd. Ook zonder een in de pensioenbrief opgenomen garantie voor de pensioenuitkering kan de pensioenbrief een dergelijke garantie behelzen op grond van uitleg van de pensioenbrief en/of het door [gedaagde] bij[eiser] opgewekte vertrouwen ten aanzien van het bestaan van een garantieregeling. Voor de uitleg van de pensioenbrief komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635, Haviltex). Voor het bij[eiser] opgewekte vertrouwen komt het aan op de vraag of hij aan de verklaringen en gedragingen van [gedaagde] redelijkerwijs de betekenis mocht toekennen dat sprake is van een garantieregeling. De rechtbank zal in dit kader acht slaan op de tekst van de pensioenbrief, de totstandkoming van de pensioenregeling, de uitvoering van de pensioenregeling en de latere omstandigheden die een licht werpen op de eerdere bedoeling van partijen.
4.3.Voor de uitleg van de pensioentoezegging dient niet uitsluitend te worden gekeken naar de in de pensioenbrief opgenomen berekenwijze van de pensioengrondslag, maar dienen ook de overige bepalingen uit de pensioenbrief in onderlinge samenhang te worden bezien. De rechtbank acht ook de bepalingen van belang dat[eiser] ter waarborging van de pensioenafspraken een verzekering (een zogenoemde c-polis) zou afsluiten, dat de voorwaarden van die verzekering van toepassing zijn verklaard op de pensioenregeling en dat [gedaagde] door het betalen van haar aandeel in de premie voor de verzekering ontslagen zal zijn van haar verplichting tot uitkering van de door de verzekering gedekte pensioenen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit die bepalingen dat de omvang van de verplichtingen van [gedaagde] en dus de inhoud van de pensioentoezegging mede wordt bepaald door de aard en inhoud van de in de pensioenbrief genoemde pensioenverzekering. Anders dan[eiser] stelt kunnen de uitvoering van de pensioenregeling en de pensioentoezegging dus niet los van elkaar worden gezien.
4.4.Dat geldt temeer nu de totstandkoming van de verzekering vooraf is gegaan aan het ondertekenen van de pensioenbrief, waardoor partijen bij de ondertekening van de pensioenbrief op de hoogte waren van de aard en inhoud van de verzekering, tot het aangaan waarvan de pensioenbrief een verplichting verschafte. Uit de offertes van AXA d.d. 3 januari 1989 en het bij de polis van 3 mei 1989 behorende Pensioenaanhangsel (geciteerd onder punten 2.2 en 2.4) blijkt dat[eiser] een c-polis heeft afgesloten, waarbij de uitkering van de verzekering dient te worden aangewend als koopsom voor een of meer pensioenen, terwijl de rentestand en geldende tarieven van de verzekeraar van invloed zijn op de grootte van de pensioenrechten die kunnen worden aangekocht. Deze verzekering is te kwalificeren als een hybride regeling, te weten een kapitaalverzekering met pensioenclausule, waarbij gestreefd wordt naar een eindloonresultaat. De verzekering die voorafgaande aan de ondertekening van de pensioenbrief is afgesloten betreft dus geen zuivere eindloonregeling.
4.5.Op 1 juni 2004 hebben partijen een nieuwe pensioenbrief opgesteld. Uit de tekst van die tweede pensioenbrief (geciteerd onder punt 2.7) blijkt duidelijk dat de daarin toegezegde pensioenregeling een hybride regeling behelst. Dit staat ook niet ter discussie tussen partijen.[eiser] heeft verklaard dat hij ten tijde van de tweede pensioenbrief uit coulance akkoord is gegaan met een vermindering van zijn pensioenregeling. [gedaagde] stelt dat de tweede pensioenbrief geen verandering van de regeling betrof, maar – kort gezegd – een voortzetting en verduidelijking van de regeling uit 1989. Volgens [gedaagde] is de tweede pensioenbrief opgesteld omdat de verzekering vanaf 2004 bij Nationale Nederlanden is ondergebracht en de eerdere pensioenbrief uit 1989 gedateerd was. Volgens [gedaagde] diende in 2004 meer pensioeninformatie aan de werknemer te worden verstrekt en kon niet meer uitsluitend worden verwezen naar de voorwaarden van de verzekering, zoals dat in 1989 nog wel kon. [gedaagde] heeft voorts gewezen op de brief van 12 juli 2005, waarin[eiser] aan AXA schrijft dat hij de verzekeringen bij AXA wil beëindigen, omdat AXA geen streefregeling (zijnde een hybride regeling) meer uitvoert en hij de polissen in dezelfde vorm wenst voort te zetten. [gedaagde] heeft eenzelfde soort brief op 12 juli 2005 aan AXA gestuurd. Volgens [gedaagde] volgt daaruit dat partijen in 2004 geen verandering van de regeling beoogden. Dat[eiser] zich er op dat moment bewust van was dat de regeling bij AXA ook een hybride regeling betrof, blijkt volgens [gedaagde] uit de vrijwaringsverklaring die partijen hebben ondertekend ten behoeve van Nationale Nederlanden (geciteerd onder punt 2.9).
4.6.De rechtbank constateert dat [gedaagde] haar stelling dat met de pensioenbrief uit 2004 geen wijziging werd beoogd ten opzichte van de pensioenbrief uit 1989, uitgebreid heeft onderbouwd met een toelichting op en een verwijzing naar voornoemde brieven en de vrijwaringsverklaring van 12 juli 2005.[eiser] heeft zijn stelling dat hij in 2004 uit coulance akkoord is gegaan met een vermindering van de pensioenregeling niet nader onderbouwd. Gelet op het uitgebreide betoog van [gedaagde] had het op de weg van[eiser] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen met feiten en/of omstandigheden op grond waarvan het op voor [gedaagde] kenbare wijze duidelijk was of behoorde te zijn dat[eiser] bij de aanvaarding van de pensioenbrief van 1 juni 2004 het uitgangspunt hanteerde dat voor het tot dan toe opgebouwde pensioen de garantie gold die hij thans aan zijn vordering ten grondslag legt. Door dat na te laten verwerpt de rechtbank zijn betoog dat hij in 2004 uit coulance akkoord is gegaan met een vermindering van de pensioenregeling als onvoldoende onderbouwd. Daarom moet het er in rechte voor worden gehouden dat in 2004 geen wijziging is beoogd in de pensioenregeling ten opzichte van 1989.
4.7.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat de pensioenregeling van 1989 een zuivere eindloonregeling betreft nog gewezen op verschillende documenten, zoals het aanvraagformulier van de verzekering (geciteerd onder punt 2.3), waarin staat dat hij een eindloonregeling heeft. De rechtbank overweegt dat in die documenten weliswaar staat dat[eiser] een eindloonregeling heeft, maar dat daaruit niet volgt dat [gedaagde] de hoogte van het pensioen, berekend op basis van het eindloon, heeft gegarandeerd. De enkele vermelding dat[eiser] een eindloonregeling had is daarvoor onvoldoende in het licht van de verzekering die ter waarborging van de pensioenrechten is afgesloten.
4.8.Dat [gedaagde] in 1989 een garantie zou hebben gegeven voor de hoogte van de pensioenuitkering blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook niet, zoals door[eiser] betoogd, uit de brief van 2 september 1996 van pensioenadviesbureau [pensioenadviesbureau]BV (geciteerd onder punt 2.6) of uit de brief van Aob van 22 december 2008 (geciteerd onder punt 2.7). De rechtbank overweegt dat uit de brieven slechts volgt dat er is afgefinancierd in verband met de backserviceverplichting, hetgeen ziet op het bijverzekeren over de achterliggende dienstjaren in verband met een salarisstijging. Dat is wat anders dan het bijfinancieren om een financieringstekort vanwege een lage rentestand aan de eindstreep te voorkomen. Dat er bij het berekenen van de backserviceverplichting rekening wordt gehouden met de actuele rentestand en sterftetafel past bij een hybrideregeling, omdat de omvang van de back service daardoor wordt bepaald. Het feit dat bij de berekening van de backserviceverplichting rekening wordt gehouden met de actuele rentestand, maakt echter nog niet dat [gedaagde] op de pensioendatum ook risicodrager is van een financieringstekort door daling van de rentestand ten opzichte van de rekenrente in de polis.
4.9.
[eiser] heeft voorts nog aangevoerd dat hij voorafgaand aan de pensioenbrief van 14 juli 1989 deelnemer was in de zuivere eindloonregeling van het collectieve pensioenfonds en dat het niet logisch was dat hij door de nieuwe pensioenafspraken terug zou gaan naar een mindere regeling.[eiser] heeft gesteld dat hij voor een individuele pensioenregeling heeft gekozen, omdat hij zijn pensioenleeftijd van 65 jaar naar 62 jaar wilde brengen. De verzekering die is afgesloten was volgens[eiser] in die tijd gebruikelijk bij individuele eindloontoezeggingen, omdat het niet anders kon. De rechtbank overweegt dat zelfs als zou komen vast te staan dat[eiser] eerder deelnemer was in een zuivere eindloonregeling, hetgeen door de betwisting van [gedaagde] thans nog niet het geval is, het betoog van[eiser] niet slaagt. Bij de overstap naar een individuele pensioenregeling heeft[eiser] immers zelf de verzekering bij AXA afgesloten, waardoor hij op de hoogte was van het karakter van de verzekering. Hierdoor heeft[eiser], wat zijn motieven daar ook voor waren, bewust gekozen voor een andere constructie om zijn pensioen zeker te stellen.
4.10.Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de pensioenregeling van 14 juli 1989 niet kan worden uitgelegd als een zuivere eindloonregeling en dat er evenmin sprake is van verklaringen en gedragingen van [gedaagde] op grond waarvan[eiser] er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de pensioenbrief van 14 juli 1989 een zuivere eindloonregeling inhoudt.[eiser]
4.11.
[eiser] heeft de vordering die is beschreven bij punt 3.1 onder a (verklaring voor recht over de hoogte van de pensioenen) gebaseerd op het uitgangspunt dat de pensioenregeling een zuivere eindloonregeling inhoudt. Nu daarvan geen sprake is, zal deze vordering door de rechtbank worden afgewezen.
4.12.
[eiser] heeft zijn vorderingen voorts gebaseerd op de vaststellingsovereenkomst (punt 3.1 onder b en c). Artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst bepaalt dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de pensioenregelingen (AXA en Nationale Nederlanden), waaronder de tijdsevenredige affinanciering van opgebouwde pensioenaanspraken, dient te vervullen.[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] haar verplichting uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, omdat [gedaagde] slechts heeft afgefinancierd op grond van een hybride regeling en niet op grond van een zuivere eindloonregeling. Nu de rechtbank heeft overwogen dat de pensioenregeling geen zuivere eindloonregeling inhoudt, verplicht de vaststellingsovereenkomst tot niet meer dan tot nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit een hybride regeling. Uit de brieven van 22 december 2006 en 14 juli 2008 van Aon aan [gedaagde] blijkt dat de verzekering bij AXA reeds is afgefinancierd. De rechtbank zal de vorderingen die zijn beschreven onder b en c van punt 3.1 dan ook eveneens afwijzen, nog daargelaten dat AXA de verzekering die een hybride regeling bevat ook niet kan af- of bijfinancieren alsof het een zuivere eindloonregeling is.
4.13.Voor de vordering tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie van hetgeen reeds door [gedaagde] is betaald en nog zal worden betaald met betrekking tot de pensioenbrieven van 14 juli 1989 en 1 juni 2004 (punt 3.1 onder d) is geen grondslag aangevoerd, zodat ook die vordering wordt afgewezen.
4.14.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
Totaal € 8.781,00
4.15.De door [gedaagde] gevorderde nakosten zullen op de in de beslissing te noemen manier worden begroot.
4.16. Verder zal de door [gedaagde] over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente op de in de beslissing te noemen manier worden toegewezen.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vorderingen af,
5.2.veroordeelt[eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 8.781,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.veroordeelt[eiser], onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag
van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de
vijftiende dag na betekening,
5.4.verklaart dit vonnis wat betreft de punten 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, mr. H.A.M. Pinckaers en
mr. M.E. Falkmann en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.