RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715050-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 oktober 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats]
wonende te [adres],
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Amsterdam,
locatie De Singel, H.J.E. Wenckebachweg 48, 1096 AN Amsterdam,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Sol, advocaat te Terneuzen,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 oktober 2011, waarbij de officier van justitie mr. Rammeloo en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is ter zitting van 3 oktober 2011 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te Middelburg [slachto[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend
- een broodjeszaak [naam] binnengelopen (waarin die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] zich bevonden) en/of
- daarbij (tegen voornoemde perso(o)n(en)) heeft geschreeuwd en/of
geagiteerd/opgefokt/agressief heeft gesproken en/of zich gedragen en/of
- daarbij een mes, althans een scherp voorwerp, in zijn hand had en/of
- vervolgens met dit mes, althans het scherpe voorwerp, één of meer zwaaiende bewegingen
heeft gemaakt en/of
- vervolgens met dit mes, althans het scherpe voorwerp, richting de toonbank
in de broodjeszaak liep en/of
- vervolgens dit mes, althans het scherpe voorwerp, met een klap op die
toonbank heeft gelegd;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging staat in de oorspronkelijk elfde regel van het tenlastegelegde ‘liep’ vermeld in plaats van ‘is gelopen’. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1. Inleiding
4.1.1. De vaststaande feiten
Op 20 januari 2011, rond 21.30 uur, komt verdachte de broodjeszaak [naam] in Middelburg binnen en roept op luide toon dat hij “een fucking broodje dürüm” wil. Behalve [slachtoffer 1], de eigenaar van [naam], bevinden zich op dat moment nog drie klanten in die broodjeszaak, te weten [slachtoffer 2], die bij de toonbank staat, en twee andere meisjes die aan een tafeltje zitten. Verdachte pakt een mes en legt dit met een zwaai, met kracht, op de toonbank. [slachtoffer 1] helpt eerst [slachtoffer 2], die daarop de zaak verlaat en vervolgens helpt hij verdachte, die eveneens de zaak verlaat nadat hij zijn broodje heeft betaald.
[slachtoffer 2] doet, na overleg met haar tante, op 26 januari 2011 aangifte van bedreiging bij de politie. [slachtoffer 1] wordt diezelfde dag door de politie als getuige gehoord.
4.1.2. De verklaringen
Zowel [slachtoffer 2] als [verdachte] zijn nader als getuigen door de rechter-commissaris gehoord.
[slachtoffer 2], 20 jaar oud, heeft als getuige onder meer verklaard:
Ik schrok heel erg… Ik had nog nooit zoiets meegemaakt… Ik kreeg heel snel mijn broodje en ben toen zo snel mogelijk weggegaan. Toen ik thuis kwam (…) heb ik mijn tante gebeld en zij vroeg mij hoe ik mij voelde. Ik wist het niet goed. Ik voelde me heel apart, ik kon het maar moeilijk beschrijven… Daarna vroeg ze me of ik me bedreigd had gevoeld. Ik heb toen (rechtbank: “gezegd”) dat ik dat eigenlijk niet goed weet... Mijn tante gaf me het advies aangifte te doen. Eerst wilde ik dat niet omdat ik geen zin heb in verhoren zoals dit…
Die nacht heb ik nachtmerries gehad. Het ergste vond ik nog dat die man een mes voor de dag haalde… De man heeft het mes niet in mijn richting gehouden en hij heeft ook geen stekende bewegingen in mijn richting gemaakt. Het ging zo: de man komt binnen en riep dat hij een broodje wilde. Hij had een mes in zijn hand en hij had het bovenhands vast. Het lemmet van het mes stak naar voren. Ik doe het op uw verzoek voor met een pen. Hij stond met die armen heen en weer te zwaaien. Eigenlijk maakte hij met heel zijn bovenlijf een draaiende beweging… Mr. Sol en ik stellen vast dat de afstand ongeveer een meter is. Hij heeft niet naar mij gestoken.
[slachtoffer 1], 38 jaar oud, heeft als getuige onder meer verklaard:
Ik wil beginnen met te vertellen dat ik de situatie eigenlijk helemaal niet zo gevaarlijk heb gevonden. Ik ken die man al sinds ik een broodjeszaak heb, dus sinds 2006. Hij komt af en toe bij mij een broodje eten… Er waren die avond twee meisjes in mijn zaak die aan een tafeltje zaten en er was nog een meisje dat aan de toonbank stond. De man komt binnen en roept dat hij een broodje Shit wil. Met een grote zwaai legt hij een mes 20, 25 cm op de toonbank. Hij begint te praten over Hezbollah en Christenen en nog zowat. Ik weet wel met dergelijke situaties om te gaan. Ik zorg dat ik rustig blijf en dat ik niet tegen die man in ga. Ik was wel bezorgd om dat meisje dat naast die man stond. Eigenlijk gebeurde er niet zo veel want die man heeft helemaal niet geroepen dat (rechtbank: “hij”) iets wilde hebben en dat hij anders iets zou doen. Hij gaf juist € 5,-- aan mij. Ik zag wel dat het meisje het eng vond… Ik heb het meisje eerst haar broodje gegeven zodat ze snel weg kon. De man schreeuwde wel een beetje en hij was ook wel wat opgefokt, maar hij heeft met dat mes geen prikkende of stekende beweging gemaakt, dus het viel allemaal nogal mee. Ik neem dat geschreeuw niet zo serieus… De twee meisjes die aan het tafeltje zaten zeiden dat ze het eng hadden gevonden. Ze waren een beetje geschrokken. Ik heb ze gerust gesteld… De man schreeuwt eigenlijk altijd.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard:
Ik kwam binnen en riep: “Geef mij een fucking broodje dürüm”. Ik sprak op luide toon, dat doe ik wel vaker. Ik was op dat moment een beetje geagiteerd omdat [naam], van de andere shoarmatent, mij kort daarvoor had beledigd. Daar was ik nog een beetje pissig over. Ook had ik een paar biertjes gedronken, wat ik normaal gesproken niet doe. Ik had een mes bij me, dat ik net had gekocht. Het mes zat tussen mijn broeksband en dat zat in de weg. Ik heb dat mes op de toonbank gelegd. Ik begrijp dat het meisje is geschrokken want ik weet dat ik soms intimiderend over kan komen.
Ik heb daar toen niemand bedreigd. Ook heb ik niet de bedoeling gehad om iemand te bedreigen. ‘Bedreigen’ en ‘bedreigd voelen’ zijn twee verschillende dingen. Ik heb het meisje nog een knipoog gegeven, want ik zag haar wel zitten.
Buiten dit feit staat dat ik ben bestempeld als een magische persoon en dat ik de hoogste graad van intelligentie heb. Ik ben de Almachtige, een grote verheven onsterfelijke. Ik heb de titel meester, Shiva, met de status King of Kings, God der Goden. Ik ben een paar keer dood gegaan en ik ben weer opgestaan uit de dood. Ik ben een Boeddha met een eigen paradijs. U gelooft mij misschien niet, maar dit is bloedserieus.
4.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de gedragingen van verdachte, zoals deze blijken uit de afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede de eigen verklaring van verdachte, de tenlastegelegde bedreiging jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Volgens de officier van justitie is het algemeen bekend dat de broodjeszaak [naam] een kleine ruimte is. Als een (onbekend) persoon al schreeuwend in zo’n kleine ruimte met een mes binnen komt, daarmee op korte afstand (een) zwaaiende beweging(en) maakt, en de aanwezigen niet kunnen inschatten wat deze persoon met dat mes gaat doen, kan dit objectief gezien als een bedreiging jegens alle aanwezigen worden aangemerkt.
De verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat hij de situatie eigenlijk niet “zo” gevaarlijk vond, moet volgens de officier van justitie aldus worden gelezen, dat [slachtoffer 1] de situatie op zichzelf wèl gevaarlijk vond, maar dat hij daarin een nuance heeft aangebracht omdat hij verdachte kende. Deze uitleg wordt ondersteund door het feit dat hij het meisje [slachtoffer 2] (voor wie verdachte een onbekende was) eerst haar broodje heeft gegeven zodat ze snel weg kon, omdat hij zag dat het meisje het eng vond.
Als al niet de bedreiging jegens [slachtoffer 1] bewezen kan worden dan kan toch in elk geval die tegen [slachtoffer 2] bewezen worden. Zij is volgens haar aangifte heel bang geweest en zij heeft niet voor niks nachtmerries van de gedragingen van verdachte gehad. Dat zij hiervan niet meteen aangifte heeft willen doen komt omdat zij geen zin had in nadere verhoren, zo blijkt uit haar verklaring.
Verdachte heeft verklaard dat hij geagiteerd was, dat hij op luide toon sprak en dat hij het mes op de toonbank heeft gelegd. Verdachte weet ook dat hij intimiderend over kan komen.
De beoordeling van de voor het bewijs van het tenlastegelegde redengevende verklaringen moeten ook beschouwd worden in combinatie met de omstandigheden dat de politie op grond van de verklaringen van anderen en haar eigen bevindingen heeft gerelateerd dat verdachte voorafgaand aan het delict vreemd indringend gedrag vertoonde en dat verdachte op 24 januari 2011 (vier dagen na het tenlastegelegde) in Duitsland meerdere wapens in zijn auto had.
4.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde, omdat volgens hem
niet is voldaan aan de criteria van ‘bedreiging’ zoals geformuleerd in de jurisprudentie over artikel 285 het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bedreiging zowel door het uiten van bedreigende taal als door daden plaats kan vinden. Volgens de raadsman blijkt uit niets dat verdachte jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bedreigende taal heeft geuit. Verdachte heeft slechts (op luide toon) een broodje besteld en vervolgens een exposé gehouden over Hezbollah en Christenen. Evenmin blijkt dat hij met het mes heeft gedreigd. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte blijkt immers dat hij het mes in één beweging uit zijn broeksband heeft gehaald en op de toonbank heeft gelegd. Dit betekent dat uit de woorden noch uit de daden van verdachte een bedreiging kan worden afgeleid. Angst of schrik of het bang zijn voor iemands daden betekent niet automatisch dat daardoor (jegens hem of haar) sprake is van een bedreiging.
Al evenmin blijkt met welk misdrijf de verdachte zou hebben bedreigd.
Ten slotte moeten de door de officier van justitie genoemde omstandigheden voor de beoordeling van het bewijs van het tenlastegelegde buiten beschouwing blijven.
Kortom: er was in dit geval geen sprake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], zoals aan verdachte ten laste is gelegd.
4.4. Het oordeel van de rechtbank
Volgens vaste jurisprudentie is voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659).
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de kleine ruimte van de broodjeszaak [naam] met een hoop misbaar is binnen gekomen, dat hij op luide toon een broodje heeft besteld waarbij hij een mes met een zwaai en met kracht op de toonbank heeft gelegd, en dat hij vervolgens een exposé heeft gehouden over Hezbollah en Christenen.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte weliswaar schrik teweeg hebben gebracht bij de personen die op dat moment in die broodjeszaak aanwezig waren, maar daarmee is nog niet bewezen dat bij hen in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat verdachte tot handelingen zou hebben kunnen overgaan die de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hadden kunnen hebben. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte het mes niet in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gehouden, dat hij daarmee ook geen stekende bewegingen (in hun richting) heeft gemaakt en dat hij geen bedreigende taal (jegens hen) heeft gebezigd.
Dit betekent dat verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Van der Ploeg-Hogervorst en
mr. Van Unnik, rechters, in tegenwoordigheid van Francke, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 oktober 2011.