Overwegingen
1. Eiseres heeft sedert 1993 gewerkt bij de gemeente Weert, onder meer in de functie van personeels- en salarisadministrateur. In het kader van de reorganisatie FLOW is eiseres per 1 april 2012 geplaatst in de functie van medewerker kinderopvang en ondersteuning bij de afdeling OCSW van de sector Inwoners. Naar aanleiding van het feit dat jegens eiseres verdenkingen waren gerezen dat zij zich onrechtmatig toegang zou hebben verschaft tot het personeelsinformatie systeem PIMS en het werktijdregistratie systeem Interflex, heeft het bedrijfsrecherchebureau [BV] (in opdracht van verweerder) een onderzoek uitgevoerd. In het kader van dit onderzoek is onder meer een zogenaamde ‘key logger’ op het (computer) account van eiseres geplaatst.
Bij besluit van 18 februari 2014 heeft verweerder eiseres de toegang tot haar werkplek ontzegd en haar het voornemen haar te schorsen meegedeeld.
Op 18 maart 2014 heeft [BV] een rapport uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat eiseres zich onrechtmatig toegang heeft verschaft tot personeels-, registratie, en administratie systemen en onrechtmatige mutaties, ten gunste van zichzelf, heeft doorgevoerd.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat eiseres is geschorst als ordemaatregel in het belang van het onderzoek en de vervolgprocedure. Over het ontslag stelt verweerder dat eiseres eigenmachtig in de tijdregistratie 156 uur heeft gemuteerd. Voor deze uren heeft zij niet gewerkt, maar wel salaris ontvangen. Deze bevoordeling wordt door verweerder aangemerkt als fraude. Verder kwalificeert verweerder de door eiseres eigenmachtig en ongeautoriseerde handelingen als ernstig plichtsverzuim. Verweerder acht de aan eiseres opgelegde disciplinaire matregel niet onevenredig.
Over de terugvordering stelt verweerder dat van eiseres het onrechtmatig genoten voordeel over de jaren 2012 en 2013 wordt teruggevorderd.
3. Eiseres voert in beroep aan -kort samengevat- dat het onderzoek door [BV] niet zorgvuldig is uitgevoerd. In dit verband stelt eiseres dat het onderzoek veel langer heeft geduurd dan door verweerder was opgedragen (tot 1 januari 2014). Verder stelt eiseres dat het (zware) onderzoeksmiddel niet proportioneel was, gelet op de privacy schending van eiseres.
Over het gestelde plichtsverzuim stelt eiseres dat ten aanzien van de gedragingen die haar worden verweten sprake was van het uitvoeren van werkzaamheden die zij al jarenlang naar volle tevredenheid en met goedkeuring van haar leidinggevende (afdelingshoofd) uitvoerde. In dit verband stelt eiseres dat aan haar, ook na 1 april 2012, vele vragen ten aanzien van salarisverwerking en tijdregistratie werden gesteld. Ook stelt eiseres dat zij sedert
1 april 2012 in ‘algemene dienst’ is aangesteld, hetgeen betekent dat zij breed inzetbaar is voor de gehele organisatie. Verweerder heeft eiseres nimmer meegedeeld dat zij voormelde werkzaamheden niet (meer) mocht doen. Met betrekking tot de gemuteerde uren stelt eiseres dat niet is aangetoond dat zij deze uren zelf heeft gemuteerd.
Eiseres is voorts van mening dat de aan haar opgelegde strafmaatregel(en) onevenredig zijn aan het haar verweten plichtsverzuim. Ter onderbouwing verwijst zij naar een uitspraak van de rechtbank Arnhem (ECLI:NL:RBARN:BG5008).
Over de terugvordering voert eiseres aan dat, los van het feit dat zij niet ten voordele van haarzelf heeft gemuteerd, zij voor deze 156 uur helemaal geen salaris heeft ontvangen.
Voorts stelt eiseres dat de afrekening salaris en overige componenten (‘rugzakje’) door verweerder niet correct is geschied.
Ten slotte stelt eiseres dat het beroep ook is gericht tegen verweerders beslissing op haar bezwaar gericht tegen de ontzegging van de toegang tot haar werkplek.
4. De rechtbank overweegt over het besluit van 9 juli 2014 op het bezwaar gericht tegen het besluit van 18 februari 2014 inzake de ontzegging van de toegang tot de werkplek (en het voornemen tot schorsing) van eiseres als volgt.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat het (aanvullend) beroepschrift van 21 oktober 2014 (respectievelijk 1 december 2014) ook is gericht tegen voornoemd besluit.
De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen dit besluit, na afloop van de wettelijke termijn en derhalve te laat is ingediend. Aangezien de rechtbank niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres voor zover gericht tegen het besluit van 9 juli 2014 niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. De rechtbank overweegt over de schorsing van eiseres als volgt.
Ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder d, van de CAR/UWO kan onverminderd het bepaalde in artikel 16:1:2 de ambtenaar door het college worden geschorst in andere gevallen waarin schorsing wordt gevorderd door het belang van de dienst.
Gelet op de verdenkingen die jegens eiseres waren gerezen en het feit dat verweerders besluitvorming inzake het strafontslag nog niet was afgerond, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten eiseres te schorsen.
Het beroep van eiseres voor zover gericht tegen haar schorsing moet dan ook voor ongegrond worden gehouden.
6. De rechtbank overweegt over het strafontslag van eiseres als volgt.
Ingevolge artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR/UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 8:13 van de CAR/UWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Blijkens het rapport van [BV] heeft eiseres in 2012 en 2013 met de administrator-rechten van Interflex (waarover zij uit hoofde van haar vroegere functie als applicatiebeheerder beschikte) onrechtmatige mutaties (ten gunste van haarzelf) doorgevoerd in haar account in Interflex. Hierbij heeft eiseres de zogenaamde digitale ‘paperclips’ verwijderd, zodat niet zichtbaar was wie voormelde mutaties had doorgevoerd.
Blijkens het gespreksverslag van 17 februari 2014 met eiseres (dat deel uitmaakt van voornoemd rapport) heeft eiseres erkend wijzigingen te hebben doorgevoerd in haar kloktijden en nog te werken uren en dat zij in haar huidige functie het administratoraccount niet meer had mogen gebruiken. Voorts heeft eiseres erkend de digitale ‘paperclip’ te hebben verwijderd en kloktijden van collega’s te hebben geraadpleegd.
7. Over het onderzoek door [BV] overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat de aanleiding voor het onderzoek door [BV] (opdrachtverlening) niet was gelegen in gegevens uit de ‘systemen’ (excel-lijst), zoals eiseres stelt, maar op basis van een concrete melding van een medewerkster van de administratie dat in Interflex een onbekende ‘gebruiker’ actief was. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt dan ook niet.
8. Over het plaatsen van de ‘key-logger’ op het account van eiseres overweegt de rechtbank dat er bij verweerder (concrete) aanwijzingen waren dat in haar account werd gemuteerd. Aangezien moest worden vastgesteld of die mutaties werden uitgevoerd door eiseres zelf kan het plaatsen van de ‘key-logger’ niet als een onevenredig zwaar middel worden gekwalificeerd.
9. Over het aan eiseres verweten plichtsverzuim overweegt de rechtbank dat zij moet worden gehouden aan de door haar op 17 februari 2014 afgelegde en ondertekende verklaring, waarin zij heeft erkend wijzigingen te hebben doorgevoerd in haar kloktijden en nog te werken uren, kloktijden van collega’s te hebben geraadpleegd en de ‘digitale paperclip’ te hebben verwijderd. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
De rechtbank stelt vast dat het raadplegen van gegevens en het uitvoeren van mutaties, werkzaamheden zijn die behoorden bij haar vroegere functie van applicatiebeheerder en niet bij de functie die zij sedert 1 april 2012 verricht. De rechtbank is van oordeel dat eiseres (als voormalig applicatiebeheerder) had moeten begrijpen dat zij in haar nieuwe functie bij de Afdeling Inwoners/OCSW niet meer beschikte over de autorisatie voor voornoemde werkzaamheden.
Over de stelling van eiseres dat zij met toestemming van collega’s (salaris) berekeningen uitvoerde in de (computersystemen) overweegt de rechtbank dat haar leidinggevende niet op de hoogte was van het feit dat zij de berekeningen uitvoerde met behulp van ‘accounts’ waarover zij uit hoofde van haar vroegere functie als applicatiebeheerder beschikte.
Over de stelling van eiseres dat er een ‘werkafspraak’ bestond dat zij ook in haar huidige functie zelf mocht muteren overweegt de rechtbank dat de getuige [naam] (voormalig leidinggevende van eiseres) ter zitting heeft verklaard dat eiseres met hem een (mondelinge) werkafspraak had dat zij zelf mocht muteren, maar dat die afspraak niet kan worden “doorgegeven” aan een andere/nieuwe leidinggevende.
Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan (ernstig) plichtsverzuim.
10. Over de toerekenbaarheid van het plichtsverzuim overweegt de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat het plichtsverzuim niet aan eiseres toegerekend kan worden.
11. Over de evenredigheid tussen het plichtsverzuim en het aan eiseres opgelegde strafontslag overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat in een integriteitskwestie als de onderhavige de wijze van functioneren van eiseres in het verleden niet van doorslaggevend belang is voor het bepalen van de op te leggen straf. Verder is van belang dat de door eiseres uitgevoerde mutaties en het raadplegen van de gegevens van andere medewerkers geen incident betroffen, maar gedurende een langere periode (ongeveer 2 jaar) hebben plaatsgevonden, waardoor verweerder er niet meer op kon vertrouwen dat de gegevens van de computersystemen betrouwbaar waren (corrumpering van het systeem). Met betrekking tot de ‘digitale paperclip’ heeft eiseres verklaard deze te hebben verwijderd zodat in het systeem niet zichtbaar was dat zij de wijzigingen had doorgevoerd. De rechtbank leidt hieruit af dat eiseres dit welbewust heeft gedaan.
Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat onderhavige disciplinaire maatregel niet onevenredig is aan aard en ernst van het door eiseres gepleegde plichtsverzuim.
12. Het beroep van eiseres voor zover gericht tegen het aan haar opgelegde strafontslag moet dan ook voor ongegrond worden gehouden.
13. Over de terugvordering (156 uur) en de zogenaamde “afrekening salaris” overweegt de rechtbank dat de gemachtigden van verweerder ter zitting hebben verklaard deze onderdelen van het bestreden besluit in te trekken en dat hier, na een nadere onderbouwing, opnieuw op zal worden beslist. Dit betekent dat deze onderdelen geen nadere bespreking (meer) behoeven en dat het beroep van eiseres voor zover gericht tegen voornoemde onderdelen van het bestreden besluit gegrond moet worden verklaard.
14. Omdat de rechtbank het beroep (deels) gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).