3.1.
[eisers] vorderen, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, om In de Moriaan – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen:
1. om binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] te voldoen, het hem toekomende loon vanaf 20 januari 2015 ten bedrage van € 2.080,- bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot op het moment dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen;
2. om binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 2] te voldoen, het haar toekomende loon vanaf 20 januari 2015 ten bedrage van € 2.080,- bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot op het moment dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen;
3. om [eiser sub 1] toe te laten tot zijn werk en hem in de gelegenheid te stellen de werkzaamheden te verrichten binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag dat In de Moriaan nalatig zal zijn om aan deze veroordeling te voldoen;
4. om [eiseres sub 2] toe te laten tot haar werk en hem in de gelegenheid te stellen de werkzaamheden te verrichten binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag dat In de Moriaan nalatig zal zijn om aan deze veroordeling te voldoen;
5. om ten aanzien van de onder 1 en 2 genoemde bedragen uit hoofde van achterstallig loon binnen twee dagen na heden (de kantonrechter leest na het in deze te wijzen vonnis) een deugdelijke bruto-netto specificatie over te leggen op verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- per dag voor elke dag In de Moriaan nalatig zal zijn om aan deze veroordeling te voldoen;
4. in de kosten van dit geding.