Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDOR:2009:BH6085

Rechtbank Dordrecht
13-02-2009
16-03-2009
227150 HA VERZ 09-1
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Afwijzing ontbindingsverzoek. Niet gebleken is dat werknemer onvoldoende gefunctioneerd zou hebben. Werkgever heeft drie leerdoelen geformuleerd die niet objectief en meetbaar zijn, zodat evaluatie daarvan niet op een goede en evenwichtige wijze kon plaatsvinden. Werkgever heeft zich ook onvoldoende ingespannen om aan eventuele verbeterpunten met betrekking tot het functioneren van werknemer te werken. Houding van werkgever is niet conform goed werkgeverschap. Nu geen onwerkbare situatie is gebleken en werknemer haar werkzaamheden tot op heden voortzet, is er onvoldoende aanleiding om de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden te ontbinden.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2009-0216
VAAN-AR-Updates.nl 2009-0216

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT

Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 227150 HA VERZ 09-1

beschikking van de kantonrechter te Dordrecht van 13 februari 2009

inzake het verzoek van:

de rechtspersoonlijkheid bezittende Stichting ASVZ,

gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te Sliedrecht,

verzoekster,

gemachtigde mr. P. van Gameren, als jurist werkzaam bij verzoekster,

tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met:

[naam],

wonende te [adres],

verweerster,

gemachtigde mr. G.E. Doelman, advocaat te Dordrecht.

Partijen worden hierna aangeduid met ASVZ en [verweerster].

Verloop van de procedure

De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:

1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 6 januari 2009;

2. het verweerschrift;

3. de aantekeningen van de griffier van de gehouden zitting;

4. de pleitaantekeningen van ASVZ;

5. de door partijen overgelegde producties.

De behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 29 januari 2009.

Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.

De gemachtigden van partijen hebben gepersisteerd bij het in het verzoekschrift en verweerschrift gestelde en hebben hun standpunten nog mondeling nader toegelicht.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1 Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast.

1.2 [verweerster], thans 35 jaar, is op 1 juli 2001 bij ASVZ in dienst getreden op basis van de ID regeling in de functie van medewerkster manage tegen een laatstverdiend salaris van € 1.140,06 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. Per 1 november 2004 is de subsidie voor de functie van [verweerster] geëindigd en is [verweerster] in de functie van dierenverzorger werkzaam. Op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is de CAO gehandicaptenzorg van toepassing.

1.3 [verweerster] verricht de werkzaamheden in de manege bij de [naam], zijnde een instelling voor verstandelijk gehandicapten. De werkzaamheden worden door ongeveer 10 medewerksters, onder leiding van een teamleider, in wisselende diensten volgens een maandelijks in te vullen rooster, verricht.

1.4 Vanaf begin 2008 heeft de leidinggevende van ASVZ, mevrouw [naam] (hierna: [de leidinggevende van ASVZ]) veelvuldig gesprekken met [verweerster] gevoerd over haar functioneren. Van deze gesprekken zijn steeds verslagen gemaakt.

1.5 Op 13 augustus 2008 zijn door [de leidinggevende van ASVZ] tijdens een functioneringsgesprek drie leerdoelen voor [verweerster] geformuleerd, zijnde:

1. scheiding van werk-privé;

2. uitpraten samenwerkingsproblemen;

3. werkzaamheden binnen de gestelde tijd verrichten.

Deze leerdoelen heeft ASVZ tijdens gesprekken met [verweerster] op 19 september 2008, 18 oktober 2008 en 11 november 2008 geëvalueerd.

1.6 Tijdens het evaluatiegesprek van 11 november 2008 waren [verweerster], [de leidinggevende van ASVZ] en mevrouw [naam] (personeelsfunctionaris) aanwezig. In het verslag is het volgende vermeld:

“(…)

Scheiding werk-privé

Geen opmerkingen, heeft geen problemen opgeleverd.

Uitpraten samenwerkingsproblemen

[mevrouw A] heeft een gesprek gehad met haar collega waarmee ze eerder een aanvaring heeft gehad. Dit gesprek is naar haar gevoel niet bevredigend geweest. Ze hebben een andere werkwijze, [mevrouw B] wil dat zaken meteen geregeld worden, [mevrouw A] zegt meer tijd te nemen maar wel op tijd zaken te regelen.

(…)

[mevrouw C] legt uit dat de kern van samenwerken is het overleggen/bespreken van zaken, om met elkaar te weten wie wat doet. [mevrouw A] geeft aan dat ze dat 7 jaar heeft geprobeerd en dat dat niet is gelukt, ze doet het niet meer.

(…)

[mevrouw C] vindt nog altijd dat de kleine stapjes vooruitgang die ze heeft gezien in het werken van [mevrouw A] onvoldoende opwegen tegen haar onveranderde houding.

(…)

Werkzaamheden zijn binnen gestelde tijd af

Het taakgerichte werk uitvoeren gaat [mevrouw A] redelijk af.

Concluderend

[mevrouw C] vindt dat [mevrouw A] onvoldoende vooruitgang heeft geboekt op met name het leerpunt samenwerken. De punten waarop [mevrouw A] vooruit is gegaan, compenseren onvoldoende de houding die [mevrouw A] heeft binnen het team.

[mevrouw A] kijkt onvoldoende vooruit en overlegt op eigen initiatief te weinig met collega’s. Het niet correct omgaan met de ziek/betermelding is een uiting van het onvoldoende communiceren. Bovendien geeft [mevrouw A] onvoldoende blijk van besef van wat haar handelen voor collega’s betekent, waardoor voortdurend problemen in de samenwerking ontstaan. Het vertrouwen op verbetering op dit front is wat [mevrouw C] betreft minimaal.

[mevrouw C] besluit dit gesprek met de mededeling dat zij de sectormanager negatief gaat adviseren over de voortzetting van het dienstverband. [mevrouw A] wordt over het vervolg zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

[mevrouw A] geeft aan het hier niet mee eens te zijn.

(…)”

1.7 Bij brief van 18 november 2008 heeft ASVZ aan [verweerster] medegedeeld dat zij op onderdelen in het begeleidingstraject wel enige vooruitgang heeft weten te boeken, maar haar vorderingen onvoldoende zijn gebleken om het traject als geheel met een voldoende af te sluiten en er mogelijkheden onderzocht worden om de arbeidsrelatie te beëindigen.

1.8 Bij brief van 26 november 2008 heeft [verweerster] aan ASVZ medegedeeld dat zij het niet eens is met het voornemen tot beëindiging van het dienstverband met ASVZ, er tot 2008 nooit sprake is geweest van onvoldoende functioneren en de aangevoerde redenen onvoldoende zijn.

1.9 Bij brief van 26 november 2008 heeft ASVZ aan [verweerster] medegedeeld dat zij geen aanleiding ziet om terug te komen op het voornemen de arbeidsrelatie te beëindigen omdat [verweerster] voldoende in de gelegenheid is gesteld om verbeteringen in het functioneren te laten zien, maar geen vorderingen heeft weten te maken.

1.10 Bij brief van 22 december 2008 heeft de gemachtigde van [verweerster] aan ASVZ medegedeeld dat [verweerster] betwist dat zij onvoldoende zou functioneren en dat er een rechtens geldige reden zou zijn om het dienstverband te beëindigen en dat [verweerster] bereid is om mee te werken aan een mediationtraject ter verbetering van de onderlinge verhoudingen.

1.11 Op verzoek van [verweerster] hebben vrijwilligers en ouders van cliënten van ASVZ schriftelijke verklaringen afgelegd over hun relatie met [verweerster]. Deze verklaringen zijn positief van aard.

2. Het verzoek

2.1 ASVZ verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en ASVZ te ontbinden wegens verandering van omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.

2.2 ASVZ stelt in dit verband, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende.

[verweerster] heeft op de aangegeven leerpunten te weinig vooruitgang geboekt. Met name de samenwerking met collega’s en de werkhouding van [verweerster] bleven te veel te wensen over. Ook voerde [verweerster] de afgesproken werkzaamheden niet of onvoldoende uit. De collega’s moesten [verweerster] namelijk voortdurend aanspreken over wat er gedaan moest worden en telkens controleren of het werk inderdaad gedaan was. ASVZ verwacht niet dat [verweerster] haar functioneren nog zal weten te verbeteren. Ook voor 2008 was er al sprake van tekortschietend functioneren van [verweerster]. Een mediationtraject biedt geen oplossing want als er al sprake zou zijn van minder goede verhoudingen, dan zij die te herleiden tot het tekortschietende functioneren en de gebrekkige attitude van [verweerster]. Er zal voortdurend sprake blijven van samenwerkingsproblemen en de arbeidsrelatie heeft geen reëel toekomstperspectief meer. Ook verwacht ASVZ niet dat met ander werk de functioneringsproblemen zullen zijn opgelost. Doordat [verweerster] vrijwilligers en familieleden van cliënten van ASVZ voor haar gunstige verklaringen heeft laten afleggen, is ASVZ ieder vertrouwen in [verweerster] verloren en is iedere verdere vruchtbare samenwerking geheel en al uitgesloten.

3. Het verweer

3.1 [verweerster] voert verweer en stelt, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende.

[verweerster] heeft steeds naar behoren gefunctioneerd. Kort na het aantreden in januari 2008 van [de leidinggevende van ASVZ] werd [verweerster] aangesproken op haar functioneren. De door [de leidinggevende van ASVZ] eenzijdig opgestelde leerdoelen zijn ook geen duidelijk, objectief meetbare criteria waaraan [verweerster] zou moeten voldoen. Tevens is niet duidelijk op welke feiten de constateringen van [de leidinggevende van ASVZ] zijn gebaseerd. Vanwege verschillende roosters werkt [verweerster] immers niet veel met [de leidinggevende van ASVZ] samen. Wel zijn er twee collega’s die niet goed met [verweerster] overweg kunnen. Volgens het verslag van 11 november 2008 heeft [verweerster] kennelijk vooruitgang geboekt ten aanzien van de leerdoelen 1 tot en met 3, maar is de houding van [verweerster] opeens het allesbepalende criterium. Nu [de leidinggevende van ASVZ] van mening is dat [verweerster] vooruitgang in de leerdoelen heeft gemaakt, is er geen enkele reden om het dienstverband opeens te beëindigen. [verweerster] ontkent overigens dat zij een negatieve werkhouding heeft. Het aanbod van [verweerster] om met behulp van een onafhankelijke derde met alle medewerkers te zoeken naar een verbetering van sfeer en samenwerking is door ASVZ resoluut afgewezen. Door de eenzijdige gerichtheid op [verweerster] heeft ASVZ onvoldoende zorg besteed aan een oplossing om de verhoudingen en sfeer binnen het gehele team te verbeteren. [verweerster] is tot nu toe op de manege blijven werken en ziet ook geen reden om dit niet verder te kunnen doen. [verweerster] stuurt niet aan op verstoorde verhoudingen. Primair verzoekt [verweerster] het verzoek tot ontbinding af te wijzen en subsidiair verzoekt [verweerster] de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst alleen dan toe te wijzen, indien aan haar ten laste van ASVZ een vergoeding (met factor 2) van € 12.310,-- bruto wordt toegekend, met veroordeling van ASVZ in de kosten van het geding.

De beoordeling

4. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Daarvan is niet gebleken.

5. De kantonrechter stelt voorop dat er bij een verzoek tot het beëindigen van de

arbeidsovereenkomst op grond van het bepaalde in art. 7:685 BW, dat wordt

gebaseerd op verandering van omstandigheden, deze omstandigheden van dien aard

dienen te zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd

behoort te eindigen. Het moet dus gaan om een feitelijk onhoudbare situatie.

6. Dat [verweerster] vóór 2008 niet voldoende gefunctioneerd zou hebben, is door ASVZ niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt. Het gaat er dan om dat [verweerster] na een werkzame periode van 6 ½ jaar volgens ASVZ vanaf 2008 ineens niet meer voldoende functioneert. In een dergelijke situatie kan en mag van een werkgever worden verwacht dat deze -gelet op de periode zonder noemenswaardige aanmerkingen- de werknemer klip en klaar aangeeft wat er aan het functioneren mankeert en wat de concrete verbeterpunten zijn. Deze verbeterpunten dienen objectief van aard en meetbaar te zijn, zodat deze adequaat kunnen worden geëvalueerd.

7. De drie leerdoelen die ASVZ heeft geformuleerd zijn niet objectief en meetbaar. Van [verweerster] kon en mocht dan ook niet zonder meer worden verwacht dat zij zou begrijpen wat van haar werd gevraagd. De evaluatie van de leerdoelen kon vanwege het vage karakter ervan ook niet op een goede en evenwichtige wijze plaatsvinden. Te meer nu de evaluatie heeft plaatsgevonden door een persoon die vrijwel nooit bij de dagelijkse werkzaamheden van [verweerster] aanwezig was, maar de informatie over het functioneren van [verweerster] kennelijk (eenzijdig) bij een aantal collega’s van [verweerster] heeft ingewonnen. Overigens blijkt uit het gespreksverslag van 11 november 2008 dat in ieder geval het eerste en derde leerdoel verbeterd was. Nu derhalve twee van de drie leerdoelen verbeterd waren, kan niet gezegd worden dat [verweerster] geen reële vooruitgang heeft geboekt. Dat [verweerster] een negatieve werkhouding zou hebben, is niet dan wel onvoldoende gebleken. Dat [verweerster] de bekwaamheid zou missen voor het eigenlijke werk is eveneens onvoldoende gebleken.

8. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen naar voren is gekomen bij de behandeling van het verzoek ter zitting blijkt niet dat ASZV zich serieus heeft ingespannen om van haar zijde aan eventuele verbeterpunten met betrekking tot het functioneren van [verweerster] te werken en daaraan een positieve bijdrage te leveren. Indien er problemen in de samenwerking tussen [verweerster] en haar collega’s zouden zijn, dan had van ASVZ in het kader van goed werkgeverschap verwacht mogen worden dat zij het voortouw zou nemen om een en ander (in een gezamenlijk overleg) op te lossen. ASVZ heeft dit niet gedaan en heeft het geheel -ten onrechte- aan [verweerster] overgelaten. ASVZ gaat dan ook te ver door direct de conclusie te trekken dat eventuele problemen aan [verweerster] te wijten zijn en op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan te sturen. Het door [verweerster] gedane aanbod tot mediation om fricties op te lossen heeft ASVZ ongemotiveerd afgewezen. Derhalve heeft ASVZ een onvoldoende oplossingsgerichte insteek gehad.

9. Gelet op het aantal met [verweerster] gevoerde functioneringsgesprekken en de verslagleggingen daarvan heeft ASVZ de schijn op zich geladen bezig te zijn met dossieropbouw om van [verweerster] af te komen. In het door ASVZ ingenomen standpunt en de door haar overgelegde stukken wordt een bepaald, negatief, beeld geschetst van [verweerster]. Naar aanleiding van de verwijten die ASVZ [verweerster] in het verzoekschrift heeft gemaakt, ten aanzien van omgaan met klanten en collega’s, is het logisch dat [verweerster] zich daartegen wenste te verdedigen. Dat [verweerster] daarbij gebruik heeft gemaakt van verklaringen van vrijwilligers en familieleden van cliënten van ASVZ is begrijpelijk en naar het oordeel van de kantonrechter –anders dan ASVZ meent- niet laakbaar. Dat [verweerster] hierdoor, zoals ASVZ stelt, grenzen heeft overschreden is dan ook niet juist en dat ASVZ hierdoor het vertrouwen in [verweerster] zou hebben verloren is niet terecht.

10. Uit het voorgaande volgt dat de houding van ASVZ niet conform goed werkgeverschap is geweest. Voorts is gebleken dat [verweerster] het werk bij ASVZ tot op heden op onverkorte wijze voortzet en zoals de ASVZ zelf -ook ter zitting- heeft aangegeven is er geen sprake van slechte omstandigheden en een slechte werksfeer. In dat licht en mede gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 5 is overwogen, valt dan ook niet in te zien dat de arbeidsovereenkomst dient te worden beëindigd. Te meer, nu [verweerster] ter zitting heeft aangevoerd het werk prettig te vinden en dat heel graag te willen continueren. Hetgeen ASVZ hierop heeft gesteld ten aanzien van een onwerkbare situatie acht de kantonrechter weinig overtuigend. De kantonrechter ziet dan ook onvoldoende aanleiding om de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden als bedoeld in art. 7:685 BW te ontbinden. Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.

11. ASVZ wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter

wijst het verzoek af;

veroordeelt ASVZ in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerster] begroot op

€ 400,-- aan salaris gemachtigde.

Deze beslissing is gewezen door mr. B.C. Vink kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.