Bijlage: aansluitingsberekening omzetbelasting
Controle tijdvak
|
2015
|
2014
|
2013
|
2012
|
Totaal verschuldigd volgens grootboek
|
€ 1.003
|
€ 805
|
€ 1.446
|
€ 639
|
Voorbelasting volgens grootboek
|
€ 4.300
|
€ 6.453
|
€ 5.426
|
€ 3.800
|
Aan te geven volgens administratie
|
€ -3.297
|
€ -5.648
|
€ -3.980
|
€ - 3.161
|
Volgens aangiften
|
€ -6.048
|
€ -5.125
|
€ -5.403
|
€ -2.420
|
Verschillen
|
€ 2.751
|
€ -523
|
€ 1.423
|
€ - 741
|
”
3. De naheffingsaanslag omzetbelasting is opgelegd naar een bedrag van € 16.458. Bij beschikking is tevens een verzuimboete van € 998 opgelegd. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 2.033.
4. Met dagtekening 21 november 2017 heeft verweerder aan eiseres een brief gestuurd waarin het volgende is opgenomen:
“In punt 7.1 van het rapport wordt een correctie toegepast in verband met aansluitingsverschillen. (…).
Ik heb vastgesteld dat deze correcties niet goed zijn verwerkt. Deze verschillen zijn aan de verkeerde jaren toegerekend. (…).
In verband met de onjuiste toedeling van de aansluitingsverschillen is de aanslag onjuist samengesteld. De aanslag had moeten luiden:
|
2012
|
2013
|
2014
|
2015
|
Totaal
|
aansluitingsverschil
|
€ -741
|
€ 1.423
|
€ -523
|
€ 2.751
|
€ 2.910
|
niet aangegeven omzet
|
€ 301
|
€ 450
|
€ 744
|
|
€ 1.495
|
Privégebruik auto
|
€ 539
|
€ 1.178
|
|
€ 1.354
|
€ 3.071
|
Facturen niet aanwezig
|
|
|
€ 6.454
|
|
€ 6.454
|
Totaal
|
€ 3.591
|
€ 2.151
|
€ 8.621
|
€ 2.095
|
€ 13.930
|
”
5. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aangekondigde correctie ten aanzien van de aansluitingsverschillen verwerkt. Tevens is de correctie van € 6.454 ten aanzien van de voor 2014 in aftrek gebrachte voorbelasting teruggedraaid. De naheffingsaanslag is verminderd tot € 7.476. De verzuimboete is verminderd tot € 747, zijnde 10% van de verschuldigde belasting. De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 769.
6. In geschil is of de (verminderde) naheffingsaanslag naar een juist bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de door verweerder in aanmerking genomen correcties ten aanzien van aansluitingsverschillen, niet aangegeven omzet en privégebruik auto.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de (verminderde) naheffingsaanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd en heeft verzocht om de opgelegde verzuimboete kwijt te schelden. Volgens eiseres dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot een bedrag van € 4.309. In het beroepschrift is dienaangaande het volgende overzicht opgenomen:
“
Jaren
|
2012
|
2013
|
2014
|
2015
|
Totaal
|
Aansluitverschil
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Niet aangegeven omzet
|
106
|
89
|
0
|
0
|
195
|
Privégebruik auto
|
549
|
1.179
|
1.179
|
1.207
|
4.114
|
|
655
|
1.268
|
1.179
|
1.207
|
4.309
|
”
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de (verminderde) naheffingsaanslag en de verzuimboete niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd.
Beoordeling van het geschil
9. De rechtbank heeft met dagtekening 1 april 2019 aangekondigd dat de zittingsdatum is vastgesteld op 20 mei 2019. Eiseres is met dagtekening 26 april 2019 uitgenodigd voor de zitting op 20 mei 2019. De uitnodiging is per aangetekende post verstuurd aan de gemachtigde op het adres [adres 2] , [postcode] te [woonplaats] en blijkens gegevens van PostNL aldaar op 29 april 2019 uitgereikt. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om uitstel van de zitting afgewezen. De zittingsdatum is meer dan een maand van tevoren aangekondigd en eiseres is meer dan drie weken van tevoren voor de zitting uitgenodigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende gelegenheid gehad om de zaak voor te bereiden. De rechtbank heeft dan ook onvoldoende aanleiding gezien om het uitstelverzoek toe te wijzen. De gemachtigde is vervolgens ter zitting verschenen en heeft aldaar inhoudelijk verweer gevoerd.
10. Ten aanzien van de aansluitingsverschillen heeft eiseres aangevoerd dat deze niet gespecificeerd zijn waardoor zij niet kan controleren of de geconstateerde verschillen juist zijn. De rechtbank kan deze stelling niet volgen. Uit het onderzoeksrapport van verweerder volgt dat de aansluitingsverschillen zien op het verschil tussen de door eiseres opgestelde grootboekrekening omzetbelasting en de door haar ingediende aangiften omzetbelasting. Aldus is alle benodigde informatie voor haar beschikbaar. Het is vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat de geconstateerde verschillen buiten de heffing dienen te blijven. Eiseres heeft geen onderbouwing gegeven en is niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de aansluitingsverschillen terecht opgelegd.
11. Verweerder heeft bedragen die gedurende 2012, 2013 en 2014 op de bankrekening van eiseres zijn gestort als niet aangegeven omzet in de naheffing betrokken. Volgens eiseres is het grootste deel van deze ontvangsten ten onrechte tot de omzet gerekend. Eiseres stelt dat sprake is van privé-ontvangsten, terugbetalingen van leningen, hobbymatige inkomsten en bedragen die wel degelijk in de aangiften omzetbelasting zijn verantwoord.
12. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat op een zakelijk gebruikte rekening tevens bedragen zijn ontvangen die buiten de omzet vallen, op eiseres rust. Eiseres maakt niet met facturen of anderszins aannemelijk dat de ontvangsten een ander dan zakelijk karakter hebben. De tot de stukken van het geding behorende bankafschriften geven onvoldoende uitsluitsel over de aard van de betalingen aan eiseres. Uitzondering hierop vormen betalingen ten bedrage van € 857,53 (€ 558,53 “declaratie oma” en € 299 “Tablet Samsung declaratie [eiseres] Dank voor de moeite”) in 2012 door [F] , de broer van eiseres. Met de omschrijving op de bankafschriften en hetgeen dienaangaande voor het overige door eiseres is verklaard, acht de rechtbank aannemelijk dat deze ontvangsten in de privésfeer van eiseres hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal de naheffingsaanslag verminderen met € 137 ((€ 857,53/119) *19) tot € 7.339 (€ 7.476 -/- € 137).
13. Met betrekking tot het privégebruik auto stelt de rechtbank vast dat het door eiseres bepleite bedrag aan omzetbelasting (€ 4.114) het daadwerkelijk in de naheffing betrokken bedrag (€ 3.071) overstijgt. Het standpunt van eiseres kan dan ook niet leiden tot vermindering van de naheffingsaanslag.
14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag, alhoewel te hoog, terecht is opgelegd. De aangiften omzetbelasting zijn door eiseres dan ook te laag ingediend, hetgeen er in heeft geresulteerd dat de verschuldigde omzetbelasting gedeeltelijk niet is betaald. Op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur in een dergelijk geval een verzuimboete opleggen. Alleen bij een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Van een pleitbaar standpunt of avas, hetgeen zich voordoet als een belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt, is in dit geval geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete dan ook terecht opgelegd. Wel dient de boete, die met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht, is bepaald op 10% van de verschuldigde belasting, te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag. De rechtbank acht de aldus verminderde boete passend en geboden.
15. Voor zover eiseres stelt dat ten onrechte belastingrente in rekening is gebracht omdat de naheffingsaanslag reeds op een eerdere datum had kunnen worden opgelegd, kan de rechtbank deze stelling niet volgen. De aanslag is opgelegd binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn. Voor het overige heeft eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Voor de bezwaarfase wordt geen vergoeding toegekend nu voorafgaande aan de bestreden uitspraken op bezwaar niet om een dergelijke vergoeding is verzocht. Er bestaat ook geen aanleiding om een aanvullende vergoeding toe te kennen voor door de rechtsbijstandverlener opgegeven reis- en verletkosten. Deze kosten zijn inbegrepen in de forfaitaire vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.339 en vermindert de verzuimboete en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op: