Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2016:3341

Rechtbank Den Haag
06-04-2016
06-04-2016
C/09/505587 / HA ZA 16-206
Intellectueel-eigendomsrecht
Bodemzaak,Eerste aanleg - enkelvoudig

IE. Incident. Voeging bodemprocedure met procedure volgens het Versneld Regime in Octrooizaken afgewezen. Niet doelmatig.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/505587 / HA ZA 16-206

Vonnis in incident van 6 april 2016

in de zaak van

de rechtspersoon naar het recht van Frankrijk

ARCHOS S.A.,

gevestigd te Igny (Frankrijk),

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. F.W. Gerritzen te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

KONINKLIJKE PHILIPS N.V.,

gevestigd te Eindhoven,

gedaagde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. L.Ph.J. baron van Utenhove te Den Haag.

Partijen zullen hierna Archos en Philips genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 26 januari 2016 met producties;

  • -

    de voorwaardelijk incidentele conclusie tot voeging van Philips, met producties;

  • -

    de incidentele conclusie van antwoord.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2 Het geschil in de hoofdzaak

2.1.

In de hoofdzaak vordert Archos, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, (i) een verklaring voor recht dat de voorwaarden voor een licentie voor de in de dagvaarding vermelde (UMTS/LTE)octrooien van Philips, zoals geformuleerd in het door Philips gedane aanbod van 28 juli 2015 niet eerlijk, redelijk en niet-discriminerend zijn zoals bedoeld in artikel 6.1 van de ETSI Policy; (ii) een verklaring voor recht dat het door Archos in haar dagvaarding vermelde royaltybedrag en –tarief eerlijk, redelijk en niet-discriminerend zijn; (iii) veroordeling van Philips in de proceskosten; en (iv) Philips te verbieden mededelingen te doen aan derden met betrekking tot de in de dagvaarding opgenomen als vertrouwelijk aangegeven bedrijfsgegevens van Archos.

2.2.

Aan deze vordering heeft Archos ten grondslag gelegd dat zij in rechte is betrokken in Nederland, Duitsland en Frankrijk voor vermeende inbreuken op een aantal door Philips aan de standaardisatiecommissie ETSI als essentieel opgegeven (UMTS/LTE)octrooien. Philips heeft zich ten aanzien van deze octrooien bereid verklaard een onherroepelijke licentie te verlenen, maar het door Philips gedane aanbod is niet FRAND en voldoet niet aan de in Huawai/ZTE1 geformuleerde eisen. Philips zal de handhaving van haar octrooien in strijd met de FRAND-verplichting voortzetten. Archos heeft er een rechtmatig belang bij om met het oog op de handhavingsprocedure een verklaring voor recht te verkrijgen dat het aanbod van Philips niet-FRAND was en dat het door Archos aangeboden royaltybedrag en – tarief dat wel was.

3 Het geschil in het incident

3.1.

Philips vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/09/504791 / HA ZA 16-137, zulks onder de voorwaarde dat laatstgenoemde procedure, die aanhangig is volgens het Versneld Regime in Octrooizaken (hierna: VRO), geen vertraging oploopt en met inachtneming van het in randnummers 17 en 18 van de incidentele conclusie vermelde voorstel.

3.2.

Philips heeft aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd. In oktober 2015 heeft Philips drie VRO-zaken aanhangig gemaakt tegen Archos, waaronder de procedure met zaak- en rolnummer C/09/504791 / HA ZA 16-137 (hierna: de ‘791-procedure), die als eerste aanvangt en waarin op 18 november 2016 een pleidooi zal plaatsvinden. In die procedure zal Archos – gelijk zij als eiseres doet in de onderhavige procedure – onder meer aanvoeren dat Philips niet aan haar FRAND-verplichtingen heeft voldaan. De beide zaken zijn verknocht en vanuit het oogpunt van doelmatigheid en proces-economie verdient het de voorkeur dat de beide zaken worden gevoegd. Om beide zaken zoveel mogelijk te stroomlijnen stelt Philips voor om in de onderhavige zaak te bepalen dat de conclusie van antwoord, gelijktijdig met het (mogelijke) antwoord in reconventie in de ‘791-procedure, zal worden genomen op 10 augustus 2016, waarna de onderhavige procedure overeenkomstig de ‘791-procedure kan worden vervolgd. Aan de gevorderde voeging is de voorwaarde verbonden dat de ‘791-procedure hierdoor niet uit het VRO-regime gaat of dat deze anderszins vertraging oploopt.

3.3.

Archos voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling in het incident

4.1.

De internationale bevoegdheid van de rechtbank in de hoofdzaak is gebaseerd op artikel 4 EEX II-Vo2 nu Philips is gevestigd in Nederland. Deze rechtbank is ook relatief bevoegd van de vorderingen van Archos kennis te nemen nu die bevoegdheid niet voor alle weren is bestreden. Gelet op de bevoegdheid in de hoofdzaak is de rechtbank ook bevoegd kennis te nemen van de vordering in het incident.

4.2.

De rechtbank stelt vast dat de onderhavige zaak en de ‘791-procedure gezien de feitelijke en juridische geschilpunten verknochte zaken zijn als bedoeld in artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Er is immers sprake van overlap tussen de juridische geschilpunten in beide zaken, zodat consistentie in beide uitspraken wenselijk is. Voor voeging als bedoeld in voormelde bepaling ziet de rechtbank evenwel geen aanleiding. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

4.3.

De ‘791-procedure betreft een VRO-zaak. Voeging met die procedure zou ertoe leiden dat de onderhavige procedure feitelijk ook onder het dat regime zou komen te vallen, zonder dat eisende partij daartoe heeft verzocht. Om de voeging te bewerkstelligen zou de onderhavige procedure voorts moeten worden vertraagd tot aan het (mogelijke) antwoord in reconventie in de ‘791-procedure. Indien partijen in de onderhavige zaak vervolgens – in afwijking van het VRO-regime – proceshandelingen zouden willen verrichten, zouden de zaken weer moeten worden gesplitst, dan wel zou de ‘791-procedure vertraging oplopen. In dat geval zal de voor voeging vereiste aanhouding van de onderhavige zaak achteraf onnodig blijken, dan wel zou niet langer zijn voldaan aan de door Philips aan de voeging verbonden voorwaarde. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank voeging thans niet doelmatig. Een en ander neemt overigens niet weg dat op een later moment – hetzij op verzoek van (één van) partijen, hetzij ambtshalve – besloten kan worden tot (informele) rolvoeging.

4.4.

De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

5 De beslissing

De rechtbank:

in het incident

5.1.

wijst het gevorderde af,

5.2.

houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,

in de hoofdzaak

5.3.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 mei 2016 voor conclusie van antwoord,

5.4.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.Th. van Walderveen en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.

1 HvJ EU 16 juli 2015, C-170/13, ECLI:EU:C:2015:477, (Huawai/ZTE).

2 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.