2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 mei 2010 t/m 21 sept 2010 te Leiden, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van (in totaal)
1300 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgesteld als advocaat en/of raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) en/of aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat en/of raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) in (alle onderdelen van) de procedure(s) ingevolge de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit mocht/kon optreden en/of
- deed voorkomen alsof hij gerechtigd zou zijn het verhoor bij te wonen en/of
- niet tegengesproken dat hij advocaat is/zou zijn en/of
- op zijn briefpapier de term 'lawyer' gebruikt, waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 08 april 2011 tot en met 25 mei 2011 te Leiden, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer 2] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van (in totaal) 2700 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgesteld als en/of gesuggereerd te zijn advocaat en/of (voorkeurs-)raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) en/of 'lawyer' en/of aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat en/of raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) in (alle onderdelen van) de
procedure(s) ingevolge de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit mocht/kon optreden en/of - in het bijzijn van die [slachtoffer 2] naar de IND en/of de politie gebeld en zich daarbij voorgesteld als de (voormalig) advocaat van haar partner [partner slachtoffer 2] en/of
- niet tegengesproken dat hij advocaat is/zou zijn en/of
- per brief aan [slachtoffer 2] 's partner [partner slachtoffer 2] bevestigd een betalende praktijk te hebben en derhalve zonder toevoeging te procederen en/of
- op zijn briefpapier de term 'lawyer' gebruikt,
waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 april 2011 tot en met 28 jun 2011 te Leiden, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer 3] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van (in totaal) 3600 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgesteld als en/of gesuggereerd te zijn advocaat en/of raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) en/of 'lawyer' en/of aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat en/of raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) in (alle onderdelen van) de
procedure(s) ingevolge de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit mocht/kon optreden en/of - op zijn briefpapier de term 'lawyer' gebruikt,
waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 31 januari 2011 tot en met 15 feb 2012 te Leiden, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van (in totaal) 4250
euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgesteld als en/of gesuggereerd te zijn advocaat en/of raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) en/of 'lawyer' en/of aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat en/of raadsman (in de zin van de Vreemdelingenwet) in (alle onderdelen van) de procedure(s) ingevolge de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit mocht/kon optreden
- en/of op zijn briefpapier de term 'lawyer' gebruikt,
waardoor [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 mei 2010 tot en met 19 september 2013 te Leiden, althans in Nederland (meermalen), (telkens) zonder daartoe gerechtigd te zijn de titel van advocaat en/of meester in de rechten heeft gevoerd, immers heeft hij zich tegenover de politie voorgedaan als (voormalig en/of voorkeurs)advocaat en/of raadsman en/of heeft hij zich tegenover een betrokken Belgische advocaat/raadsman voorgedaan als advocaat en/of stond zijn kantoor op zijn internet-site vermeld als " [naam kantoor] ", zulks terwijl hij niet de titel van advocaat en/of meester in de rechten mocht voeren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 mei 2010 tot en met 19 september 2013 te Leiden, althans in Nederland, terwijl hij (telkens) niet was toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe de wet een toelating vordert, te weten als advocaat, buiten noodzaak dat beroep (meermalen) heeft uitgeoefend, immers heeft hij zich tegenover de politie
voorgedaan als (voormalig en/of voorkeurs)advocaat en/of raadsman (die niet bij het verhoor behoefde te zijn) en/of heeft hij zich tegenover een betrokken Belgische advocaat/raadsman voorgedaan als advocaat (tengevolge waarvan deze stukken aan hem heeft gestuurd).
3 Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding
Verdachte heeft gedurende een langere periode aan rechtzoekenden ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 juridische bijstand verleend. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte daarbij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 4] (hierna; [slachtoffer 4] ) heeft opgelicht door zich jegens deze rechtzoekenden voor te doen als advocaat, terwijl hij dat niet was, en hen geldbedragen heeft laten betalen voor de door hem verleende rechtsbijstand. Tevens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte de titel van advocaat en/of meester in de rechten heeft gevoerd terwijl hij dat niet mocht dan wel het beroep van advocaat onbevoegd heeft uitgeoefend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Voorts heeft de raadsvrouw – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – verzocht om aanhouding van de behandeling voor het horen van [getuige 3] en [kennis slachtoffer 4] als getuigen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank1
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 (oplichting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] )
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
In deze twee zaken was sprake van een onmiddellijke noodzaak tot rechtsbijstand van een advocaat omdat er sprake was van vreemdelingenbewaring.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in 2010 een vreemdelingenadvocaat nodig had voor zijn zus [zus slachtoffer 1] omdat zij door de politie staande was gehouden2. Op 18 mei 2010 is [zus slachtoffer 1] in bewaring gesteld3. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij naar verdachte is gegaan, omdat hij dacht dat hij een vreemdelingenadvocaat was. Verdachte wilde de zus van [slachtoffer 1] wel vertegenwoordigen en hij wilde daarvoor cash geld4. Volgens de factuur van [naam kantoor] is op 18 mei 2010 een bedrag van € 1000,00 ten behoeve van [zus slachtoffer 1] aan het kantoor van verdachte in Leiden betaald5. Opvallend daarbij is dat het bedrag vrijwel meteen is betaald, nadat [slachtoffer 1] bij verdachte is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld van [slachtoffer 1] heeft aangenomen en aan het werk is gegaan voor zijn zus. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij geen advocaat is6.
Net als [slachtoffer 1] was [slachtoffer 2] op zoek naar een advocaat – in dit geval voor haar partner [partner slachtoffer 2] die ook in vreemdelingenbewaring was gesteld7. Verdachte zou niet hebben gezegd dat hij geen advocaat is8. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat verdachte haar onder meer heeft verteld dat “sociale advocaten” door de overheid worden betaald en dat deze advocaten niet hun best doen, hij daarentegen werkte voor “zijn naam”. Voorts heeft een verbalisant bij de vreemdelingenpolitie gerelateerd dat verdachte zich zou hebben voorgesteld als “voorkeursadvocaat [verdachte] ” en gezegd zou hebben, “ik ben de volmacht van mevrouw [partner slachtoffer 2] ”9. [slachtoffer 2] heeft in haar verklaring bij de politie bevestigd dat verdachte telefonisch contact heeft gehad met de vreemdelingenpolitie en heeft gezegd dat hij “de voorkeursadvocaat” was10.
Uit de factuur van 11 april 2011 blijkt dat er een bedrag van € 2.500,00 in rekening is gebracht11. En uit de factuur van 14 april 2011 komt naar voren dat er een bedrag van
€ 100,00 is betaald12. Op alle facturen staat de kantoornaam van verdachte vermeld met het woord “lawyers”, gevestigd te Leiden. Ook hier is het bedrag meteen voldaan en heeft verdachte verklaard dat hij het geld heeft aangenomen en aan het werk is gegaan voor [partner slachtoffer 2]13.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
In de zaken [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] was er geen sprake van vreemdelingenbewaring en daarmee van onmiddellijke noodzaak tot rechtsbijstand door een advocaat. Wel waren ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op zoek naar een advocaat.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op zoek was naar een andere advocaat en bij verdachte is terecht gekomen14 en dat verdachte heeft gezegd dat hij advocaat was15. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte heeft gezegd dat hij een speciale advocaat is en niet in opdracht van de IND werkt16 en dat hij een “private lawyer” is17. Dit vindt steun in de kwitanties – die in overeenstemming zijn met de bij de vordering benadeelde partij overgelegde factuur – waaruit blijkt dat op 1 april 2011 € 2.500,00 en op 11 april 2011 € 1.000,00 is betaald18. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer 3] hem € 3.500,00 euro heeft betaald19.
[slachtoffer 4] heeft bij de politie niet met zoveel woorden verklaard dat hij op zoek was naar een advocaat. Wel is ook hij met een verzoek om rechtsbijstand bij verdachte terecht gekomen en heeft hij € 4.250,00 aan verdachte betaald20. Zijn verklaring vindt steun in de factuur van 28 maart 2011, waarop een bedrag van € 3.000,0021 staat vermeld, in de factuur van 25 mei 2011 met een bedrag van € 750,0022 en de factuur van 31 oktober 2011 met een bedrag van € 500,0023. Op alle facturen staat de kantoornaam van verdachte vermeld met het woord “lawyers” gevestigd te Leiden. Verdachte heeft verklaard dat er door [slachtoffer 4] is betaald en dat hij de opdracht heeft aanvaard24.
Voorts heeft [slachtoffer 4] verklaard dat een kennis van hem – [kennis slachtoffer 4] – navraag ging doen over verdachte. [kennis slachtoffer 4] heeft hierop contact gehad met de Orde van Advocaten en te horen gekregen dat verdachte helemaal geen advocaat is. Ook zou [kennis slachtoffer 4] contact hebben gehad met verdachte25. Deze verklaring sluit aan bij de verklaring van verdachte dat hij inderdaad contact heeft gehad met [kennis slachtoffer 4]26. Gezien deze verklaring van verdachte – in tegenstelling tot waarvan zij uitging op basis van wat [slachtoffer 4] haar gezegd had – is de rechtbank van oordeel dat het niet noodzakelijk is dat [kennis slachtoffer 4] – zoals door de verdediging verzocht – alsnog wordt gehoord. Het is immers duidelijk dat ook in de zaak van [slachtoffer 4] verdachte werkzaamheden heeft verricht, hiervoor geldbedragen betaald heeft gekregen en dat ook [slachtoffer 4] in de veronderstelling verkeerde dat verdachte advocaat was en dat hij – als hij had geweten dat dit niet zo was – hem zijn zaak niet had laten behandelen27.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte in de zaak van [slachtoffer 4] op dezelfde wijze heeft gehandeld als in de zaken van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van alle vier zaken het volgende.
Het woord lawyer
Uit de factuur en het in die tijd gebruikte briefpapier van het kantoor van verdachte blijkt zoals hiervoor omschreven dat verdachte in het briefhoofd het woord “lawyer” vermeldde. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij zich naar rechtzoekenden toe “lawyer” noemde28. De rechtbank stelt vast dat dit woord bij rechtzoekenden de indruk heeft gewekt dat verdachte advocaat is. Weliswaar kunnen taalkundig aan het woord “lawyer” meerdere betekenissen worden toegekend, waarbij aan advocaat maar ook aan jurist kan worden gedacht. De meest gebruikelijke vertaling van “lawyer” is evenwel advocaat. Zeker bij de (niet Engelstalige) rechtzoekende die niet vertrouwd is met het jargon, zal mede door het gebruik van dit woord de indruk zijn gewekt dat verdachte advocaat was. Aldus voedde verdachte de veronderstelling van zijn cliënten dat hij advocaat was.
Het aannemen van een valse hoedanigheid
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zich voor te doen als advocaat/lawyer, dan wel dit niet tegen te spreken, een valse hoedanigheid heeft aangenomen. Hij heeft zich immers een specifieke kwaliteit aangemeten, namelijk dat hij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zou kunnen helpen als advocaat. Alle vier rechtzoekenden waren op zoek naar een advocaat en verdachte heeft hen in de veronderstelling gebracht en gelaten dat hij advocaat zou zijn. Verdachte heeft zich immers als advocaat voorgedaan, terwijl hij dat niet is. De vergelijking die de raadsvrouw heeft gemaakt met de casus waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het zich voordoen als bonafide verkoper op het internet mank gaat. Het gaat in dit geval immers om een heel specifieke hoedanigheid die verdachte zich ten onrecht heeft aangemeten namelijk het zijn van advocaat.
Tot slot is vast komen te staan dat verdachte door het aannemen van deze valse hoedanigheid [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] tot afgifte van geld heeft bewogen. Zij hebben achteraf verklaard dat zij geen gebruik van zijn diensten zouden hebben gemaakt, als zij hadden geweten dat verdachte geen advocaat is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 5 (het onbevoegd voeren van de titel van advocaat)
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen in acht nemende en gelet op het onderstaande is de rechtbank van overdeel dat wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voeren van de titel van advocaat zonder dat hij daartoe gerechtigd was.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verbalisant De Jong heeft in het proces-verbaal aangaande de inbewaringstelling van [zus slachtoffer 1] gerelateerd dat verdachte telefonisch heeft doorgegeven [zus slachtoffer 1] te vertegenwoordigen en dat hij het niet nodig vond om bij het verhoor aanwezig te zijn. Hij zou zijn cliënte in de loop van de dag bezoeken29. Op 7 juli 2014 heeft [getuige 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte op 25 mei 2010 contact heeft gezocht met het bureau en zich daarbij heeft gemeld als voorkeursadvocaat30. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van [getuige 2] , afgelegd op 7 juli 2014 bij de rechter-commissaris. Onder verwijzing naar haar proces-verbaal van 26 oktober 2010 heeft zij verklaard dat zij intern de mededeling kreeg dat de advocaat van [slachtoffer 1] aan de lijn was. Verdachte heeft met haar over zijn cliënte gesproken en ze hebben het over de piketmelding gehad. Verdachte heeft gezegd dat hij de piketmelding zou aannemen31.
Het bovenstaande sluit aan bij de verklaring van [getuige 3] – de Belgische advocaat van [zus slachtoffer 1] – die heeft verklaard dat hij aan verdachte heeft gevraagd of hij advocaat was en dat deze antwoordde, “ja, dat ben ik”32.
Gezien het vorenstaande – in onderling samenhang bezien – ziet de rechtbank geen noodzaak om [getuige 3] als getuige horen en wijst zij het verzoek van de verdediging hiertoe derhalve af.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 18 mei 2010 te Leiden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van 1000 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich voorgesteld als advocaat en aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat in alle onderdelen van de procedures ingevolge de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit mocht optreden en
- niet tegengesproken dat hij advocaat is en
- op zijn briefpapier de term 'lawyer' gebruikt,
waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 08 april 2011 tot en met 14 april 2011 te Leiden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van in totaal 2600 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich voorgesteld als en gesuggereerd te zijn advocaat en aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat in de zin van de Vreemdelingenwet in alle onderdelen van de
procedures ingevolge de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit mocht optreden en
- in het bijzijn van die [slachtoffer 2] naar de politie gebeld en zich daarbij voorgesteld als de advocaat van haar partner [partner slachtoffer 2] en
- niet tegengesproken dat hij advocaat is en
- op zijn briefpapier de term lawyer' gebruikt,
waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 01 april 2011 tot en met 11 april 2011 te Leiden, met het oogmerk om zich te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van in totaal 3500 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich voorgesteld als en gesuggereerd te zijn advocaat en 'lawyer' en aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat mocht optreden en
- op zijn briefpapier de term 'lawyer' gebruikt,
waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in de periode 31 januari 2011 tot en met 31 oktober 2011 te Leiden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van in totaal 4250 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- gesuggereerd te zijn advocaat en 'lawyer' en aangegeven de zaak te willen aannemen, zulks terwijl hij niet als advocaat mocht optreden
- en op zijn briefpapier de term 'lawyer' gebruikt,
waardoor [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 18 mei 2010 tot en met 19 september 2013 te Leiden, (meermalen), zonder daartoe gerechtigd te zijn de titel van advocaat heeft gevoerd, immers heeft hij zich tegenover de politie voorgedaan als (voorkeurs)advocaat en heeft hij zich tegenover een betrokken Belgische advocaat voorgedaan als advocaat en stond zijn kantoor op zijn internet-site vermeld als " [naam kantoor] ", zulks terwijl hij niet de titel van advocaat mocht voeren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
10 De beslissing
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5 primair:
zonder daartoe gerechtigd te zijn de titel van advocaat voeren, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 200 (TWEEHONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 100 (HONDERD) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (TWEE) MAANDEN;
bepaalt dat die straf, groot 2 (twee) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts ten aanzien van feit 5 tot:
een geldboete van € 750,00;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] , een bedrag van € 3.500,00 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 april 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 april 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] ;
verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst af de vordering tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangaande [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Elkerbout, voorzitter,
mr.drs. J.E.M.G. van Wezel, rechter,
mr. D.A.C. Koster, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic en mr. R.A. Hopman, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2016.