2.2.
Bij vonnis in kort geding op tegenspraak gewezen op 26 september 2012 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in een procedure tussen RBS N.V. en [gedaagde] als volgt beslist, voor zover nu relevant [nummering toegevoegd door voorzieningenrechter]:
“[1] verbiedt [gedaagde] na betekening van dit vonnis op welke manier dan ook en via welk telefoonnummer of welk e-mailadres dan ook, contact op te nemen met (medewerkers van) RBS;
[2] verbiedt [gedaagde] e-mailadressen te registreren en te gebruiken waarin namen van afdelingen van RBS, medewerkers van RBS of de namen ‘RBS’, The Royal Bank of Scotland en/of variaties daarop voorkomen, dan wel op enige andere wijze de identiteit van (afdelingen van) RBS of medewerkers van RBS te gebruiken, al dan niet voor het opstellen van correspondentie die ten onrechte suggereert dat deze van RBS afkomstig is;
[3] gebiedt [gedaagde] iedere verspreiding, openbaarmaking en/of het (in de media) doen van uitlatingen waarin hij RBS van fraude beschuldigt, alsmede soortgelijke uitingen, te staken en gestaakt te houden en van het internet, waaronder begrepen van de ‘#JesterStrause’ en ‘#BankFraudette’ Twitter-accounts, te verwijderen en verwijderd te houden;
[4] gebiedt [gedaagde] iedere verspreiding, openbaarmaking en/of het (in de media) doen van uitlatingen waarin hij persoonsgegevens van RBS-medewerkers publiceert te staken en gestaakt te houden;
[5] gebiedt [gedaagde] alle media, waarin publicaties of reacties zijn verschenen waarin RBS door [gedaagde] , al dan niet onder een alias, wordt beschuldigd van fraude en waarin door [gedaagde] persoonsgegevens van RBS-medewerkers worden gepubliceerd, op deugdelijke wijze te verzoeken, onder toezending van een kopie van dit vonnis, met een gelijktijdig afschrift aan de raadsman van RBS, deze uitingen te verwijderen en verwijderd te houden met uitsluitend het volgende verzoek:
“Omdat de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage bij vonnis van 26 september 2012 heeft geoordeeld dat de hierna te noemen bericht(en) of artikel(en) onrechtmatig is/zijn jegens The Royal Bank of Scotland N.V., verzoek ik u deze te verwijderen en verwijderd te houden:”
[6] gebiedt [gedaagde] Google te verzoeken, op de wijze die Google hiertoe voorschrijft, de publicaties of reacties waarin RBS door [gedaagde] , al dan niet onder een alias, wordt beschuldigd van fraude en waarin door [gedaagde] persoonsgegevens van RBS-medewerkers worden gepubliceerd te verwijderen en verwijderd te houden uit de Google zoekresultaten en uit haar cache, opdat deze publicaties niet meer vindbaar zijn via Google;
[7] verbiedt [gedaagde] derden op te roepen om op enige wijze schade toe te brengen aan RBS, waaronder begrepen maar niet beperkt tot het oproepen van derden om websites van RBS te hacken en offline te halen;
- een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,-- voor iedere keer, dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in strijd handelt met een van voornoemde verboden c.q. geboden met een maximum van € 50.000,--;
(…)”
In het navolgende zal naar de verboden en geboden telkens worden verwezen onder vermelding van het toegevoegde nummer.
2.4.
Op 29 mei 2013 heeft RBS N.V. door een deurwaarder aan [gedaagde] laten aanzeggen dat hij in gebreke is gebleven met de nakoming van het onder 2.3. weergegeven bevel en dat RBS N.V. de door [gedaagde] verbeurde dwangsommen van € 50.000,-- opeist. Betaling door [gedaagde] is uitgebleven.
2.6.
Bij brief van 18 juli 2013 bericht de heer [gerechtsdeurwaarder] , gerechtsdeurwaarder, als volgt aan de advocaat van RBS:
“(…)
Een onderzoek naar de verhaalsmogelijkheden [voorzieningenrechter: op [gedaagde] ] heeft het volgende opgeleverd.
- Er is geen sprake van een periodiek inkomen
- Er zijn geen rechtsverhoudingen met bankinstellingen waarbij de heer [gedaagde] een vordering tegoed heeft van deze derden
- De heer [gedaagde] huurt een kamer op de bovenetage van een eengezinswoning welke aan een derde toebehoort, welke derde geen gemeenschappelijke huishouding voert met de heer [gedaagde]
- Er zijn geen roerende zaken of andere vermogensbestanddelen aangetroffen waarop de vordering kan worden verhaald
(…)”
2.7.
Bij vonnis in kort geding op tegenspraak gewezen op 12 september 2013 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in een procedure tussen RBS N.V. en RBS plc aan de ene kant en [gedaagde] aan de andere kant als volgt beslist, voor zover nu relevant:
“(…)
- legt de verboden en geboden zoals aan [gedaagde] opgelegd bij vonnis van 26 september 2012 (…) tevens op aan [gedaagde] ten behoeve van RBS plc;
- verklaart de verboden en geboden zoals aan [gedaagde] opgelegd bij vonnis van 26 september 2012 en in dit vonnis tevens opgelegd aan [gedaagde] ten behoeve van RBS plc gedurende een periode van één jaar uitvoerbaar bij lijfsdwang, een en ander voor zover [gedaagde] in strijd handelt met deze veroordelingen, telkens voor perioden van twee weken, met een maximumduur van 4 maanden, met dien verstande dat ten aanzien van het gebod onder 3, voor zover dat strekt tot het verwijderen van de aldaar genoemde uitlatingen van internet, dit deel van het gebod uitsluitend uitvoerbaar bij lijfsdwang is voor zover het de Twitter-accounts ‘#JesterStrause’ en ‘#BankFraudette’ betreft;
(…)”