2 De feiten
2.1.
Antea is een onderneming die investeert en deelneemt in andere ondernemingen. Experience maakt deel uit van een groep vennootschappen die klantcontactdiensten (bijvoorbeeld callcenters) aanbiedt.
2.2.
Antea is in het najaar van 2012 in opdracht van Experience benaderd om in Experience te investeren, dan wel om alle (of een deel van de) aandelen die de aandeelhouders van Experience houden over te nemen (hierna: de Transactie).
2.3.
Naar aanleiding van de door Antea getoonde interesse in Experience heeft Antea op 15 oktober 2012 een geheimhoudingsovereenkomst getekend, waarna zij diezelfde dag een “company presentation” over Experience heeft ontvangen.
2.4.
Op 8 februari 2013 heeft Antea een verbeterde indicatieve niet bindende bieding uitgebracht. Deze luidt voor zover relevant als volgt:
5. de verstrekte informatie geeft een getrouw beeld van de Onderneming;
6. de prognose 2013, EBITDA € 2 miljoen, is haalbaar en verdere groei in omzet en resultaat na 2013 is realistisch;
7. het genormaliseerde eigen vermogen per 31 december 2012 bedraagt € 210.955 negatief (…) het genormaliseerde balanstotaal € 5.287.531;
(…)
10. de opbrengst van de investering van Antea wordt voor een maximaal bedrag van € 1 miljoen gebruikt om “achterstallige” crediteuren mee af te lossen;
1. ondertekening van een intentieverklaring met exclusiviteit voor Antea;
2. uitvoeren ‘strategische quick scan’ en management beoordeling door externe adviseur(s);
3. bespreken van de propositie met de Raad van Commissarissen van Antea Participaties VI B.V.;
4. uitvoeren due diligence door externe adviseur(s);
5. opstellen koopovereenkomst;
6. closing bij Notaris.
Voorbehouden
De voorbehouden bij deze Bieding zijn als volgt:
1. goedkeuring Raad van Commissarissen van Antea;
2. een naar het oordeel van Antea positieve uitkomst van het due diligence onderzoek;
3. overeenstemming met de verkopers over de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst, de garanties en vrijwaringen.
2.5.
Partijen hebben op 18/20 maart 2013 een intentieovereenkomst gesloten (hierna: de intentieovereenkomst). De intentieovereenkomst luidt voor zover relevant:
De voorgenomen Transactie
(…)
6. Antea heeft het voornemen deze Transactie te doen onder meer gebaseerd op:
(…)
c) de verstrekte pro forma balans per 31 december 2012 met een eigen vermogen van € 39.045 en een balanstotaal van (…) € 5.537.531;
(…)
e) de prognose 2013, o.a. een EBTDA van € 2 miljoen, is realistisch (…) en verdere groei in omzet en resultaat na 2013 is haalbaar;
(…)
h) de veronderstelling dat er geen additionele investeringen benodigd zijn om de afgegeven prognoses te realiseren.
(…)
Het due diligence onderzoek
7. Na ondertekening van de LOI zal Antea een investeringsvoorstel maken, dat zal worden voorgelegd aan haar Raad van Commissarissen in de eerstvolgende vergadering van de Raad van Commissarissen. Deze zal plaatsvinden op 17 april a.s. om 13:30 uur te Den Haag. De aanwezigheid van de CEO, de heer [A], bij deze vergadering is een vereiste. Een strategische quick scan door [B] en een management assessment van de CEO, de heer [A], door een externe partij dienen voor deze vergadering plaats te vinden. Na goedkeuring van het investeringsvoorstel zal het due diligence onderzoek aanvangen. Indien geen goedkeuring wordt verkregen vervalt de in de intentieovereenkomst opgenomen exclusiviteit en wordt deze LOI ontbonden, zonder dat Partijen jegens elkaar tot enige vergoeding van schade zullen zijn gehouden (…)
(…)
9. Indien het nader onderzoek door Antea gegevens oplevert die naar haar oordeel de waarde van de aandelen in het kapitaal van Experience Groep wezenlijk beïnvloeden, heeft Antea het recht de onderhandelingen te beëindigen. Antea zal in dat geval onverwijld haar onderzoeksbevindingen met Experience Groep delen en alle, in het kader van het due diligence, ontvangen stukken retourneren. Een dergelijk besluit van Antea zal schriftelijk en gemotiveerd ter kennis van Verkopers worden gebracht. Antea zal in dit geval niet verantwoordelijk dan wel aansprakelijk kunnen worden gehouden voor enige schade geleden door de overige partijen. De partijen 1 tot en met 9 [verkopers: Experience en haar (indirect) aandeelhouders; rechtbank] zullen door Antea niet verantwoordelijk dan wel aansprakelijk kunnen worden gehouden voor enige schade geleden door Antea.
10. Indien de uitkomsten van het due diligence positief zijn, zal de voorgenomen Transactie ter finale beoordeling aan de Raad van Commissarissen van Antea (…) worden voorgelegd, en zal definitieve goedkeuring voor de voorgenomen Transactie worden gevraagd. Een besluit van de Raad van Commissarissen van Antea (…) om van de Transactie af te zien, zal schriftelijk en gemotiveerd ter kennis van Verkopers worden gebracht.
11. De kosten van de quick scan, de management assessment, het due diligence-onderzoek, het opstellen van de PAO (participatie- en aandeelhoudersovereenkomst), het opstellen van de closing contracten en de notariële kosten, gezamenlijk te noemen externe advieskosten, komen bij het doorgang vinden van de Transactie, voor rekening van de Experience Groep. Bij het niet doorgang vinden van de Transactie, komen deze kosten voor rekening van Antea, tenzij a) op basis van de uitkomsten van het due diligence onderzoek er redelijkerwijs niet van Antea kan worden verwacht dat zij de voorgenomen Transactie realiseert tegen de in deze LOI opgenomen voorwaarden (…) In welk geval Antea genoemde kosten kan verhalen op partij 1 [Experience; rechtbank]. Partijen 1 tot en met 9 krijgen voor aanvang van deze werkzaamheden inzage in de offertes van deze werkzaamheden. Bij doorgaan van de voorgenomen Transactie mogen partij 1 tot en met 9 gezamenlijk maximaal € 75.000, exclusief BTW, bij Experience Groep in rekening brengen voor juridische- en advieskosten In verband met de voorgenomen Transactie (…)
2.6.
Nadat Antea een management assessment rapport van 27 maart 2013 had laten opstellen door BDO Investigations B.V. (hierna: BDO) en een strategische “quick scan” van 11 april 2013 door [B] B.V. (hierna: [B]) heeft op 17 april 2013 de in artikel 7 van de intentieovereenkomst genoemde vergadering van de Raad van Commissarissen plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft de Raad van Commissarissen een drietal aanvullende voorwaarden aan zijn goedkeuring van de Transactie verbonden. Deze voorwaarden waren: 1) een “reversed option”, 2) het aanstellen van een budget neutrale CFO en 3) dat uit het due diligence onderzoek moet blijken dat de achterstallige schulden van Experience niet hoger zijn dan € 1 miljoen.
2.7.
Nadat Experience met de aanvullende voorwaarden (en de Raad van Commissarissen met de Transactie) had ingestemd, heeft Antea aan BDO opdracht gegeven om het due diligence onderzoek naar de financiële, juridische en fiscale aspecten uit te voeren.
2.8.
Per e-mail van 1 mei 2013 heeft advocatenkantoor Lexence N.V., de advocaat van Antea, (hierna: Lexence) aan Antea concepten voor de investeringsovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst toegestuurd.
2.9.
Op 3 mei 2013 heeft Experience de resultaten van het eerste kwartaal van 2013 aan BDO verstrekt. Daaruit bleek in het eerste kwartaal niet het geprognotiseerde positieve bedrijfsresultaat van € 304.000 was behaald, maar een verlies van € 226.000. Op 6 mei 2013 heeft BDO de resultaten doorgestuurd aan Antea.
2.10.
Per e-mail van 7 mei 2013 heeft Lexence op verzoek van Antea aan Experience concepten voor de investeringsovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst toegestuurd. Op 15 mei 2013 heeft de advocaat van Experience, Certa Legal Advocaten, commentaar op de concepten aan Lexence toegezonden (productie E.40 bij conclusie van antwoord in reconventie).
2.11.
Op 17 mei 2013 heeft SpringFinance B.V., adviseur van Experience, per e-mail een toelichting op de resultaten van het eerste kwartaal van 2013 en het budget inzake Experience toegestuurd. Tevens heeft zij de schriftelijke aanmerkingen van Experience op het door haar ontvangen concept due diligence rapport als bijlage meegezonden (productie 11 bij conclusie van antwoord).
2.12.
Bij e-mail van 18 mei 2013 heeft BDO haar definitieve feitenrapport van het due diligence onderzoek, gedateerd 17 mei 2013, aan partijen toegezonden. Het begeleidend schrijven van BDO luidt voor zover relevant:
Opdracht
(…)
Ons onderzoek is afgerond op 17 mei 2013. Wij hebben ons gebaseerd op informatie die ons tot en met de datum van afronding van het onderzoek is verstrekt. Wij zullen geen werkzaamheden verrichten om ons rapport te actualiseren naar aanleiding van gebeurtenissen die na 17 mei 2013 hebben plaatsgevonden of plaats gaan vinden.
(…)
Aard en reikwijdte van de werkzaamheden
(…)
Alhoewel wij ons onderzoek zo nauwgezet mogelijk hebben uitgevoerd, betekent dit niet dat alle mogelijke risico’s die zijn verbonden aan de investering in Experience en tekortkomingen en fouten in de onderliggende informatie, zo die er zijn, belicht zijn. Dit hangt onder meer samen met het feit, dat wij ons onderzoek deels baseren op door derden uitgevoerde werkzaamheden (jaarrekeningen). Daarnaast zijn onze werkzaamheden beperkt tot die zaken die u hebt aangegeven. Overige van belang zijnde werkzaamheden zullen door u of andere adviseurs worden uitgevoerd.
(…)
De aard van de opdracht brengt met zich mee dat op het in dit rapport opgenomen cijfermateriaal en toelichtingen daarop geen accountantscontrole is toegepast en dat tevens geen beoordelingsopdracht is uitgevoerd. Een en ander impliceert dat aan onze rapportage geen zekerheid kan worden ontleend omtrent de getrouwheid van het in dit rapport opgenomen cijfermateriaal en toelichtingen daarop.
Wij wijzen u erop dat de jaarrekeningen 2010 en 2011 van Experience door de externe accountant (de Jong & Laan te Zwolle) zijn voorzien van een goedkeurende controleverklaring. De concept cijfers 2012 zijn nog niet gecontroleerd door de externe accountant. Aangezien de vennootschapsbelasting (acuut en/of latent) nog niet in de conceptcijfers 2012 zijn verwerkt, en de externe accountantscontrole nog niet is afgerond, kunnen de in het rapport gerapporteerde conceptcijfers over 2012 nog afwijken. Deze afwijkingen kunnen van materiële aard zijn.
(…)
Volledigheidshalve wijzen wij er nog op dat, indien wij aanvullende werkzaamheden zouden hebben verricht of een controle- of beoordelingsopdracht zouden hebben uitgevoerd, wellicht andere onderwerpen aan het licht zouden kunnen zijn gebracht die voor u mogelijk van belang zouden kunnen zijn.
(…)
Samenvatting en conclusie
Experience is een groep van bedrijven dat door uiteenlopende oorzaken in een zeer precaire financiële situatie terecht is gekomen. Enerzijds is het vermogen van de groep gedaald door de in 2009 en 2011 ingekochte aandelen en tot en met 2010 uitgekeerde dividenden. Anderzijds is het vermogen gedaald door de in 2011 en 2012 geleden verliezen, mede veroorzaakt door de overname van de activiteiten van de gefailleerde L&H groep, die ondergebracht zijn in Experience Contact Center Diensten B.V., en het verkrijgen van het volledige eigendom van A.R.C.C. Telecenter N.V. te Antwerpen. Zonder een kapitaalinjectie op korte termijn lijkt een faillissement van (een deel van) de groep onafwendbaar.
Naar onze mening dient de organisatie op korte termijn te worden gereorganiseerd om de groep weer winstgevend te kunnen Laten zijn. Wij hebben geen onderzoek ingesteld naar de te nemen reorganisatiemaatregelen, maar we hebben de indruk dat de door de overnames verkregen schaalvergroting tot uitdrukking dient te worden gebracht in het centraliseren van stafwerkzaamheden en het standaardiseren van processen en procedures, waardoor (personeels)kosten besparingen kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast achten wij het wenselijk dat een goed inzicht wordt verkregen in de winstgevendheid van de individuele dienstverleningscontracten. We achten het waarschijnlijk dat bepaalde contracten te scherp zijn geprijsd, waardoor er onvoldoende of geen bijdrage in de vaste- en indirecte kosten wordt geleverd.
De kwaliteit van de administratieve functie behoeft een verbetering. Hierbij denken wij in eerste instantie aan het aanstellen van een controller/CFO die zich in het bijzonder moet richten op de financiële beheersing van het bedrijfsgebeuren (paragraaf 1.2).
Tijdens het onderzoek heeft Antea ons nog twee aanvullende onderzoeksvragen gesteld, te weten of de door de directie voorgestelde besparingsmaatregelen realiseerbaar zijn, waardoor de extra kosten voor de aanstelling van een CFO/Controller gedekt worden en of de totale som der achterstallige betalingen de grens van € 1 miljoen overschrijden.
Wij zijn van mening dat de extra kosten voor de aanstelling van een controller/CFO op de middellange termijn gedekt kunnen worden uit de besparingen op kosten van externe adviseurs en efficiency voordelen door centralisatie van de back-office.
De grens van € 1 miljoen voor achterstallige betalingen wordt naar onze mening overschreden, indien geen rekening moet worden gehouden met de getroffen betalingsregelingen met de belastingdienst. (paragraaf 1.2).
Het onderzoek naar de financiële aspecten heeft een aantal bevindingen opgeleverd die het vermogen per 31 december 2012 negatief corrigeren. Daarnaast is sprake van een voor ons niet kwantificeerbare correctiepost. Aangezien in de concept jaarrekeningen 2012 nog geen rekening is gehouden met de post belastingen (dit zal met name een latente vennootschapsbelasting vordering te gevolg hebben), laten wij in de onderstaande opstelling het effect van de vennootschapsbelasting buiten beschouwing.
Het netto resultaat vóór het verwerken van de belastingen bedraagt volgens de concept jaarrekening een verlies van € 1,258 miljoen, hetgeen circa € 200.000 is dan volgens de pro forma winst- en verliesrekening over 2012, welk bedrag is opgenomen in de intentieverklaring.
Correcties op groepsvermogen
De kwantificeerbare correcties voor Experience zijn:
€ 1.000
Gerapporteerd groepsvermogen per 31 december 2012 in de concept jaarrekening 2012 -160
Positieve en negatieve correcties op het eigen vermogen per 31 december 2012
Algemeen
Opgelegde boetes en kosten op niet betaalde aangiften loonheffing en
Omzetbelasting, boetes fiscaal niet aftrekbaar kosten wel (paragraaf 1.2) -15
Experience Groep B.V. (paragraaf 1.3)
Bijzondere waardevermindering goodwill Geerts Call Center en A.R.C.C.
Telecenter N.V. (fiscaal niet aftrekbaar) -518
MultiMedia Callcenter B.V. (paragraaf 1.4)
Reservering sociale lasten over vakantiegeld en -dagen -3
Scorsi’s & [C] (paragraaf 1.5)
Reservering sociale lasten over vakantiegeld en -dagen -5
Tele Experience B.V. (paragraaf 1.6)
Reservering sociale lasten over vakantiegeld en -dagen -6
Experience Contact Center Diensten B.V. (paragraaf 1.10)
Bijzondere waardevermindering goodwill (fiscaal aftrekbaar) -239
Opgelegde boetes en kosten op niet betaalde aangiften loonheffing en
Omzetbelasting, boetes fiscaal niet aftrekbaar kosten wel -9
Reservering sociale tasten over vakantiegeld en -dagen -15
Experience Contact Center Dienst Personeel B.V. (paragraaf 7.17)
Opgelegde boetes en kosten op niet betaalde aangiften toonheffing, boete
fiscaal niet aftrekbaar kosten wel -1
---------
Gecorrigeerd vermogen per 31 december 2012 exclusief effect vennootschapsbetasting -651
=====
De niet kwantificeerbare correctie op het eigen vermogen per 31 december 2012 is
Effect op het eigen vermogen
Algemeen
Invorderingsrente tot en met 31 december 2012 PM
Hierbij merken wij op dat Experience groep verschillende aandelen in Contact Center Live B.V. heeft. Er werd verondersteld dat het belang 51% was, maar uit onderzoek blijkt dat de winstverdeling bij winstbestemming en bij verkoop anders ligt, waardoor Experience groep een belang heeft van min of meer 37,6%. Hierdoor dient het aandeel derden in het groepsvermogen per december 2012 te worden verhoogd met circa € 33.000 en het eigen vermogen te worden verlaagd met € 33.000 (paragraaf 1.7 bladzijde 34).
Wij hebben een aantal fiscale risico’s onderkend die niet door ons zijn te kwantificeren. De belangrijkste risico’s betreffen:
Bovenmatige onkostenvergoeding aan directieleden (paragraaf 1.6);
Naheffingsrisico loonheffing (hoofdstuk 4);
BTW risico diensten aan DAS in 2009 (paragraaf 3.3.)
BTW risico diensten aan buitenlandse afnemers door Experience Contact Center Diensten B.V. (paragraaf 3.3);
Overige bijzondere aandachtspunten
In ons onderzoek hebben wij een aantal bijzondere aandachtspunten gesignaleerd, waarvan wij het
van belang achten dat deze nader worden onderzocht. Het betreft:
1. Mogelijke inlenersaansprakelijkheid bij faillissement van Experience Contact Diensten B.V. (paragraaf 1.10);
2. Het niet voldaan hebben aan de melding betalingsonmacht inzake toon- en premieheffing over januari, februari en maart 2073 door Experience Contact Diensten B.V. (paragraaf 1.10);
3. Niet tijdige betalingen loonheffing en premies sociale tasten A.R.C.C. Tele Center N.V. (paragraaf 6.1.)
4. Fiscale aftrekbaarheid liquidatieverlies bij faillissement/liquidatie van Contact Center Diensten B.V. (paragraaf 3.2)
5. Wettelijk te nemen maatregelen bij A.R.C.C. Tele Center N.V. in verband met negatief eigen vermogen per 31 december 2012 (paragraaf 6.5).
Begroting en tussentijdse cijfers 1e kwartaal 2013 (hoofdstuk 2).
Wij benadrukken dat wij geen onderzoek hebben verricht ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de uitgangspunten noch werkzaamheden hebben verricht zoals opgenomen in de accountantsrichtlijnen voor toekomstgerichte informatie/beoordeling prognoses.
Op basis van onze cijferanalyses zijn wij van mening dat een omzetniveau van € 21,1 miljoen voor 2013 niet onrealistisch is. De beheersing van de personeelskosten (inclusief de kostprijs van de omzet) is echter van groot belang om 2013 daadwerkelijk met winst af te kunnen stuiten. De kostprijs van de omzet en de personele kosten bedroegen in 2012 in totaal € 17,8 miljoen, terwijl voor 2013 € 15,5 miljoen is begroot. Een verschil derhalve van € 2,3 miljoen, die niet alleen wordt verklaard door verschuiving tussen deze kosten en de overige bedrijfskosten. Wij achten het waarschijnlijk dat nieuwe projecten met aanloopkosten gepaard zullen gaan, die voornamelijk zullen bestaan uit personele kosten in het kader van het opzetten van een efficiënte structuur en afstemming met opdrachtgevers. Wij achten het van belang dat de directie een diepgaandere analyse, onderbouwd door middel van onderliggende berekeningen van de ontwikkeling van de personeelskosten voor 2013 zal uitvoeren, teneinde de begrote kosten daarvoor beter te kunnen beoordelen. Vooralsnog hebben wij de indruk dat deze kosten te laag zijn geprognosticeerd.
2.13.
Antea heeft vervolgens op 22 mei 2013 telefonisch de onderhandelingen met een beroep op artikel 9 van de intentieovereenkomst beëindigd. Op 24 mei 2013 heeft Antea Experience een gemotiveerde schriftelijke opzegging gestuurd, welke voor zover relevant luidt:
Zoals u reeds mondeling toegelicht, doen wij een beroep op de artikelen 9 en 11 van de getekende LOI. Het door BDO uitgevoerde due diligence onderzoek heeft naar ons oordeel een substantieel ander beeld van de onderneming (en haar waarde) opgeleverd dan wij op basis van de eerder verstrekte informatie mochten verwachten. Enkele voorbeelden ter onderbouwing van deze stelling:
-
het eigen vermogen ultimo 2012 blijkt substantieel lager te zijn dan door u in eerste instantie aangegeven;
-
er dienen forse (bijna EUR 0,5 miljoen) afboekingen op het eigen vermogen te worden doorgevoerd;
-
de performance over het eerste kwartaal 2013 blijft zeer substantieel achter op het afgegeven budget. De door u afgegeven prognose van EUR 2,0 miljoen EBITDA in 2013 is naar onze mening niet realistisch;
-
enkele door BDO gesignaleerde (niet eerder bekende risico’s) zoals naheffingsrisico naheffing, BTW risico i.v.m. Belgische afnemers en risico i.v.m. inlenersaansprakelijkheid bij faillissement van ECCD [Experience Contact Center Diensten B.V.; rechtbank].
Omdat niet van Antea kan worden verwacht dat zij tegen de voorwaarden zoals overeen gekomen in de LOI de transactie effectueert, doen wij een beroep artikel 11 van de LOI. Antea zal de externe advieskosten (o.a. de Quick Scan ([B]), de management assessment (BDO), het due diligence onderzoek (BDO) en de kosten van het opstellen van de eerste concepten van de juridische overeenkomsten (Lexence) verhalen op Experience Groep.
2.14.
Antea heeft vervolgens de facturen van de externe advieskosten aan Experience toegestuurd en haar met een beroep op artikel 11 van de intentieovereenkomst verzocht om die kosten te vergoeden.
4 De beoordeling
in conventie
Schending van artikelen 21 en 111 lid 3 Rv
4.1.
Experience heeft aangevoerd dat sprake is van een schending door Antea van artikelen 21 en 111 lid 3 Rv. De rechtbank is van oordeel dat Antea genoemde artikelen niet heeft geschonden. Antea heeft in de dagvaarding voldoende feiten naar voren gebracht voor de beoordeling van haar vorderingen. Dat Experience van oordeel is dat ook andere feiten voor de beoordeling van de vorderingen van Antea van belang zijn, is onvoldoende voor het oordeel dat Antea artikel 21 Rv heeft geschonden. Ook heeft Antea in de dagvaarding het verweer van Experience in essentie en samengevat voldoende weergegeven. Dat Antea er in de dagvaarding niet toe is overgegaan om het verweer van Experience uit te werken op de wijze waarop Experience dat zelf in de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie heeft gedaan, maakt dit niet anders. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor enige gevolgtrekking.
Mocht Antea de onderhandelingen beëindigen?
4.2.
Experience stelt zich op het standpunt dat uit een objectieve grammaticale uitleg van artikel 9 van de intentieovereenkomst voortvloeit dat Antea niet louter op basis van haar subjectieve oordeel van de Transactie kon afzien, maar dat het recht tot beëindiging pas ontstaat wanneer Antea gemotiveerd heeft aangetoond dat het in artikel 9 genoemde nader onderzoek gegevens opleverde die bij een objectieve beoordeling de waarde van de aandelen in het kapitaal van Experience wezenlijk beïnvloedden. Volgens Experience dient artikel 9 van de intentieovereenkomst bovendien in samenhang met artikel 11 te worden bezien. De in artikel 11 van de intentieovereenkomst opgenomen zinsnede dat “redelijkerwijs niet van Antea kan worden verwacht” dat zij de Transactie realiseert, brengt met zich dat objectief moet worden vastgesteld of de redenen die Antea voor de beëindiging van de onderhandelingen heeft aangevoerd op basis van artikel 9 van de intentieovereenkomst, in samenhang met artikel 11, haar het recht gaven om de onderhandelingen te beëindigen. Vervolgens dient op basis van artikel 11 van de intentieovereenkomst te worden geoordeeld of, en zo ja, welke kosten op Experience kunnen worden verhaald, aldus nog steeds Experience.
4.3.
Indien partijen van mening verschillen over de betekenis van een bepaling in een overeenkomst, dient de rechtbank deze betekenis vast te stellen. Naast de zuiver taalkundige uitleg, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij daarbij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (Haviltex-formule, HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). Voor de uitleg van de bepaling dient te worden beoordeeld wat de partijen bij de overeenkomst met de bepaling hebben bedoeld.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat (de tekst van) artikel 9 van de intentieovereenkomst aan Antea de volledige vrijheid laat om zelf te beoordelen of het due diligence onderzoek gegevens oplevert die naar haar oordeel de waarde van de aandelen in het kapitaal van Experience wezenlijk beïnvloeden. Daarbij is van belang dat Antea voornemens was om een bedrag van € 1,5 miljoen te investeren in Experience, zodat zij de ruimte moet hebben om daaromtrent een weloverwogen beslissing te nemen. De formulering van artikel 9 van de intentieovereenkomst, brengt dit ook tot uitdrukking. Bovendien heeft Antea in de verbeterde indicatieve niet bindende bieding van 8 februari 2013 reeds uitdrukkelijk een voorbehoud gemaakt waaruit de subjectieve beoordelingsvrijheid van Antea blijkt (“een naar het oordeel van Antea positieve uitkomst van het due diligence onderzoek”; zie rov. 2.4.). Voorts is nog van belang dat, ook wanneer Antea de onderhandelingen naar aanleiding van het due diligence rapport wél had voortgezet, de Raad van Commissarissen vervolgens nog had moeten instemmen met de Transactie en ook mocht besluiten om van de Transactie af te zien, waarbij als voorwaarde uitsluitend is gesteld, gelijk artikel 9 van de intentieovereenkomst, dat het besluit schriftelijk en gemotiveerd ter kennis van Experience zou worden gebracht (vgl. het in verband hiermee opgenomen voorbehoud in de verbeterde indicatieve niet bindende bieding; rov. 2.4.).
4.5.
Anders dan Experience stelt, is van een zodanige samenhang van artikel 9 van de intentieovereenkomst met artikel 11 van de intentieovereenkomst dat dit tot een ander oordeel leidt, geen sprake. Weliswaar staan de beide artikelen onder het kopje “Het due diligence onderzoek”, maar de beide artikelen staan niet direct achter elkaar, en hebben bovendien betrekking op verschillende onderwerpen, te weten de beëindiging van de onderhandelingen (artikel 9) en de vraag welke partij de externe advieskosten dient te dragen (artikel 11). De inhoud van artikel 11 van de intentieovereenkomst kan dan ook niet worden betrokken bij de uitleg van artikel 9 van de intentieovereenkomst.
4.6.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat het Antea onder de gegeven omstandigheden vrij stond om de onderhandelingen te beëindigen. Antea heeft op de in artikel 9 van de intentieovereenkomst voorgeschreven wijze de onderhandelingen beëindigd. Zij heeft onverwijld nadat zij het due diligence rapport heeft ontvangen de beëindiging aan Experience medegedeeld onder opgaaf van redenen. Dat Experience zich niet kan vinden in de door Antea gegeven motivering, doet daar niet aan af.
4.7.
Voor zover Experience in dit verband nog heeft aangevoerd dat (een deel van) de redenen die Antea voor de opzegging aanvoert reeds eerder bij haar bekend waren, kan dit betoog haar niet baten. Anders dan Experience impliceert, was Antea op basis van artikel 9 van de intentieovereenkomst er niet toe gehouden om al tijdens de uitvoering van het due diligence onderzoek aan Experience mededeling te doen van omstandigheden die voor haar (mogelijk) aanleiding vormden de onderhandelingen te beëindigen. Het due diligence rapport belichaamt immers de bevindingen en het advies van de door Antea ingeschakelde deskundige en pas met dat rapport in de hand ontstaat een volledig beeld en kunnen het advies en de bevindingen van de deskundige op de juiste wijze en in volle omvang worden gewogen en beoordeeld door Antea. Bovendien heeft BDO verklaard dat zij tijdens een due diligence onderzoek nooit tussentijds rapporteert aan haar opdrachtgever en dit in het onderhavige geval ook niet heeft gedaan, terwijl zij het conceptfeitenrapport wèl ter becommentariëring heeft voorgelegd aan Experience, alvorens het rapport aan Antea te verzenden (zie productie E.42 bij conclusie van antwoord in reconventie).
4.8.
Waar Experience in dit verband aanvoert dat zij reeds aan BDO heeft aangegeven dat een aantal bevindingen en conclusies in het due diligence rapport onjuist zijn, kan zij dit niet met succes aan Antea tegenwerpen. Antea heeft immers BDO als deskundige ingeschakeld om het due diligence onderzoek uit te voeren. Voor zover BDO een andere visie heeft dan Experience en BDO haar conclusies in het due diligence rapport handhaaft ondanks protesten van Experience, mocht Antea onder de gegeven omstandigheden uitgaan van de bevindingen en conclusies van BDO. Dit is eerst anders wanneer geoordeeld moet worden dat Antea onder de gegeven omstandigheden niet mocht uitgaan van de juistheid van de bevindingen en conclusies van BDO. Dat dit aan de orde is, is door Experience niet gesteld en evenmin gebleken.
4.9.
Voor zover Experience Antea verwijt dat zij heeft nagelaten om de kritiek van Experience (en haar adviseurs) op het BDO due diligence rapport met haar te bespreken, geldt dat Antea daartoe op grond van de intentieovereenkomst niet gehouden was. Experience heeft bovendien zelf aangegeven dat zij de kritiek aan BDO heeft geventileerd, maar dat BDO die kritiek (deels) niet deelde. Onder die omstandigheden is er voor Antea geen aanleiding (meer) om nogmaals de kritiek van Experience op het due diligence rapport te bespreken. Experience heeft haar stelling dat sprake is van een ongebruikelijke gang van zaken na het verschijnen van het due diligence rapport in ieder geval onvoldoende geconcretiseerd en de rechtbank gaat daaraan voorbij.
4.10.
In dit verband is overigens nog van belang dat, ook nadat Experience haar kritiek op het due diligence rapport en de beëindigingsbrief van 24 mei 2013 aan haar had geventileerd, Antea er niet toe is overgegaan de onderhandelingen alsnog voort te zetten. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank afdoende dat Antea – ook na het meewegen van de kritiek van Experience – haar beslissing tot beëindiging van de onderhandelingen handhaafde, hetgeen niet voor de hand had gelegen wanneer, zoals Experience doet voorkomen, de investering voor Antea nog steeds voldoende lucratief was. De verdenking van Experience dat Antea wegens interne financiële problemen – en mitsdien op oneigenlijke gronden – tot beëindiging van de onderhandelingen is overgegaan, heeft Experience – op wiens weg dat ligt – in het licht van het door Antea gevoerde verweer onvoldoende geconcretiseerd. De rechtbank gaat aan die stelling dan ook voorbij.
4.11.
Experience betoogt voorts nog dat voor zover de in het due diligence rapport opgenomen cijfers in negatieve zin afwijken van eerdere voorlopige resultaten of prognoses, Antea dit niet aan Experience kan tegenwerpen omdat voorlopige resultaten en prognoses per definitie nog kunnen wijzigen en bovendien al eerder is aangekondigd dat de resultaten van Experience, zowel voor 2012 als voor 2013 lager zouden uitvallen dan de voorlopige resultaten 2012 en de prognoses voor 2013. Dit betoog van Experience gaat niet op. Het spreekt voor zich dat voorlopige resultaten en prognoses niet definitief zijn en nog kunnen wijzigen. Wanneer de werkelijke cijfers echter afwijken van de voorlopige resultaten en de prognoses, staat het Antea als vanzelfsprekend vrij om die informatie mee te wegen bij de beoordeling van de vraag of zij op basis van het due diligence onderzoek de onderhandelingen wilde beëindigen.
4.12.
Anders dan Experience betoogt, komt haar onder de gegeven omstandigheden geen beroep toe op een gerechtvaardigd vertrouwen dat Antea de Transactie zou realiseren. Wat er ook zij van de door haar aangevoerde omstandigheden waarop zij dit vertrouwen heeft gebaseerd, zij wist gezien artikel 9 van de intentieovereenkomst dat Antea de mogelijkheid had om naar aanleiding van de resultaten van het due diligence onderzoek de onderhandelingen te beëindigen, hetgeen in de weg staat aan het door Experience gestelde vertrouwen. Experience mocht er onder de gegeven omstandigheden – en anders dan zij stelt – dan ook niet vanuit gaan dat Antea, ook al was zij een professionele investeerder, afstand had gedaan van dit recht. Overigens geldt dat voor zover Antea tijdens de onderhandelingen bij Experience een vertrouwen op het doorgaan van de Transactie heeft gewekt, dit aantoont dat Antea op basis van het due diligence rapport tot de conclusie is gekomen dat zij uitging van een verkeerde voorstelling van zaken, zoals zij ook heeft aangegeven bij de motivering van de beëindiging van de onderhandelingen.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Antea de onderhandelingen heeft mogen beëindigen met een beroep op artikel 9 van de intentieovereenkomst. Ook de overige door Experience in dit verband gevoerde verweren leiden niet tot een ander oordeel, zodat die verweren onbesproken kunnen blijven.
Kan Antea de externe advieskosten verhalen op Experience?
4.14.
Voor de vraag of Antea met succes de externe advieskosten kan verhalen op Experience dient op grond van artikel 11 van de intentieovereenkomst te worden beoordeeld of op basis van de uitkomsten van het due diligence onderzoek redelijkerwijs niet van Antea kan worden verwacht dat zij de voorgenomen Transactie realiseert. Uit deze formulering volgt naar het oordeel van de rechtbank dat partijen kennelijk hebben beoogd dat een en ander objectief dient te worden beoordeeld.
4.15.
De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 11 van de intentieovereenkomst dient te worden getoetst aan de hand van de uitkomsten van het due diligence onderzoek. Voor zover Experience kritiek heeft op het due diligence rapport, zal de rechtbank daar aan voorbij gaan, nu – zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft geoordeeld – Antea mocht uitgaan van de juistheid van (de bevindingen en de conclusies van) het due diligence rapport. Dat Experience het niet eens is met de bevindingen uit het BDO rapport en – met name – de conclusies die BDO daaraan verbindt, mag zo zijn, maar betekent niet dat die bevindingen en conclusies daarmee onjuist zijn.
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat van Antea op basis van het due diligence rapport in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij de voorgenomen Transactie onder de in de intentieovereenkomst opgenomen voorwaarden zou realiseren. Daarbij is in het bijzonder het volgende van belang. Uit het due diligence rapport blijkt dat – zoals Experience erkent – de resultaten van de (concept)jaarrekening 2012 en de prognose voor 2013 ten opzichte van de in de intentieovereenkomst opgenomen uitgangspunten naar beneden moesten worden bijgesteld. Blijkens het due diligence rapport bleven de werkelijke resultaten van het eerste kwartaal 2013 al aanzienlijk achter bij de prognoses voor het eerste kwartaal 2013 die (slechts) drie maanden daarvoor, december 2012, waren opgesteld. [A] heeft (de Raad van Commissarissen van) Antea tijdens de vergadering van 17 april 2013 echter nog bevestigd dat de prognose voor 2013 zou worden gehaald, terwijl eerst op 3 mei 2013 bleek dat het bedrijfsresultaat voor het eerste kwartaal van 2013 aanzienlijk achterbleef bij de prognose (ruim € 500.000 op een begroting van € 1.537.000 over het hele jaar; zie producties E.33, E.38 en E.41 bij conclusie van antwoord in reconventie).
4.17.
In dit verband is van belang dat – zoals Experience zelf erkent (onder 21 van haar conclusie van antwoord) – Antea haar voornemen tot investeren vooral heeft gebaseerd op de positieve vooruitzichten. Tijdens de comparitie van partijen heeft Experience overigens aangevoerd dat tijdens de vergadering door [A] juist is aangegeven dat de resultaten van het eerste kwartaal 2013 achterbleven bij de prognoses voor 2013. Zelfs wanneer dit juist zou zijn – hetgeen de rechtbank op grond van het door Antea in het geding gebrachte uitvoerige verslag van de vergadering op voorhand niet waarschijnlijk acht – is daarmee ten tijde van de vergadering niet duidelijk geworden met welke concrete bedragen de resultaten van het eerste kwartaal 2013 achterbleven bij de prognoses 2013 en heeft [A] in ieder geval niet gemeld dat de resultaten van de (concept)jaarrekening 2012 (eveneens) achterbleven bij de in de intentieovereenkomst opgenomen uitgangspunten. De (omvang van de) achterblijvende resultaten voor 2012 en 2013 leggen dan ook een groot gewicht in de schaal bij de beoordeling of van Antea op basis van de uitkomsten van het due diligence rapport in redelijkheid kan worden verwacht dat zij de voorgenomen Transactie realiseert tegen de in de intentieovereenkomst opgenomen voorwaarden. De rechtbank is van oordeel dat dit gezien het voorgaande in combinatie met de overige in de opzeggingsbrief genoemde beëindigingsgronden en de verdere inhoud van het due diligence rapport niet het geval is.
4.18.
Daar komt nog bij dat – in aanvulling op de in de intentieovereenkomst opgenomen voorwaarden – door Antea naar aanleiding van de vergadering met de Raad van Commissarissen op 17 april 2013 een (ten opzichte van de intentieovereenkomst) drietal aanvullende voorwaarden was gesteld (rov. 2.6.), met welke aanvullende voorwaarden Experience heeft ingestemd. Die voorwaarden lagen ten grondslag aan de goedkeuring door de Raad van Commissarissen als bedoeld in artikel 7 van de intentieovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat wanneer Experience die voorwaarden niet zou hebben geaccepteerd, de Raad van Commissarissen haar goedkeuring aan de Transactie zou hebben onthouden, hetgeen toen al zou hebben geleid tot een einde van de onderhandelingen en een ontbinding van de intentieovereenkomst (rov. 2.5.). Reeds vanwege het overeenkomen van de drie aanvullende voorwaarden staat vast dat – nadat Experience daarmee had ingestemd – van Antea niet langer verlangd kon worden dat zij de Transactie enkel op basis van de van de in de intentieovereenkomst genoemde voorwaarden zou realiseren, zodat ook om die reden Antea aanspraak kan maken op de in artikel 11 van de intentieovereenkomst genoemde kosten.
Matiging van het gevorderde bedrag
4.19.
Experience heeft een aantal omstandigheden aangevoerd die volgens haar meebrengen dat de vordering van Antea moet worden gematigd. De rechtbank zal deze omstandigheden hierna beoordelen.
4.20.
Experience stelt dat Antea in strijd met haar schadebeperkingsplicht heeft gehandeld, omdat volgens Experience reeds voor de aanvraag van het BDO due diligence onderzoek, te weten tijdens de vergadering van de Raad van Commissarissen van Antea op 17 april 2013 de redenen voor de beëindiging van de onderhandelingen door Antea bij laatstgenoemde bekend waren. Wanneer Antea reeds toen tot beëindiging van de onderhandelingen was overgegaan, waren de externe advieskosten beperkt geweest tot de factuur van [B] van € 12.500 (excl. BTW). Volgens Experience dienen om die reden de overige door Antea gevorderde kosten te worden afgewezen.
4.21.
Anders dan Experience stelt, is de rechtbank van oordeel – zoals zij hiervoor reeds heeft overwogen – dat niet alle door Antea genoemde redenen voor de beëindiging van de onderhandelingen op 17 april 2013 bekend waren (in het bijzonder niet de tegenvallende resultaten voor 2012 en 2013). Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het Antea op grond van artikel 9 van de intentieovereenkomst vrij stond om het due diligence rapport af te wachten en pas na bestudering van dat rapport de beslissing hoefde te nemen of zij vond dat het onderzoek gegevens opleverde die de waarde van de aandelen in het kapitaal van Experience wezenlijk beïnvloedden. Antea heeft ook zeer kort na de ontvangst van het rapport de beëindiging van de onderhandelingen aan Experience bericht, zodat er geen reden is om te veronderstellen dat Antea onnodig lang heeft gewacht met de beëindiging van de onderhandelingen. In dit verband is nog van belang dat Antea uitsluitend aanspraak kan maken op de externe advieskosten. Haar eigen kosten dient zij zelf te dragen. Om die reden had Antea er geen enkel belang bij om onnodig te wachten met het beëindigen van de onderhandelingen en valt niet in te zien waarom Antea, hoewel zij daartoe volgens Experience reeds aanleiding had, niet reeds op 17 april 2013 tot beëindiging van de onderhandelingen zou zijn overgegaan.
4.22.
Onder de gegeven omstandigheden is van een schending van de schadebeperkingsplicht door Antea geen sprake en faalt het beroep van Experience op eigen schuld.
Onderbouwing van de gevorderde externe advieskosten en voorafgaande inzage in offertes
4.23.
Experience voert voorts aan dat de facturen van [B], BDO, [D] B.V. (hierna: [D]) en Loyens & Loeff N.V. (hierna: Loyens & Loeff) niet zijn gespecificeerd, de factuur van Lexence slechts zeer summier, terwijl voor het opstellen van de investerings- en aandeelhoudersovereenkomst en de werkzaamheden van Loyens & Loeff geen toestemming is gegeven door Experience. Experience betwist voorts dat zij vooraf inzage heeft gehad in de offertes van [D], Lexence en Loyens & Loeff.
4.24.
Antea heeft naar aanleiding daarvan het volgende gesteld. Op 14 maart 2013 heeft zij aan Experience medegedeeld dat [B] de strategische “quick scan” zou gaan uitvoeren en BDO de management assessment zou verrichten. Experience heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Bij e-mail van 19 april 2013 (productie E.34 bij conclusie van antwoord in reconventie) heeft Antea de factuur voor de management assessment en een offerte terzake van het due diligence onderzoek aan Experience gestuurd. Ook heeft Antea aan Experience gemeld dat de kosten van [B] ongeveer € 12.000 zouden bedragen. Experience heeft tegen de gemaakte en de te maken kosten geen bezwaar gemaakt. In mei 2013 wisselden (de advocaten van) partijen concepten van participatie- en aandeelhoudersovereenkomsten uit (productie E.40 bij conclusie van antwoord in reconventie). Het opstellen daarvan is mondeling door partijen besproken en akkoord bevonden. Experience heeft wederom geen bezwaar gemaakt tegen het uitvoeren van deze werkzaamheden, aldus nog steeds Antea.
4.25.
De rechtbank is van oordeel dat Antea uit het handelen van Experience mocht afleiden dat Experience met de uit te voeren werkzaamheden en de gemaakte kosten instemde, nu blijkt dat zij van alle genoemde werkzaamheden wist dat die werden uitgevoerd. Voor zover Experience behoefte had aan de toezending van offertes, had zij dit aan Antea kenbaar moeten maken op het moment dat de werkzaamheden door Antea werden aangekondigd zonder afgifte van een offerte. Ook nadat Antea de facturen aan Experience heeft toegezonden heeft Experience nagelaten daartegen direct bezwaar te maken. Onder de gegeven omstandigheden kan Experience niet eerst nu met succes als verweer voeren dat zij niet met de werkzaamheden heeft ingestemd of de hoogte van de externe advieskosten betwisten.
4.26.
Experience heeft gesteld dat Antea ten onrechte vergoeding vordert van de BTW over de externe advieskosten. Experience voert daartoe aan dat Antea de BTW kan verrekenen.
4.27.
Uit de overgelegde facturen blijkt dat de kosten betrekking hebben op door Antea ingeschakelde derden, die inclusief BTW hebben gefactureerd aan Antea en ook aan Experience. Antea heeft onbestreden gesteld dat zij de facturen – inclusief BTW – heeft voldaan. Daarmee is het bedrag dat zij aan advieskosten heeft vergoed inclusief BTW. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – is er geen grond om aan te nemen dat Antea deze, over de door derden verstrekte diensten in rekening gebrachte BTW kan verrekenen.
4.28.
Nu de totale externe advieskosten het door Antea gevorderde overstijgen en Antea haar vordering om proceseconomische redenen heeft beperkt tot € 99.999, zal de rechtbank dit gevorderde bedrag toewijzen.
Maximale kostenvergoeding van € 75.000
4.29.
Experience heeft nog aangevoerd dat partijen in de intentieovereenkomst zijn overeengekomen dat Antea in geval de Transactie doorgang zou vinden slechts een bedrag van € 75.000 (excl. BTW) aan externe advieskosten in rekening mocht brengen. Om die reden dient de vordering slechts tot dat bedrag te worden toegewezen en is toewijzing voor een hoger bedrag in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.30.
De rechtbank kan Experience niet volgen in haar verweer. Anders dan Experience betoogt, volgt uit artikel 11 van de intentieovereenkomst niet dat partijen zijn overeengekomen dat Antea slechts een bedrag van € 75.000 (exclusief BTW) aan externe advieskosten in rekening mag brengen. Dat artikel bepaalt slechts dat Experience alsmede haar (indirect) aandeelhouders bij het doorgaan van de Transactie gezamenlijk maximaal € 75.000 (exclusief BTW) bij Experience in rekening mogen brengen voor juridische en advieskosten in verband met de voorgenomen Transactie. Een dergelijk maximum wordt in het artikel niet gesteld aan de kosten die Antea kan verhalen op Experience.
4.31.
Voor zover Experience heeft bedoeld te betogen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Antea voor een bedrag van meer dan € 75.000 (exclusief BTW) aan externe advieskosten op Experience verhaalt, geldt dat Experience dit verweer in het licht van het voorgaande onvoldoende heeft onderbouwd.
4.32.
Antea vordert primair de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 99.999 met ingang van de dag van dagvaarding, mitsdien 14 november 2013. Nog los van de vraag of de tussen partijen gesloten intentieovereenkomst kwalificeert als een handelsovereenkomst, blijkt uit de Richtlijn en de MvT (TK 28239, 2002-2002, nr. 3, p. 10, en Overweging 13 van de Richtlijn) dat de regeling van de wettelijke handelsrente niet van toepassing is op een vordering tot betaling van een bedrag bij wijze van schadeloosstelling. Ondanks dat de intentieovereenkomst uitdrukkelijk voorziet in de vergoeding van de advieskosten, kwalificeert de vergoeding van de advieskosten als een schadeloosstelling. Om die reden zal slechts de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen met ingang van 14 november 2013, welke ingangsdatum door Experience immers niet is bestreden.
4.33.
Experience zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Antea worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 103,82
- griffierecht € 1.836
- salaris advocaat € 2.842 (2 punten × tarief € 1.421)
Totaal € 4.781,82
4.34.
Nu de vorderingen van Antea in conventie zijn toegewezen, brengt dit met zich mee dat de rechtbank de vordering in reconventie zal afwijzen.
4.35.
Experience zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Antea worden begroot op € 894 aan salaris advocaat (2 punten × factor 0,5 × tarief € 894).
voorts in conventie en reconventie
4.36.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:335). De rechtbank zal daarom uitsluitend de gevorderde wettelijke rente over de nakosten toewijzen.