Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag loonheffingen (de naheffingsaanslag) opgelegd. Gelijktijdig met die naheffingsaanslag zijn een boetebeschikking en een beschikking heffingsrente opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar is de opgelegde vergrijpboete verminderd tot € 5.137.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014 te Den Haag.
Namens eiseres is verschenen [persoon A], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. L.E.C. Neve. Namens verweerder zijn verschenen [persoon B] en [persoon C].
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en verweerder.
Overwegingen
1. De activiteiten van eiseres bestaan uit de uitoefening van een huisartsenpraktijk. [persoon A] (hierna: [persoon A]), van beroep huisarts, is in het jaar 2008 haar enige werknemer. Eiseres heeft aan [persoon A] gedurende het gehele jaar een personenauto ter beschikking gesteld.
2. Op 22 maart 2013 heeft bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over het jaar 2008 is onderzocht ter zake van de aan [persoon A] ter beschikking gestelde personenauto.
3. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek is met dagtekening 13 december 2013 over het jaar 2008 een naheffingsaanslag opgelegd in verband met een niet in de loonaangiften verantwoord loonbestanddeel, te weten het privégebruik van de ter beschikking gestelde personenauto. Gelijktijdig met deze naheffingsaanslag is een vergrijpboete van 25% opgelegd wegens grove schuld.
Geschil
4. In geschil is of de vergrijpboete terecht is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
5. Ingevolge artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan de inspecteur aan een belastingplichtige een boete opleggen van ten hoogste 100 % van het bedrag van de belasting dat niet of niet tijdig is betaald indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald. Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover hier van belang, wordt de grondslag voor de boete gevormd door het bedrag van de belasting dat niet is betaald, voor zover dat bedrag als gevolg van de grove schuld van de belastingplichtige niet is betaald.
6. Verweerder heeft aan eiseres over 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een vergrijpboete van 25% opgelegd op grond van artikel 67f, eerste lid, van de Awr juncto paragraaf 25 en 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst 2008) wegens grove schuld. In het bijzonder stelt verweerder dat door eiseres niet de vereiste zorg en controle in acht is genomen opdat juiste en volledige aangiften zouden worden ingediend.
7. Grove schuld is eerst dan aanwezig indien sprake is van een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid. Met inachtneming van de gedingstukken en hetgeen door partijen ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesproken van grove schuld. Het gestelde onzorgvuldig handelen is hiertoe onvoldoende. De omstandigheid dat eiseres niet erin is geslaagd bewijs te leveren dat voldoet aan de eisen die de wet stelt, is op zich genomen voorts geen omstandigheid die grove schuld impliceert.
8. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard. De boete dient te vervallen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487 ). De rechtbank constateert dat verweerder een vergoeding van de kosten van beroepsmatig verleende bijstand in de bezwaarfase heeft toegekend aan eiseres. Derhalve oordeelt de rechtbank dat er geen grond meer bestaat voor het vergoeden van deze kosten.
Beslissing
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boete;
vernietigt de boete;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974, te betalen aan eiseres, en
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 328 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. N. Djebali, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2014.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.