10.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van de WVA is de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing met betrekking tot de werknemer die een bij ministeriële regeling vast te stellen vorm van scholing volgt die gericht is op het op een startkwalificatieniveau brengen van personen die dat niveau missen.
In de parlementaire geschiedenis is onder meer het volgende opgemerkt:
2.4.2 Verruiming afdrachtvermindering onderwijs t.b.v. mensen zonder
startkwalificatie
Het kabinet heeft in het plan van aanpak arbeidsmarktbeleid etnische
minderheden 2000–2003 (kamerstukken II 1999/2000, 27 223, nr. 1) aangegeven
dat personen met een lager opleidingsniveau dan startkwalificatieniveau
bijzondere aandacht verdienen om hun achterstand op de arbeidsmarkt
te bestrijden. Daarom is in het Belastingplan 2001 (kamerstukken II
2000/2001, 27 431, nr. 1) de scholingsaftrek en de afdrachtvermindering
scholing voor deze groep verhoogd. Binnen deze doelgroep hebben voormalige
werklozen van 23 jaar en ouder die deel gaan nemen aan reguliere
arbeid (voormalige doelgroep sluitende aanpak), extra aandacht nodig.
Voorgesteld wordt werkgevers voor deze werknemers een extra tegemoetkoming
te bieden in de afdrachtvermindering onderwijs naast de met
ingang van 2001 ingevoerde verhoogde scholingsaftrek en afdrachtvermindering
scholing. Zowel werkgevers uit de profitsector als werkgevers
uit de non-profitsector kunnen de afdrachtvermindering onderwijs
toepassen. Deze faciliteit biedt een tegemoetkoming in de kosten die de
werkgever maakt naast de scholingskosten om deze werknemers op te
leiden tot startkwalificatieniveau. (…)
Artikel III, onderdeel E (artikel 14 van de WVA)
(…)
Gebleken is dat de werkgever naast de scholingskosten ook nog additionele kosten maakt omdat deze specifieke groep werknemers geen deel heeft genomen aan het arbeidsproces en gedeeltelijk afwezig is wegens het volgen van scholing. Daardoor heeft deze groep extra begeleiding nodig en zal de arbeidsproductiviteit tijdelijk niet optimaal zijn. Tot op heden bestaat voor deze extra kosten voor onder meer additionele begeleiding en aangepaste productie- en personeelsplanning niet uit hoofde van andere (fiscale) regelingen een tegemoetkoming voor de werkgever. De uitbreiding van de afdrachtvermindering onderwijs komt aan deze mogelijke financiële belemmering tegemoet onder de voorwaarde dat de werknemer een in het nog aan te passen artikel 12b, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering bedoelde en op grond van het– door het ministerie van OCW ingestelde – zogenoemde Crebo-register erkende opleiding volgt.
TK vergaderjaar 2001-2002, MvT, nr. 28.013, nr. 3, blz. 35 en 36
2.4.2 Verruiming afdrachtvermindering onderwijs t.b.v. mensen zonder
Startkwalificatie
(…)
De leden van de fractie van D66 vragen in welke mate er samenloop
mogelijk is tussen de diverse regelingen voor afdrachtvermindering.
Op deze vraag kan worden geantwoord dat de afdrachtvermindering
onderwijs t.b.v. mensen zonder startkwalificatie tegelijk met alle andere
afdrachtverminderingen kan worden toegepast, mits aan de voorwaarden
van iedere afdrachtvermindering wordt voldaan.
(…)
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen met betrekking tot de
afdrachtvermindering onderwijs ten behoeve van mensen zonder startkwalificatie,
hoe zekerheid kan worden verkregen dat de werkgever ook
daadwerkelijk inspanningen levert om de startkwalificatie van betrokkene
te verbeteren. (…)
De onderwijsinstelling die de opleiding verzorgt geeft aan de werkgever
een verklaring af waaruit blijkt dat de in de onderneming werkzame
persoon de opleiding volgt of heeft gevolgd. Het afschrift van die verklaring
bewaart de werkgever in zijn loonadministratie. Deze verplichting
geldt reeds voor de afdrachtvermindering scholing. In de Uitvoeringsregeling
afdrachtvermindering zal worden opgenomen dat deze verplichting
ook geldt voor de afdrachtvermindering onderwijs. De Belastingdienst
controleert of de werkgever de afdrachtvermindering juist heeft
toegepast. De afdrachtvermindering onderwijs kan worden toegepast zolang aan de
voorwaarden van de afdrachtvermindering onderwijs wordt voldaan.
TK vergaderjaar 2001-2002, Nota naar aanleiding van het verslag, nr. 28.013, nr. 6, blz. 55 en 56
13.
De tekst van artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van de WVA laat geen andere lezing toe dan dat de vrijstelling enkel kan worden toegepast bij een werknemer die een opleiding als bedoeld in artikel 12aa, eerste lid, van de URAV volgt (hierna: erkende opleiding). Naar het oordeel van de rechtbank blijkt voorts uit de parlementaire geschiedenis dat, hoewel de bedoeling van de onderhavige afdrachtvermindering is personen met een lager opleidingsniveau dan startkwalificatieniveau bijzondere aandacht te (kunnen) geven om hun achterstand op de arbeidsmarkt te bestrijden, de vermindering slechts kan worden toegepast indien de desbetreffende werknemer een op grond van het– door het ministerie van OCW ingestelde – zogenoemde Crebo-register erkende opleiding volgt. Nu vaststaat dat de opleiding die eiseres in de onderhavige jaren verzorgde geen (onderdeel van een) erkende opleiding was, heeft eiseres geen recht op toepassing van de door haar geclaimde afdrachtvermindering onderwijs. Dat [G] in haar brief van 9 februari 2012 heeft verklaard dat de opleiding van eiseres een onmisbaar onderdeel uitmaakt van haar erkende opleidingen en een geïntegreerd deel uitmaakt van haar totale opleidingspakket doet daar niet aan af. Dat er inmiddels wel sprake zou zijn van een door eiseres verzorgde erkende opleiding doet daar evenmin aan af.
15.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vergrijpboetes terecht aan eiseres opgelegd. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat eiseres in haar conclusie van repliek heeft verklaard dat zij op de hoogte was van de (formele) eisen voor toepassing van de afdrachtvermindering en een afweging heeft gemaakt alvorens de afdrachtvermindering toe te passen. De rechtbank acht dit aannemelijk, mede gelet op hetgeen daarover is vermeld in de conclusie van repliek. Dit betekent dat eiseres wist dat zij niet aan de (formele) vereisten voldeed, maar toch de afdrachtvermindering heeft toegepast. Gelet hierop heeft eiseres dermate lichtvaardig gehandeld dat het ten minste aan de grove schuld van eiseres is te wijten dat belasting welke op aangifte moest worden afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door eiseres aangedragen argumenten, dat zij met de gemeente Rotterdam en de zorginstelling tot de conclusie zou zijn gekomen dat het traject voldeed aan de voorschriften, dat zij materieel aan de voorwaarden zou voldoen en dat zij in de geest der wet heeft gehandeld onvoldoende om tot een andersluidende conclusie over de verwijtbaarheid van eiseres te komen. Dit maakt haar standpunt evenmin pleitbaar. Dat verweerder eiseres tijdens de bezwaarfase heeft gewezen op de mogelijkheid om in beroep te gaan en heeft gezegd dat een rechter het standpunt van eiseres, dat de vermindering van toepassing is, omdat eiseres in de geest der wet zou hebben gehandeld zou kunnen volgen, maakt het standpunt van eiseres evenmin pleitbaar. De rechtbank acht de opgelegde boetes van 10% van de nageheven belasting passend en geboden.