1
[gedaagde 1],
wonende te[woonplaats 5]
2. [gedaagde 2],
wonende in de gemeente [woonplaats 3],
gedaagden,
sub 1: niet verschenen,
sub 2: in persoon verschenen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als enerzijds '[eisers]' en anderzijds '[gedaagde 1]' en '[gedaagde 2]''. Voor zover hierna wordt gesproken van het 'registergoed', wordt daarmee bedoeld de ark met ondergrond, erf en tuin, gelegen aan [A-straat te plaats A], kadastraal bekend gemeente [woonplaats 5], [sectie, nummer].
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 20 juni 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eisers], [gedaagde 1] en voormelde [A] zijn geboren uit het huwelijk van [B]. en [C]. [B] en [C] (hierna 'de ouders') zijn overleden op 22 juni 1988, respectievelijk 22 november 2011. [eisers] hebben de nalatenschappen van de ouders aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2.2.
Tot de activa van de nalatenschappen van de ouders behoort - naast enige roerende zaken, het saldo van een bankrekening en schulden - het registergoed, dat wordt bewoond door [gedaagde 1].
2.3.
Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaard - (verstek)vonnis van 29 februari 2012 is [gedaagde 1] veroordeeld om aan [gedaagde 2] te betalen een bedrag van € 16.938,87, te vermeerderen met de wettelijke rente. Krachtens dit vonnis heeft [gedaagde 2] - bij exploot van 4 mei 2012 - ten laste van [gedaagde 1] executoriaal beslag laten leggen op het onverdeelde aandeel van [gedaagde 1] in het registergoed.
2.4.
Op verzoek van [eisers] heeft de rechtbank Haarlem, bij beschikking van 21 december 2012, mr. M.A. van Gaalen - notaris te Aalsmeer - benoemd tot vereffenaar van de nalatenschappen van de ouders.
2.5.
In verband met de vereffening van die nalatenschappen heeft de vereffenaar op 29 april 2013 het registergoed verkocht aan[D] voor een bedrag van € 275.000,--. Als leveringsdatum werd overeengekomen 24 juni 2013.
4 De beoordeling van het geschil
Ten aanzien van [gedaagde 1]
4.1.
Voor zover de vorderingen van [eisers] zich richten tegen [gedaagde 1], komen zij noch onrechtmatig noch ongegrond voor. Die vorderingen zullen dan ook - op na te melden wijze - worden toegewezen. Daarvoor is reden te meer nu uit de door [eisers] op de zitting overgelegde brief van de raadsman van [gedaagde 1] volgt, dat [gedaagde 1] zich neerlegt bij het gevorderde en daaraan zal voldoen.
4.2.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de toewijsbare vordering zoals vermeld onder 3.1 sub I, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal echter worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal worden bepaald dat de dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.3.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren zal worden afgewezen, aangezien de deurwaarder de bevoegdheid heeft om tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming over te gaan op grond van de artikelen 555 en volgende van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ('Rv'), juncto artikel 444 Rv.
4.4.
Aan de veroordeling tot medewerking aan de levering van het registergoed aan[D], zal geen dwangsom worden verbonden. Nu - op de voet van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek - zal worden bepaald dat dit vonnis daarvoor in de plaats treedt indien [gedaagde 1] zijn medewerking weigert, hebben [eisers] daarbij geen belang.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
4.5.
De onder 3.1 sub IV vermelde vordering tot opheffing van het - ten verzoeke van [gedaagde 2] - op 4 mei 2012 gelegde executoriale beslag op het registergoed zal worden toegewezen. Dat beslag is immers gelegd op het onverdeelde aandeel van [gedaagde 1] in het registergoed, terwijl [gedaagde 1] enkel een onverdeeld aandeel heeft in de nalatenschappen van de ouders, waarin het registergoed valt. Daarmee heeft [gedaagde 1] echter nog geen (onverdeeld) aandeel in het registergoed. Zoals [eisers] terecht aanvoeren zullen de nalatenschappen van de ouders eerst moeten worden vereffend en verdeeld, waarna [gedaagde 2] zich ter zake van zijn vordering op [gedaagde 1] kan verhalen op hetgeen [gedaagde 1] (eventueel) toekomt na die vereffening en verdeling.
4.6.
Op grond van het voorgaande is de onder 3.1 sub III vermelde vordering ook jegens [gedaagde 2] toewijsbaar. De in dat verband gevorderde dwangsom zal echter worden afgewezen om reden zoals onder 4.4 overwogen ten aanzien van [gedaagde 1].
4.7.
Nu het beslag zal worden opgeheven, hebben [eisers] geen belang (meer) bij de door hen gevorderde veroordeling tot doorhaling van het beslag door [gedaagde 2], zodat die vordering zal worden afgewezen.
4.8.
Het bovenstaande betekent dat zal worden beslist zoals hieronder in het dictum vermeld.
4.9.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zullen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] - zoals gevorderd hoofdelijk - worden veroordeeld in de proceskosten.
5 De beslissing
- veroordeelt [gedaagde 1] om binnen vierentwintig uur na de betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de taxatie van het registergoed door een door de koper van dat registergoed aan te wijzen taxateur, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,-- voor ieder(e) dag of dagdeel dat [gedaagde 1] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,--;
- bepaalt dat de dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan;
- veroordeelt [gedaagde 1] om het registergoed met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin op daarop bevinden, althans bevindt, binnen vierentwintig uur na de betekening van dit vonnis, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking te stellen aan [eisers], althans de vereffenaar en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
- veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen vierentwintig uur na de betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan (het opmaken en verlijden van de akte van) de levering van het registergoed aan[D], onder de bepaling dat dit vonnis daarvoor in de plaats treedt indien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis die medewerking niet hebben verleend;
- heft op het door [gedaagde 2] gelegde executoriale beslag op het registergoed;
- veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk - in die zin dat bij betaling door de één de ander wordt bevrijd - in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van [eisers] begroot op € 1.278,90, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 274,-- aan griffierecht en € 188,90;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2013.