RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.635009-10
Uitspraak van de meervoudige economische strafkamer d.d. 8 maart 2011 in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van het openbaar ministerie tegen:
[veroordeelde],
geboren op [datum] 1938 te [plaats],
wonende te [adres],
veroordeelde.
Gang van zaken
De officier van justitie heeft een ontnemingsvordering ingediend die ertoe strekt dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 4 Wetboek van Strafrecht wordt geschat en dat aan veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 24.000,-.
De officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen, zijn gehoord ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011.
Beoordeling
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het als bijlage 12 aan het strafdossier toegevoegde proces-verbaal, houdende de verklaring van de veroordeelde. Blijkens dit proces-verbaal heeft veroordeelde verklaard dat hij vanaf 2005 ongeveer € 24.000,- heeft verdiend met het keuren van de klanten van het afslankinstituut.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting een afdruk van een e-mail d.d. 19 februari 2011 overgelegd waarin de inkomsten van veroordeelde per jaar zijn uitgesplitst. Tevens is hierbij aangegeven hoeveel belasting veroordeelde heeft afgedragen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de afgedragen belasting op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering moet worden gebracht.
Oordeel van de rechtbank
Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 8 maart 2011 veroordeeld ter zake van het medeplegen van overtreding van de artikelen 18, eerste lid, en 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet (kort gezegd: het bereiden en het ter hand stellen van geneesmiddelen, zonder daartoe bevoegd te zijn), meermalen gepleegd, in de periode van 21 januari 2008 tot en met januari 2009.
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van veroordeelde blijkt dat hij enkel geld heeft gekregen voor de medische keuringen die hij heeft verricht voor het afslankinstituut. Niet is gebleken dat hij heeft gedeeld in de opbrengsten van de verkoop van de geneesmiddelen. De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat dan ook vast op nihil. Dat er wel een verband is tussen de bewezen verklaarde strafbare feiten en de handelingen waaruit de opbrengsten zijn verkregen, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af.
Beslissing
De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en mr. B.I. Klaassens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 maart 2011.