zaaknummer / rolnummer: C/13/568246 / HA ZA 14-666
Vonnis van 8 juli 2015
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM (BESTUURSCOMMISSIE OOST),
zetelend te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. drs. G.L. de Gier.
Partijen zullen hierna Gemeente Amsterdam en [gedaagde] genoemd worden.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 18 februari 2015,
-
de akte na tussenvonnis van Gemeente Amsterdam, met producties,
-
de antwoordakte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
In het tussenvonnis van 18 februari 2015 (hierna: het tussenvonnis) is Gemeente Amsterdam in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de hoogte van de door haar geleden schade. Onbetwist stelt Gemeente Amsterdam bij akte dat van het door Gemeente Amsterdam ten onrechte aan [gedaagde] overgemaakte bedrag van € 186.607,37 een bedrag van € 20.000,00 is terugbetaald door derden.
2.2.
De door de Gemeente Amsterdam geleden schade bedraagt derhalve € 166.607,37. [gedaagde] is aansprakelijk voor die schade, en zal worden veroordeeld tot vergoeding ervan. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd en de rechtbank heeft in het tussenvonnis reeds beslist dat de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn.
2.3.
Gemeente Amsterdam vordert na eiswijziging een verklaring voor recht dat door [gedaagde] jegens haar onrechtmatig is gehandeld en dat [gedaagde] jegens haar hoofdelijk met derden aansprakelijk is.
2.4.
Gelet op de uit te spreken veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de schade, heeft Gemeente Amsterdam geen belang bij de verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en de daardoor geleden schade moet vergoeden. Aangezien de derden geen partij zijn in deze procedure kan jegens hen in deze procedure geen verklaring voor recht worden gegeven. Wel is het zo dat artikel 6:102 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat twee of meer partijen op wie de verplichting rust tot het vergoeden van dezelfde schade hoofdelijk verbonden zijn.
2.5.
De rechtbank begroot de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten, op gronden zoals in het tussenvonnis overwogen, op € 2.441,07.
2.6.
Gemeente Amsterdam vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden conform de onweersproken opgave van Gemeente Amsterdam begroot op € 613,05 voor verschotten, € 608,00 vast recht en € 1.421,00 voor salaris advocaat (1 rekest × € 1.421,00).
2.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Amsterdam worden begroot op:
veroordeelt [gedaagde] om aan Gemeente Amsterdam te betalen een bedrag van € 166.607,37 (éénhonderdzesenzestig duizendzeshonderdzeven euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 10 januari 2014 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Gemeente Amsterdam te betalen een bedrag van € 2.441,07 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.642,05,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Amsterdam tot op heden begroot op € 6.867,30,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Kloosterhuis, rechter, bijgestaan door mr. E.J. van Veelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.1