Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2014:7426

Rechtbank Amsterdam
29-10-2014
19-11-2014
C-13-538126 - HA ZA 13-299
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Aannemingsovereenkomst, meerwerk, vertegenwoordigingsbevoegdheid, art. 3:61 BW. Is de opdrachtgever gebonden aan mondelinge meerwerkopdrachten die ter plaatse door de bouwbegeleider aan de aannemer zijn gegeven?

Rechtspraak.nl
RVR 2015/17
NTHR 2015, afl. 2, p. 100

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/538126 / HA ZA 13-299

Vonnis van 29 oktober 2014

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

GRIJZENHOUT B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. J. de Groot te Amstelveen,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SLOTERDAM VASTGOED B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. J. de Koning te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Grijzenhout en Sloterdam genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van Grijzenhout van 6 maart 2013, met producties,

  • -

    de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van Sloterdam, met producties,

  • -

    het tussenvonnis van 26 juni 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast,

  • -

    de conclusie van antwoord in reconventie (in overleg met partijen tevens aan te merken als conclusie van repliek in conventie), tevens akte vermindering eis in conventie van Grijzenhout, met producties,

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2013,

  • -

    de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Sloterdam, met producties,

  • -

    de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties van Grijzenhout, met producties,

  • -

    de akte uitlating producties van Sloterdam.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

Grijzenhout heeft van 2006 tot 2010 op basis van meerdere overeenkomsten van aanneming in opdracht van Sloterdam (renovatie)werkzaamheden uitgevoerd op woningen in Amsterdam en Bussum.

2.2.

Op 29 mei 2008 heeft Grijzenhout drie facturen verzonden ter zake van verricht meerwerk aan de woningen [adres 1] en [adres 2] en [adres 3] in Amsterdam. Het betreft de eindfacturen in drie afgeronde projecten. Sloterdam heeft die facturen op 16 juni 2008 voldaan.

2.3.

Een in dat verband opgestelde schriftelijke opdrachtbevestiging van Sloterdam aan Grijzenhout van 11 september 2008 luidt onder meer:

‘(...)

Hierbij bevestigen wij de gemaakte afspraken tussen u en [naam 1] inzake de verbouwingen aan de (..) [straat] en [straat].

Wij gaan akkoord met een prijs van € 188.000,= exclusief BTW volgens de onderstaande splitsing:

[adres 4] € 42.895,54 volgens begroting 7406A

[adres 5] € 40.693,85 volgens begroting 7402A

[adres 6] € 42.960.56 volgens begroting 8031

[adres 7] € 56.799.60 volgens begroting 8030

[adres 8] € 2.325,22

[adres 9] € 2.325,23

(…)

Wij hebben de aanvullende afspraken gemaakt:

(…)

2. De werkzaamheden aan de appartementen zullen 15-02-2009 afgerond zijn. Voor elke week dat de werkzaamheden langer duren zal er een korting van € 750,= per week toegekend worden.

(…)’

2.4.

De werkzaamheden van Grijzenhout werden ter plaatse begeleid door een door Sloterdam ingehuurde [bouwadviseur] (hierna: [bouwadviseur]). [bouwadviseur] is in augustus 2009 onverwacht overleden.

2.5.

Grijzenhout heeft voor haar werkzaamheden in totaal circa € 880.000,- aan Sloterdam gefactureerd. Daarvan heeft Sloterdam achttien facturen van in totaal € 98.033,47 (inclusief 19% Btw) onbetaald gelaten. De eerste factuur is gedateerd op 23 januari 2009, de laatste (acht) facturen zijn alle gedateerd op 1 juli 2011. Het betreft facturen voor werkzaamheden - voornamelijk meerwerk - aan in de regio Amsterdam gelegen woningen aan de [adres 6], [adres 10], [adres 5], [adres 8], [adres 11], [adres 4] en [adres 12] en de in Bussum gelegen woning aan de [adres 13].

2.6.

Onder de voornoemde onbetaalde facturen bevindt zich een factuur van 9 juli 2009 met [factuur], waarin Grijzenhout in totaal (inclusief Btw) € 9.577,44 aan meerwerk bij Sloterdam in rekening heeft gebracht in verband met de renovatie van het appartement [adres 7]. Het bij de factuur behorende meer- en minderwerkoverzicht houdt in, voor zover relevant:

Volg

nr

Datum

Omschrijving

(…)

Totaal meerwerk

Totaal minderwerk

1

29-6-2009

Berekening constructie dakterras door constructeur

€ 284,07

2

29-6-2009

Verwijderen plafonds tbv aanbrengen

dakbalklaag verzwaring

€ 815,45

3

29-6-2009

Aanbrengen dakbalklaag dakverzwaring conform rapport duyts

€ 3.058,61

4

29-6-2009

Aanbrengen scheidingswandje ipv keuken

inclusief dekstuk

€ 611,25

5

29-6-2009

Plaatsen voorzetwanden aan de voor en achtergevel inclusief nieuwe vensterbanken +

aftimmeringen

€ 1.238,4

6

29-6-2009

Minderwerk stucwerk ivm voorzetwanden

€ 250,00-

7

29-6-2009

Aanbrengen stalen balken ipv staltonlatei

€ 428,22

8

29-6-2009

Dichtmetselen en opmetselen van wanden in draagmuur ivm aanbrengen stalenbalken

€ 812,66

9

29-6-2009

Dichtzetten kattenluik + verwijderen raam folie

€ 320,77

10

29-6-2009

Maken deur met scharnieren tpv meterkast

€ 261,77

11

29-6-2009

Aanbrengen ontluchtingskap door dak tbv afzuigkap

€ 339,94

€ 8.270,96

€ 250,00-

Op een door Sloterdam in het geding gebracht exemplaar van deze factuur zijn handmatig kruisjes gezet bij de posten 8 tot en met 11. Onder de factuur is handgeschreven over deze kruisjes opgemerkt: ‘03/08/09 (..) had volgens [bouwadviseur], rb) in offerte moeten zitten’

2.7.

Bij brief van 26 augustus 2009 heeft [naam 2] van Sloterdam (hierna: [naam 2]) in verband met de bovenstaande factuur aan Grijzenhout geschreven, voor zover relevant:

‘Hierbij stuur ik (..) een kopie van [factuur] met daarop de opmerkingen die [bouwadviseur] had.

Hij zou in principe deze posten met jou besproken hebben, maar ik weet niet of hij daar nog toe in de gelegenheid is geweest. Hij ging akkoord met de punten 1 t/m 7, maar vond dat punt 8 t/m 11 binnen de offerte zou vallen en derhalve niet als meerwerk in rekening gebracht kan worden.

Graag zou ik (..) overleggen hoe we dit verder oppakken.’

2.8.

De onder 2.5 genoemde (meerwerk)facturen zijn - ondanks diverse aanmaningen - tot op heden geen van allen betaald.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

Grijzenhout vordert in conventie - na vermindering van eis - dat de rechtbank Sloterdam bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van € 91.706,01, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding, de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de nakosten, alsook de wettelijke rente over voornoemde kosten indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan.

3.2.

Grijzenhout legt aan de vordering kort gezegd ten grondslag dat zij bij een aantal renovatieprojecten in mondelinge opdracht van [bouwadviseur] meerwerk heeft verricht. Grijzenhoudt stelt dat [bouwadviseur] die opdracht namens Sloterdam heeft gegeven, althans dat zij erop mocht vertrouwen dat dit het geval was. Aldus dient Sloterdam de voor het meerwerk gefactureerde kosten te betalen, met uitzondering van een vijftal posten (tot een totaal van € 6.327,46), die abusievelijk dubbel of ten onrechte in rekening zijn gebracht.

3.3.

Sloterdam voert gemotiveerd verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.5.

Sloterdam vordert in reconventie - na wijziging van eis - dat de rechtbank Grijzenhout bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling aan Sloterdam binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis:

i. van een bedrag van € 16.5000,- aan boete als gevolg van de tardieve oplevering van de woning aan de [adres 6]-II te Amsterdam, althans Grijzenhout te veroordelen tot terugbetaling van het voor dit adres onverschuldigd betaalde gedeelte van € 16.500,- voor de voor dit adres voldane factuur, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente tot aan de dag der algehele voldoening;

van een bedrag van € 17.250,- aan boete als gevolg van de tardieve oplevering van de woning aan de [adres 8]-III te Amsterdam, althans Grijzenhout te veroordelen tot terugbetaling van het voor dit adres onverschuldigd betaalde gedeelte van € 16.500,- voor de voor dit adres voldane factuur, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente tot aan de dag der algehele voldoening;

een bedrag van € 2.308,60 aan schadevergoeding ten aanzien van de woning aan de [adres 6]-II te Amsterdam, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf januari 2009, het moment van aansprakelijkstelling, tot aan de dag der algehele voldoening;

een bedrag van € 4.758,24 aan schadevergoeding ten aanzien van de woning aan de [adres 8]-III te Amsterdam, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 12 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;

een bedrag van € 18.663,23 aan schadevergoeding ten aanzien van het pand aan de [adres 13] te Bussum, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 12 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;

een bedrag van € 4.971,22 aan ‘minderwerk’ ten aanzien van de woning aan de [adres 12] (trappenhuis) te Amsterdam, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.

Ten slotte vordert Sloterdam veroordeling van Grijzenhout in de proceskosten.

3.6.

Grijzenhout voert gemotiveerd verweer.

3.7.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1.

De vorderingen in conventie en in reconventie zullen vanwege hun samenhang hierna - waar mogelijk - gezamenlijk worden besproken. Nu partijen over en weer geen bezwaar hebben gemaakt tegen de wijzigingen van eis, zal in beide gevallen op de gewijzigde eis worden beslist.

vertegenwoordigingsbevoegdheid [bouwadviseur]

4.2.

De rechtbank zal allereerst ingaan op het belangrijkste geschilpunt (in conventie), namelijk de vraag of [bouwadviseur] bevoegd was namens Sloterdam meerwerkopdrachten te geven. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.3.

Tussen partijen is niet in geschil dat zij ten behoeve van de door Grijzenhout uit te voeren renovatiewerkzaamheden diverse overeenkomsten van aanneming zijn aangegaan, waarop de bepalingen van Titel 12 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn. Voorts is niet in geschil dat dat partijen voor het aangenomen werk per woning in beginsel telkens een vaste prijs zijn overeengekomen, die was gebaseerd op een door Grijzenhout uitgebrachte offerte (vgl. de onder 2.3 weergegeven opdrachtbevestiging).

4.4.

Grijzenhout stelt dat zij in veel gevallen nog ‘meerwerk’ heeft verricht dat buiten de geoffreerde werkzaamheden viel en vordert daarvan in conventie betaling. Grijzenhout stelt dat aan het meerwerk een rechtsgeldige opdracht van Sloterdam ten grondslag ligt, aangezien [bouwadviseur] daartoe namens Sloterdam mondeling opdracht heeft gegeven.

4.5.

Sloterdam heeft hiertegenover aangevoerd dat [bouwadviseur] niet bevoegd was om Sloterdam te vertegenwoordigen en dat hij dus - voor zover hij dat al heeft gedaan, hetgeen eveneens wordt betwist (zie 4.12 e.v.) - geen rechtsgeldige mondelinge opdracht namens Sloterdam kon geven. [bouwadviseur] was ingehuurd als bouwbegeleider en fungeerde voor partijen als aanspreekpunt voor de uitvoering van de werkzaamheden. Indien meerwerk moest worden verricht, maakte Grijzenhout dit vooraf aan [bouwadviseur] kenbaar. [bouwadviseur] legde dit meerwerk vervolgens ter goedkeuring voor aan Sloterdam. Indien Sloterdam met het meerwerk instemde, werd dat schriftelijk door Sloterdam vastgelegd. Dat is hier in geen van de gevallen gebeurd. Grijzenhout wist ook dat dit de procedure was, aangezien zij in het verleden veelvuldig meerwerk - zelfs iets kleins als het plaatsen van een toilethouder, wc-borstel en handdoekenrek - ter schriftelijke goedkeuring aan Sloterdam heeft voorgelegd. Grijzenhout mocht dan ook niet gerechtvaardigd erop vertrouwen dat aan [bouwadviseur] een volmacht was verleend om namens Sloterdam mondeling meerwerkopdrachten te geven. Bovendien kreeg [bouwadviseur] ook provisie van Grijzenhout, waardoor hij een dubbele pet ophad. Verklaringen van [bouwadviseur] moeten daarom met terughoudendheid worden beoordeeld. Aldus - steeds - Sloterdam.

4.6.

De in artikel 7:755 BW neergelegde regeling met betrekking tot meerwerk houdt in, dat de aannemer in geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het werk slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit vloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Een betalingsplicht voor meerwerk kan echter uiteraard alleen dan bestaan, indien de aannemer daartoe door of namens de opdrachtgever opdracht is gegeven.

4.7.

Hoewel niet is komen vast te staan dat Sloterdam [bouwadviseur] een uitdrukkelijke volmacht had gegeven om namens Sloterdam mondeling meerwerk op te dragen, mocht Grijzenhout naar het oordeel van de rechtbank in dit geval gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat [bouwadviseur] een dergelijke beslissingsbevoegdheid wel was verleend. Voor het bestaan van dit gerechtvaardigd vertrouwen is met name redengevend dat Grijzenhout op 29 mei 2008 een drietal soortgelijke meerwerkfacturen aan Sloterdam heeft doen toekomen in verband met de eindafrekening van aangenomen werk aan de woningen [adres 6]-1 (€ 6.755,12), [adres 3] (€ 7.397,41) en [adres 6] (€ 5.051,99). Die facturen zijn vervolgens zonder protest door Sloterdam voldaan, terwijl - zo is onbetwist - het daarin gefactureerde meerwerk mondeling door [bouwadviseur] was opgedragen, zonder dat daarvoor (voorafgaande) schriftelijke instemming door Sloterdam was gegeven. De betaling vond plaats vóórdat de opdrachten voor de woningen waarop de onderhavige procedure op ziet zijn verstrekt (zie 2.2). Gesteld noch gebleken is dat Sloterdam nadien nog op de betaling van deze facturen of het ontbreken van een schriftelijke goedkeuring voor het betaalde meerwerk is teruggekomen. Aldus mocht Grijzenhout in beginsel ervan uitgaan dat de bevoegdheid van [bouwadviseur] om zelfstandig opdracht tot meerwerk te geven, niet ter discussie stond. Dat partijen veel samenwerkten en Sloterdam veel facturen van Grijzenhout ontving, doet daaraan niet af. Het ging hier immers om drie facturen van elk een noemenswaardige bedrag, die bovendien verband hielden met de eindafrekening van drie opgeleverde projecten. Derhalve mocht Grijzenhout erop vertrouwen dat Sloterdam de facturen goed had gecontroleerd en had gezien dat meerwerk in rekening werd gebracht waarover alleen mondeling overleg met [bouwadviseur] was gevoerd. Uit het feit dat Sloterdam deze facturen zonder protest betaalde, heeft Grijzenhout mogen afleiden dat Sloterdam dit geen probleem vond en zich aan de mondelinge opdrachten van [bouwadviseur] gebonden achtte. Die indruk heeft Sloterdam andermaal gegeven met haar brief van 26 augustus 2009 over de factuur van 9 juli 2009 (zie 2.7). Immers, in die brief wordt uitsluitend in twijfel getrokken of de laatste vier posten wel als meerwerk kwalificeren; over het feit dat een schriftelijke opdrachtbevestiging van Sloterdam voor het door [bouwadviseur] geaccordeerde meerwerk ontbreekt en er daarom geen meerwerk kan zijn opgedragen, is toen van de kant van Sloterdam niet geklaagd.

4.8.

Sloterdam heeft hiertegenover tot verweer aangevoerd dat Grijzenhout voorheen meerwerkopdrachten telkens ter schriftelijke goedkeuring aan Sloterdam heeft voorgelegd. Daaruit volgt, aldus Sloterdam, dat het tussen partijen niet gebruikelijk was dat meerwerkopdrachten mondeling werden verstrekt. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Sloterdam bij conclusie van dupliek in conventie diverse correspondentiestukken, offertes en opdrachtbevestigingen overgelegd waaruit naar haar zeggen blijkt dat een schriftelijke opdrachtbevestiging voor meerwerk de standaard was.

4.9.

Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze overgelegde stukken het hiervoor aangenomen gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van Grijzenhout niet weerleggen. In de eerste plaats geldt dat Grijzenhout gemotiveerd heeft gesteld dat de door Sloterdam als producties 26, 27, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 36A, 37, 37A en 38 overgelegde stukken / opdrachtbevestigingen zelfstandige, losstaande opdrachten aan Grijzenhout betroffen en niet zien op meerwerk in het kader van een geoffreerd project. Sloterdam heeft hiertegenover onvoldoende onderbouwd dat het wel om meerwerk gaat. Maar ook als wordt aangenomen dat deze opdrachtbevestigingen wel (deels) betrekking hebben op meerwerk, dan nog doet dat niet eraan af dat Sloterdam met de onder 4.7 omschreven feiten en omstandigheden in zodanige mate de schijn heeft gewekt dat [bouwadviseur] zelfstandig mondelinge meerwerkopdrachten mocht geven, dat Grijzenhout daar in dit geval gerechtvaardigd op mocht vertrouwen.

4.10.

Het vorenstaande leidt ertoe dat Sloterdam zich op grond van het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 BW tegenover Grijzenhout niet erop kan beroepen dat zij [bouwadviseur] geen zelfstandige beslissingsbevoegdheid had verleend. Aldus zal in deze procedure tot uitgangspunt dienen dat voor zover vaststaat dat Grijzenhout op basis van een mondelinge opdracht van [bouwadviseur] meerwerk heeft verricht, Sloterdam aan die opdracht is gebonden en de daarvoor verschuldigde prijs zal moeten betalen. Dat gesteld noch gebleken is dat Grijzenhout bij het aannemen van dit meerwerk ook nadrukkelijk heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, staat aan de verschuldigdheid niet in de weg, nu zowel Sloterdam als de door haar aangestelde bouwbegeleider (die hier feitelijk over het meerwerk heeft beslist) die noodzaak uit zichzelf hadden moeten begrijpen. Vanwege hun deskundigheid mogen deze partijen tevens geacht worden een reëel inzicht te hebben gehad in de omvang van de kosten die Grijzenhout voor dit werk in rekening zou brengen. Dat klemt in het onderhavige geval te meer, nu partijen op meerdere projecten samenwerkten en Grijzenhout in het kader van die projecten uitgebreide offertes met gedetailleerde prijslijsten had verstrekt. Dat [bouwadviseur] daarbij in verband met zijn “dubbele pet” niet onafhankelijk zou hebben opgetreden is, gelet op de uitvoerige betwisting zijdens Grijzenhout en het feit dat Sloterdam daar niet meer op terug is gekomen, niet komen vast te staan.

4.11.

Voor zover Sloterdam tenslotte heeft willen betogen dat zij juist vanwege die uitgebreide offertes en de daaraan voorafgaande opdracht aan Grijzenhout (het verhuur- of verkoopbaar maken van een woning) van haar kant erop heeft mogen vertrouwen dat Grijzenhout al het te verrichten werk had geoffreerd en geen meerwerk meer in rekening zou brengen, faalt dat. Allereerst geldt dat in het algemeen mag worden aangenomen dat er bij een renovatieproject van deze aard en omvang een gerede kans bestaat dat lopende het proces nog enig meerwerk noodzakelijk blijkt. Reeds tegen die achtergrond had Sloterdam, mede vanwege haar hoedanigheid van professionele partij, beter moeten onderbouwen waarom zij in dit geval mocht menen dat er geen meerwerk zou volgen. Dit klemt te meer, nu vaststaat dat Sloterdam op vier projecten substantiële meerwerkfacturen van Grijzenhout zonder protest heeft voldaan (zie 4.7). Uit die gang van zaken volgt niet dat, zoals Sloterdam stelt, zij erop mocht vertrouwen dat meerwerk hier de uitzondering, en niet de regel zou zijn.

is er een opdracht tot meerwerk gegeven?

4.12.

Voorts wordt het volgende vooropgesteld. Sloterdam heeft in conventie ten aanzien van vrijwel alle meerwerkfacturen niet alleen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [bouwadviseur] betwist, maar ook betwist - voor zover vaststaat dat het gefactureerde werk is verricht - dát [bouwadviseur] een mondelinge opdracht tot het gedeclareerde meerwerk heeft gegeven.

4.13.

Uitgangspunt is dat Grijzenhout op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient te stellen en, indien nodig, te bewijzen dat aan het door haar uitgevoerde meerwerk een opdracht ten grondslag ligt (in dit geval veelal een mondelinge opdracht van [bouwadviseur]). Een nadere bewijslevering van de gestelde opdracht is echter pas dan vereist, wanneer het bestaan van die opdracht ook voldoende gemotiveerd door Sloterdam is betwist.


4.14. In dit laatste verband geldt dat Sloterdam ten aanzien van de ‘oude’ facturen, dat wil zeggen de facturen die zij voor de dood van [bouwadviseur] van Grijzenhout heeft ontvangen, niet kan volstaan met de enkele betwisting dat [bouwadviseur] een opdracht zou hebben gegeven. Bij die afweging is enerzijds van belang dat het niet voor de hand ligt dat Grijzenhout een hoeveelheid meerwerk als hier aan de orde heeft uitgevoerd zonder dat daaraan op enigerlei wijze een opdracht ten grondslag lag, aangezien Grijzenhout in dat laatste geval immers een aanzienlijk (financieel) risico zou lopen. Anderzijds is van belang dat gesteld noch gebleken is dat Sloterdam zich na ontvangst van de betreffende meerwerkfacturen op het ontbreken van een opdracht heeft beroepen, terwijl in de facturen duidelijk stond dat er meerwerk werd gedeclareerd dat in opdracht van [bouwadviseur] was verricht en Sloterdam destijds nog op eenvoudige wijze bij [bouwadviseur] had kunnen navragen of hiertoe inderdaad opdracht was gegeven. Daarbij komt dat Sloterdam blijkens de gang van zaken rondom de factuur van 9 juli 2009 ook daadwerkelijk contact met [bouwadviseur] heeft gehad over facturen van Grijzenhout en toen in staat moet zijn geweest het meerwerk te betwisten als het niet juist zou zijn geweest. Zeker in het licht van deze laatste omstandigheid mag van Sloterdam worden verlangd dat zij nader motiveert waarom de opdracht door [bouwadviseur] thans in twijfel wordt getrokken. Nu Sloterdam die nadere motivering niet heeft gegeven, wordt haar betwisting van de opdracht, voor zover het de oude facturen betreft, als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd.

4.15.

De bovenstaande afweging kan echter niet één op één worden toegepast op de ‘nieuwe’ meerwerkfacturen die Grijzenhout op 1 juli 2011 aan Sloterdam heeft verzonden. Weliswaar geldt ook ten aanzien van die facturen dat voor het bestaan van een opdracht pleit dat vaststaat (zie 4.7) dat Grijzenhout wel vaker mondelinge meerwerkopdrachten gaf en dat het niet voor de hand ligt dat Grijzenhout het werk zonder enige onderliggende opdracht heeft verricht, maar daar staat tegenover dat Sloterdam hier nooit de mogelijkheid heeft gehad om te controleren of er wel een opdracht tot het meerwerk was gegeven, omdat Sloterdam Grijzenhout pas na het overlijden van [bouwadviseur] van dit meerwerk op de hoogte heeft gesteld. Dit, hoewel het overgrote deel van dit meerwerk al maanden daarvoor was uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat tegen deze achtergrond, alsook tegen de achtergrond van het hiervoor genoemde uitgangspunt dat Grijzenhout op grond van de wet de bewijslast draagt van de opdracht, een redelijke en billijke bewijslastverdeling met zich brengt dat de enkele betwisting van de opdracht door Sloterdam als voldoende wordt aangemerkt en dat het vervolgens aan Grijzenhout is om tegenover die betwisting de mondelinge opdracht met de door haar voorgestane middelen te bewijzen. Nu Grijzenhout dit bewijs ook heeft aangeboden, zal haar ten aanzien van de nieuwe facturen op dit onderdeel een bewijsopdracht worden gegeven, zoals hierna in het dictum weergegeven.

ongerechtvaardigde verrijking?

4.16.

Grijzenhout heeft - subsidiair - gesteld dat Sloterdam ook gehouden is tot betaling van een vergoeding voor zover niet komt vast te staan dat er een opdracht is gegeven tot de werkzaamheden, nu het in alle gevallen noodzakelijk werk betrof dat sowieso had moeten worden uitgevoerd door Sloterdam. Indien Sloterdam daarvoor niets zou betalen, zou zij ongerechtvaardigd worden verrijkt, aldus Grijzenhout.

4.17.

De rechtbank volgt Grijzenhout niet in dit betoog. Nog daargelaten dat Grijzenhout onvoldoende heeft gesteld omtrent de precieze omvang van haar verarming en de verrijking van Sloterdam, geldt dat voor een schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking alleen plaats is, voor zover dit redelijk is. In dit laatste verband heeft te gelden dat Grijzenhout een professioneel aannemingsbedrijf is en derhalve geacht mag worden ermee bekend te zijn dat zij geen meerwerk mag uitvoeren zonder daarvoor in enigerlei vorm opdracht of goedkeuring van haar opdrachtnemer te hebben ontvangen. Voor zover Grijzenhout dat wel heeft gedaan, behoort dat voor haar rekening en risico te komen. Grijzenhout kan dan niet die werkzaamheden alsnog aan de opdrachtgever opdringen door te stellen dat het noodzakelijk werk betrof. De conclusie is dan ook dat voor zover komt vast te staan dat Grijzenhout geen opdracht had voor de door haar verrichte extra werkzaamheden, zij ter zake daarvan geen aanspraak kan maken op een vergoeding.

omvang van de prijs

4.18.

Ten slotte wordt het volgende vooropgesteld. Vaststaat dat partijen over het gedeclareerde meerwerk geen prijsafspraken hebben gemaakt. Aldus is Sloterdam voor dit werk een redelijke prijs aan Grijzenhout verschuldigd. Één van de factoren die meeweegt bij de bepaling van wat een redelijke prijs is, is de prijs die de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedong (artikel 7:752 lid 1 BW). Het is in beginsel aan de aannemer, in casu dus Grijzenhout, om te stellen en indien nodig te bewijzen dat hem voor het werk de door hem gevorderde redelijke prijs toekomt.

bespreking facturen

4.19.

Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de vordering in conventie hierna per factuur afzonderlijk bespreken. Indien Sloterdam in verband met het gefactureerde project een tegenvordering heeft ingesteld, zal die vordering bij de bespreking van de betreffende factuur aan bod komen. Opgemerkt zij tenslotte, dat de hierna genoemde bedragen telkens exclusief btw zijn, tenzij anders is vermeld.

A. ‘Oude’ facturen

4.20.

[factuur] ([adres 6]-II)

4.20.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 23 januari 2009 (nummer [factuur]) een bedrag van € 3.524,26 (inclusief btw) bij Sloterdam in rekening gebracht. Het betreft de slottermijn van de overeengekomen aanneemsom voor het project [adres 6]-II.

4.20.2.

Sloterdam betwist de verschuldigdheid van de factuur niet, maar beroept zich op verrekening van een opeisbare boete wegens vertraagde oplevering. Sloterdam stelt in dat verband dat Grijzenhout de aangenomen werkzaamheden niet op de overeengekomen uiterste opleverdatum van 15 februari 2009 (zie 2.3) heeft opgeleverd, maar pas na 18 augustus 2009. Aldus is Grijzenhout volgens Sloterdam op grond van de overeenkomst een boete verschuldigd van € 16.500,- (€ 750,- per week x 30 weken gerekend tot 18 augustus 2009). In reconventie vordert Sloterdam betaling van deze boete.

4.20.3.

De rechtbank wijst laatstgenoemde vordering af en overweegt daartoe als volgt. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv is het aan Sloterdam om voldoende gemotiveerd te stellen dat Grijzenhout op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken een boete is verschuldigd. In dit verband staat vast dat Grijzenhout in juni 2009 nog een aantal timmerwerkzaamheden op dit project moest afronden, zoals het leggen van de plinten en het deugdelijk monteren van de deurklinken en sanitair. In zoverre staat vast dat niet al het werk voor 15 februari 2009 was afgerond. Grijzenhout heeft echter aangevoerd dat het hier om gebruikelijke opleverpunten gaat en dat die opleverpunten niet eraan in de weg staan dat Grijzenhout haar werk conform de aannemingsovereenkomst in februari 2009 heeft opgeleverd. Dat laatste volgt volgens Grijzenhout ook uit het feit dat de woning tijdig is vrijgemaakt voor de door Sloterdam ingehuurde nevenaannemers, die de vloer zouden leggen en het schilderwerk zouden verrichten. De hiervoor genoemde opleverpunten konden pas worden afgerond als de hiervoor genoemde nevenaannemers met hun werk klaar waren, aldus Grijzenhout. Sloterdam heeft hiertegenover onvoldoende gemotiveerd gesteld dat en zo ja waarom dit betoog van Grijzenhout onjuist is en/of niet opgaat. Reeds daarom kan haar vordering niet slagen.

4.20.4.

Maar ook indien met Sloterdam zou worden aangenomen dat het later opleveren van de hierboven genoemde werkzaamheden maakt dat niet al het overeengekomen werk binnen de oorspronkelijk overeengekomen termijn was afgerond, dan nog heeft Sloterdam nagelaten toe te lichten waarom dat haar aanspraak geeft op een boete, aangezien uit de hierna weergegeven e-mailcorrespondentie veeleer het beeld rijst dat dat het werk - voor een deel - met instemming van Sloterdam op een later moment werd opgeleverd:

e-mail van 5 juni 2009 van [naam 2] aan [bouwadviseur] van 5 juni 2009:

‘De vloer op de [adres 6] is gelegd, dus de plinten kunnen worden aangebracht.(…)’

e-mail van 16 juli 2009 van [naam 3] van Sloterdam (hierna: [naam 3]) aan [naam 4] van Grijzenhout (hierna: [naam 4]) en [bouwadviseur]:

‘Gisteren met [naam 4] de [adres 3] en [adres 6] (de rechtbank begrijpt: [adres 7] en [adres 6]-II) bekeken. Zodoende nog wat aanvullende punten.

[adres 3];

  • -

    Aansluiten CV

  • -

    Deuren nalopen, vallen nu niet in slot, sommige deuren scheuren over de vloer;

  • -

    Deurtje meterkast voorzien van een klink

Graag op zeer korte termijn oppakken gezien de aanstaande verhuur..vandaag nog even contact over wanneer (ook plaatsing intercom) deze opleveringspunten worden afgerond. (…)

[adres 6] – Nalopen deuren, idem [adres 3]. Echter bij deze deuren zijn de klinken veelal te los gemonteerd. Graag de speling eruit.

Ik hoor graag wanneer deze punten aangepakt worden.’

e-mail van 18 augustus 2009 van [naam 3] aan [naam 4]:

‘Voor het gemak, opgesomd naar prioriteit;

[adres 7], schilderen stukje stukwerk, svp deze week.

[adres 6], voor de 31e augustus;

  • -

    afkitten douchekraan, wasbakken;

  • -

    dichtstukken/afsluiten leidingen onder wasbak, idem leidingen radiator;

  • -

    ventilatieroosters nalopen.’

Uit deze e-mailcorrespondentie blijkt in elk geval niet dat Sloterdam op enig moment richting Grijzenhout kenbaar heeft gemaakt dat vanwege de vertraagde oplevering van de genoemde punten aanspraak zou worden gemaakt op een boete. Voorts is gesteld noch gebleken dat Sloterdam anderszins vóór de brief van haar advocaat van 5 augustus 2011 aan Grijzenhout over verbeurde boetes heeft gerept. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Grijzenhout mede in het licht van de hiervoor weergegeven correspondentie dan ook in beginsel erop vertrouwen dat zij geen boetes was verbeurd. Naar het oordeel van de rechtbank moet het tegen deze achtergrond dan ook naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar worden geacht, indien Sloterdam vanwege de vertraagde oplevering van de genoemde punten twee jaar na dato nog aanspraak kan doen gelden op de boete. Daarbij weegt ook mee dat gesteld noch gebleken is dat Sloterdam als gevolg daarvan schade heeft ondervonden.

4.20.5.

De slotsom is dan ook dat de vorderding in reconventie niet slaagt en dat Sloterdam de slotfactuur dient te betalen.

4.21.

[factuur] ([adres 10])

4.21.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 18 februari 2009 een bedrag van € 3.934,97 (inclusief btw) bij Sloterdam in rekening gebracht voor werkzaamheden aan het project [adres 10] te Amsterdam. Grijzenhout stelt dat zij namens Sloterdam van [bouwadviseur] opdracht heeft gekregen om direct na de ontruiming van dit voormalige kraakpand werkzaamheden uit te voeren op basis van een op 19 augustus 2008 uitgebrachte offerte, om te voorkomen dat het pand opnieuw gekraakt zou worden. Na het indienen van de eerste termijnnota ad € 10.000,- (op 20 november 2008) heeft Sloterdam de opdracht echter ingetrokken. Grijzenhout heeft vervolgens de termijnnota gecrediteerd en de werkelijke kosten van het verrichte werk door middel van de bovenstaande factuur gedeclareerd. Het betreft onder meer kosten voor het herstellen van door krakers veroorzaakte gaten (boobytraps) in de vloer (€ 315,82), het aanbrengen van wanden ter plaatse van de meterkast en badkamer (€ 180,47) en de aankoop van materialen die in het pand zijn achtergebleven (€ 1.523,18). Al deze bedragen zijn exclusief btw.

4.21.2.

Sloterdam stelt dat zij nimmer (via [bouwadviseur]) opdracht heeft gegeven voor de uitvoering van de werkzaamheden, althans dat zij de opdracht heeft ingetrokken. Voor zover wel wordt aangenomen dat de werkzaamheden in opdracht van Sloterdam zijn verricht, is in elk geval het bedrag aan ingekochte materialen ten onrechte in rekening gebracht en dient het bedrag voor het dichten van de gaten in de vloer gelet op de oppervlakte verminderd te worden tot maximaal € 150,-, aldus Sloterdam.

4.21.3.

De rechtbank overweegt als volgt. Sloterdam heeft betwist dat Grijzenhout werkzaamheden heeft verricht aan de onderhavige woning. De rechtbank is van oordeel dat die betwisting in elk geval ten aanzien van een aantal posten tekortschiet. Zo heeft Grijzenhout gesteld dat zij na het ontruimen van de woning voor een bedrag van € 157,91 de voordeursloten heeft vervangen. Zeker ten aanzien van die post had Sloterdam haar betwisting op eenvoudige wijze kunnen onderbouwen; als eigenaar van de woning moet zij immers kunnen zeggen of de sloten wel of niet tussentijds vervangen zijn. Nu Sloterdam die nadere toelichting op haar betwisting niet heeft gegeven, wordt deze als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Diezelfde conclusie trekt de rechtbank ten aanzien van de posten ‘aanbrengen kozijnen’ (€ 383,49), ‘uitrachelen plafonds’ (€ 406,05), ‘aanbrengen wanden ter plaatse van meterkast en badkamer’ (€ 180,47) en ‘afvalconcontainer’ (€ 339,77) (alle vermelde bedragen zijn exclusief btw). Daarbij weegt mee, dat Grijzenhout facturen heeft overgelegd van haar onderaannemer [aannemer] en verhuurbedrijf Schijf, waarin deze timmerwerkzaamheden respectievelijk de verhuur van een afvalcontainer bij Grijzenhout in rekening zijn gebracht. Op de facturen is vermeld dat het werk op het project [adres 10] Amsterdam betreft.

4.21.4.

Ten aanzien van de post ‘herstellen vloeren ivm gaten veroorzaakt door krakers’ geldt enerzijds dat in de hierboven genoemde, door Grijzenhout overgelegde, factuur van onderaannemer [aannemer] arbeid in rekening is gebracht die op deze post betrekking lijkt te hebben (‘aanhelen vloer’). Anderzijds heeft Sloterdam bij conclusie van dupliek in conventie een verklaring van de latere aannemer op dit project (Cooper Projectrealisatie) overgelegd, waarin deze aannemer verklaart “er waren geen plaatsen in de bestaande vloer hersteld”. Het lag op de weg van Grijzenhout om tegenover deze verklaring nader te onderbouwen dat er wel werk is verricht aan de vloer en waaruit dit werk bestond. Grijzenhout heeft dat nagelaten. Aldus zal deze post als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

4.21.5.

Met betrekking tot de gedeclareerde materialen heeft Grijzenhout inkoopfacturen overgelegd waaruit volgt dat zij medio november 2011 voor in totaal € 1.243,01 aan materialen heeft ingekocht. Op de inkoopfacturen staat als werkadres ‘[adres 10]’ vermeld. Grijzenhout heeft gesteld dat deze materialen deels zijn verwerkt en deels zijn achtergebleven in het pand. Deze laatste stelling wordt echter gepasseerd, aangezien Cooper Projectrealisatie (zie hierboven) heeft verklaard nauwelijks materialen te hebben aangetroffen in het pand en Grijzenhout daartegenover niet heeft onderbouwd dat en zo ja, welke materialen er zijn achtergebleven. De rechtbank stelt vast dat Grijzenhout evenmin nader heeft onderbouwd welk deel van de ingekochte materialen op het project is verwerkt. Anderzijds is wel aannemelijk dat een noemenswaardig deel van het materiaal bij de onder 4.21.3 genoemde vaststaande werkzaamheden is gebruikt. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank 50% van de materiaalkosten (= € 761,59 exclusief btw) toewijsbaar. Voor het overige worden de kosten afgewezen, nu Grijzenhout onvoldoende heeft onderbouwd dat deze zijn gebruikt, danwel achtergelaten op dit project.

4.21.6.

Voor zover Sloterdam betwist dat er aan het uitgevoerde werk een opdracht ten grondslag lag, wordt dat verworpen. Partijen zijn het erover eens dat Grijzenhout op 19 augustus 2008 een voorlopige offerte heeft uitgebracht voor een renovatie van dit (toen nog: kraak)pand. Grijzenhout heeft gesteld dat [bouwadviseur] vervolgens direct na de ontruiming opdracht heeft gegeven om te beginnen met de uitvoering van de werkzaamheden. Sloterdam heeft vervolgens, zo stelt Grijzenhout, na de indiening van de eerste termijnnota op 20 november 2008 de opdracht weer ingetrokken, waarna Grijzenhout de werkelijke kosten van het door [bouwadviseur] opgedragen werk in rekening heeft gebracht. De rechtbank overweegt dat Sloterdam de hiervoor door Grijzenhout geschetste gang van zaken, in het bijzonder de opdracht door [bouwadviseur], onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Weliswaar stelt Sloterdam dat zij de opdracht al op 19 augustus 2008 heeft ingetrokken, maar die stelling heeft zij verder niet onderbouwd zodat daaraan voorbij wordt gegaan. De conclusie is dan ook dat Grijzenhout het werk op basis van een opdracht van [bouwadviseur] heeft verricht en dat zij erop mocht vertrouwen dat hij die opdracht namens Sloterdam gaf.

4.21.7.

Nu Sloterdam tenslotte onvoldoende heeft weersproken dat de door Grijzenhout gefactureerde prijzen als een redelijke prijs kunnen worden aangemerkt, is de vordering tot betaling van deze factuur toewijsbaar tot een bedrag van (€ 383,49 + € 406.05 + € 180.47 + € 157,91 + € 339,77 + € 761,59, vermeerderd met 19% Btw = ) € 2.652,84.

4.22.

[factuur] ([adres 10])

4.22.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 20 februari 2009 een bedrag van € 1.856,01 (inclusief btw) in rekening gebracht in verband met meerwerk op het project [adres 10] te Amsterdam. Het betreft het aanpassen van de schoorsteen in verband met plaatsing van de keuken (€ 652,89), het vervangen van de voordeur (€ 550,30) en het aanbrengen van een RVS-bak boven de wasemkap (€ 356,48). Bij akte vermindering eis heeft Grijzenhout haar eis met betrekking tot het aanpassen van de schoorsteen verminderd met € 268,27 inclusief btw omdat abusievelijk een inkoopfactuur van de houthandel volledig was doorberekend.

4.22.2.

Sloterdam heeft allereerst de onderliggende mondelinge meerwerkopdracht betwist. Die betwisting wordt echter als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd (zie hetgeen daaromtrent onder 4.12 en volgende is overwogen). Ook het verweer van Sloterdam dat het plaatsen van de voordeur onderdeel was van het aangenomen werk, althans dat zij daarop mocht vertrouwen, wordt gepasseerd. Onweersproken is dat het plaatsen van deze deur niet is opgenomen in de offerte van Grijzenhout voor dit project. Gelet op de uitgebreide en gedetailleerde opsomming van de te verrichten werkzaamheden in die offerte mocht Sloterdam evenmin erop vertrouwen dat het plaatsen van de voordeur deel van het aangenomen werk uitmaakte, te minder nu Sloterdam in dit verband als een professionele en ervaren partij is aan te merken. Dat de opdracht aan Sloterdam (waartoe zij de offerte had opgesteld) inhield een woning in splitsingsgerede staat op te leveren, doet daaraan niet af.

4.22.3.

Sloterdam heeft tenslotte de redelijkheid van de gefactureerde prijzen bestreden. Dit verweer wordt als onvoldoende gemotiveerd verworpen. Daarbij wordt met betrekking tot de kosten voor het plaatsen van de deur overwogen dat Grijzenhout onder verwijzing naar een vergelijkbare offerte voor het project [adres 11]-III gemotiveerd heeft gesteld dat het gefactureerde bedrag in overeenstemming is met hetgeen partijen hiervoor gebruikelijk overeenkwamen (in de genoemde offerte is een bedrag van € 517,40 opgenomen). Daarnaast heeft Grijzenhout - onvoldoende gemotiveerd weersproken - gesteld dat het hier een deur met een driepuntssluiting betreft, waarvan de montage meer tijd vergt. Ten aanzien van het plaatsen van de RVS-bak heeft Grijzenhout de factuur van de onderaannemer overgelegd, waarin deze een totaalprijs van € 320,- (exclusief btw) voor het plaatsen van deze bak heeft gerekend. Sloterdam heeft onvoldoende toegelicht waarom dit geen redelijke prijs is voor het werk, mede in acht genomen dat ook nergens uit blijkt dat, zoals Sloterdam bij haar verweer tot uitgangspunt neemt, die factuur alleen betrekking heeft op de arbeidsuren (en niet mede de materiaalkosten omvat).

4.22.4.

De slotsom is dan ook dat deze meerwerkfactuur toewijsbaar is tot een bedrag van (€ 1.856,01 - € 268,27 =) € 1.587,74 inclusief btw.

4.23.

[factuur] ([adres 13])

4.23.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 2 maart 2009 een bedrag van € 4.563,55 inclusief btw in rekening gebracht voor werkzaamheden aan de woning [adres 13] te Bussum. Het betreft kort gezegd het herstellen van inbraakschade aan deze woning. Op 4 januari 2008 is de schade opgenomen, waarna in de periode 21 januari 2008 tot en met 1 februari 2008 het herstelwerk is uitgevoerd, aldus Grijzenhout.

4.23.2.

De rechtbank overweegt als volgt. Sloterdam heeft niet weersproken dat er inbraakschade aan de woning was ontstaan en dat Grijzenhout die schade in de door hierboven genoemde periode heeft hersteld. Evenmin staat ter discussie, dat Grijzenhout daarbij de werkzaamheden heeft verricht zoals in de specificatie bij de factuur is omschreven. Grijzenhout heeft gesteld dat zij dit werk op basis van een mondelinge opdracht van [bouwadviseur] heeft verricht. Sloterdam heeft die mondelinge opdracht betwist, maar die betwisting wordt mede in het licht van hetgeen onder 4.12 en volgende is overwogen als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt immers niet in te zien waarom Grijzenhout zou overgaan tot het opnemen en herstellen van inbraakschade aan een aan Sloterdam toebehorende huurwoning zonder dat daartoe op enige wijze een opdracht is gegeven. Zoals reeds is overwogen, is Sloterdam tegenover Grijzenhout aan die meerwerkopdracht gebonden.

4.23.3.

Voor het overgrote deel van de posten is niet in geschil dat Grijzenhout daarvoor een redelijke prijs in rekening heeft gebracht. Sloterdam heeft alleen de prijs voor het werk aan de voordeur bestreden, stellende dat acht arbeidsuren voor het leveren en plaatsen van een nieuwe voordeur inclusief hang- en sluitwerk buitenproportioneel is. Dit verweer wordt verworpen. Grijzenhout heeft, onder verwijzing naar een door Sloterdam aanvaarde offerte voor de [adres 11]-III, gesteld dat acht arbeidsuren gebruikelijk was voor het plaatsen van een voordeur. Sloterdam heeft dit niet weersproken, zodat daarmee vaststaat dat Grijenhout een gebruikelijke, althans een redelijke prijs voor dit werk heeft gehanteerd.

4.23.4.

De slotsom is dat Sloterdam de factuur volledig dient te betalen.

4.24.

[factuur] [adres 8]-III

4.24.1.

Grijzenhout vordert betaling van de onder 2.6 weergegeven meerwerkfactuur van 9 juli 2009 ter hoogte van € 9.577,44 inclusief btw.

4.24.2.

Sloterdam heeft niet betwist dat de gefactureerde werkzaamheden in opdracht van [bouwadviseur] zijn uitgevoerd. Sloterdam heeft uitsluitend tot verweer aangevoerd dat de posten 8 tot en met 11 in de offerte hadden moeten zitten. De rechtbank ziet niet in waarom dit laatste Sloterdam van haar betalingsplicht ontslaat. Immers, onweersproken is dat de genoemde werkzaamheden geen deel uitmaken het aangenomen werk, maar wel in opdracht van [bouwadviseur] - en met kennelijke consensus van Sloterdam - door Grijzenhout zijn verricht. In zoverre betreft het dus meerwerk waarvoor Sloterdam dient te betalen. Dit geldt te meer, nu Grijzenhout onbestreden heeft gesteld dat zij voor dit werk inclusief de weerwerkfactuur geen andere prijs in rekening heeft gebracht dan de gebruikelijke prijs die zij aan Sloterdam had doorberekend indien deze werkzaamheden wél in de offerte waren opgenomen. Aldus valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom Sloterdam de factuur niet volledig zou hoeven betalen.

4.24.3.

Sloterdam heeft zich in verband met de betaling van de factuur tevens beroepen op verrekening met een tweetal tegenvorderingen. Allereerst stelt Sloterdam dat Grijzenhout op grond van de aannemingsovereenkomst een boete ter hoogte van € 17.250,- is verbeurd, omdat het werk niet op 15 februari 2009, maar pas na 23 juli 2009 is opgeleverd. Sloterdam vordert in reconventie betaling van deze boete.

4.24.4.

De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat Grijzenhout in juli 2009 nog een paar werkzaamheden moest verrichten, zoals het herstellen van gaten in de muur, het vervangen van/herstellen van een integrale keukenmuur, het bijwerken van schilderwerk en het bijverven van deuren. In zoverre staat vast dat nog niet al het werk op 15 februari 2009 was opgeleverd. De correspondentie die partijen hieromtrent hebben gevoerd doet echter vermoeden dat de oplevering van deze punten met instemming van Sloterdam is opgeschoven, althans dat Sloterdam geen bezwaar tegen een latere (deel)oplevering had. De rechtbank verwijst in dat verband onder meer naar de onder 4.20.4 weergegeven e-mails van [naam 3] van 16 juli 2009 en 18 augustus 2009 en een e-mail van [naam 2] van 30 juni 2009 aan [bouwadviseur], waarin eerstgenoemde schrijft ‘voor als je donderdag de oplevering gaat doen van de [adres 7] heb ik hier even de punten die ik zo al kon zien’). In elk geval valt in deze noch in andere correspondentie te lezen dat Sloterdam zich destijds tegenover Grijzenhout erop heeft beroepen dat Grijzenhout vanwege de latere oplevering van de genoemde onderdelen een contractuele boete was verschuldigd. Onbetwist is dat Sloterdam dit standpunt pas twee jaar na oplevering van het werk, namelijk bij brief van haar advocaat van 5 augustus 2011, heeft ingenomen. De rechtbank is van oordeel dat Grijzenhout tegen de achtergrond van deze gang van zaken erop mocht vertrouwen dat zij geen boete zou verbeuren en het aldus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht indien Sloterdam vanwege de latere oplevering van deze - verhoudingsgewijs kleine en niet ongebruikelijke - opleverpunten thans nog jegens Grijzenhout aanspraak zou kunnen maken op een contractuele boete. Daarbij weegt mee dat ook hier gesteld noch gebleken is dat Sloterdam als gevolg van de latere oplevering schade heeft geleden. Derhalve zal de vordering van Sloterdam betreffende de boete worden afgewezen.

4.24.5.

Daarnaast vordert Sloterdam in reconventie een schadevergoeding van € 4.758,24. Daartoe stelt Sloterdam dat bij sloopwerkzaamheden in de woning een tv-kabel is verwijderd/beschadigd, als gevolg waarvan Sloterdam schade heeft geleden, bestaande uit huurkorting, huurcompensatie en advocatenkosten.

4.24.6.

De rechtbank zal deze reconventionele vordering eveneens afwijzen en overweegt daartoe als volgt. Niet in geschil is dat het sloopwerk geen deel uitmaakte van de met Grijzenhout gesloten aannemingsovereenkomst, maar door Sloterdam aan een andere aannemer is opgedragen. Sloterdam heeft gesteld dat Grijzenhout desalniettemin in dit geval (mede) aansprakelijk is voor de bij de sloop veroorzaakte schade aan de tv-kabel, omdat Grijzenhout nadien nog elektra in de woning heeft geplaatst en de schade toen had moeten constateren en melden, danwel repareren. Grijzenhout heeft tegenover dit verwijt van Sloterdam aangevoerd dat zij in het geheel geen werk aan de kabel heeft verricht en dat gebreken aan de kabel niet automatisch aan het licht komen bij het werk aan de elektra. Sloterdam heeft deze stellingen van Grijzenhout niet betwist, noch heeft zij in reactie hierop nader onderbouwd waarom Grijzenhout in deze (toch) een verwijt valt te maken. Nu Sloterdam aldus onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat Grijzenhout aansprakelijk kan worden gehouden voor de genoemde schade, wordt de vordering afgewezen.

4.24.7.

De conclusie is dan ook dat Sloterdam in verband met het werk aan deze woning nog een bedrag van € 9.577,44 (inclusief btw) aan Grijzenhout moet betalen.

4.25.

[factuur] ([adres 5])

4.25.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 10 juli 2009 een bedrag van € 2.579,85 (inclusief btw) in rekening gebracht voor meerwerk aan de woning [adres 5]. Sloterdam heeft de verschuldigdheid van deze factuur niet betwist. De vordering tot betaling van deze factuur is volledig toewijsbaar.

4.26.

[factuur] ([adres 8])

4.26.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 21 augustus 2009 een bedrag van € 1.222,61 (inclusief btw) in rekening gebracht voor het aanbrengen van een intercominstallatie op het adres [adres 8]. Sloterdam heeft niet betwist dat zij Grijzenhout hiertoe opdracht heeft gegeven, maar stelt dat Grijzenhout een te hoge prijs in rekening heeft gebracht omdat zij op een ander project voor hetzelfde werk minder heeft gerekend. Dit verweer wordt gepasseerd. Uit een door Grijzenhout overgelegde opdrachtbevestiging van Sloterdam van 11 juni 2009 volgt dat partijen voor dit werk de door Grijzenhout gefactureerde prijs zijn overeengekomen. Sloterdam zal die overeengekomen prijs dan ook moeten betalen.

4.27.

[factuur] ([adres 13])

4.27.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 31 augustus 2010 een bedrag van € 7.314,13 (inclusief btw) bij Sloterdam in rekening gebracht. Het betreft de slottermijn van de aangenomen werkzaamheden voor het adres [adres 13] te Bussum.

4.27.2.

Sloterdam betwist niet dat Grijzenhout de gedeclareerde werkzaamheden in haar opdracht heeft verricht, noch spreekt Sloterdam tegen dat zij Grijzenhout daarvoor op basis van de onderliggende aannemingsovereenkomst de gefactureerde slottermijn moet betalen.

4.27.3.

Wel voert Sloterdam aan dat Grijzenhout het werk veel te laat, pas op 24 augustus 2010, heeft opgeleverd, met schade voor Sloterdam tot gevolg. Die schade bestaat daarin, aldus Sloterdam, dat een van de huurders van het pand, namelijk het kinderdagverblijf op de begane grond, zich met een beroep op de gebreken door Grijzenhout in rechte tegen de huurvordering van Sloterdam heeft verzet. Deze huurder is uiteindelijk failliet gegaan, waardoor Sloterdam de openstaande huurvordering van € 18.663,23 niet meer kon incasseren. Sloterdam vordert in reconventie betaling van dit bedrag, alsook dit bedrag in conventie met de vordering van Grijzenhout te verrekenen.

4.27.4.

Sloterdam heeft echter onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de bovengenoemde schade aan tekortkomingen van Grijzenhout te wijten is. Grijzenhout heeft bij conclusie van antwoord in reconventie immers gesteld dat het kinderdagverblijf gedurende de periode van de werkzaamheden haar activiteiten ongehinderd heeft kunnen voortzetten en dat er geen aanleiding bestond tot opschorting van de huurbetalingen. Het feit dat het kinderdagverblijf nadien failliet is gegaan - en Sloterdam niet alle huur heeft kunnen incasseren – heeft dan ook niets te maken heeft met (gebreken in) het door Grijzenhout uitgevoerde werk, aldus Grijzenhout. Sloterdam heeft tegenover deze betwisting niet nader onderbouwd dat dit een onjuiste stelling is en/of dat de voornoemde schade wel het gevolg is van tekortkomingen en/of vertragingen van de kant van Grijzenhout, terwijl uit de door Sloterdam in het geding gebrachte correspondentie van het kinderdagverblijf (productie 11 bij conclusie van antwoord) juist valt af te leiden dat het kinderdagverblijf ondanks diverse klachten heeft erkend huur te moeten betalen. Aldus zal de vordering bij gebrek aan voldoende onderbouwing van het causale verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade, worden afgewezen.

4.27.5.

De slotsom is dat Sloterdam de factuur volledig dient te betalen.

4.28.

[factuur] ([adres 6]-hs)

4.28.1.

Grijzenhout heeft bij factuur van 26 mei 2011 een bedrag van € 2.308,60 (inclusief btw) in rekening gebracht, zijnde 50% van de kosten ter hoogte van € 3.880,- voor het aanbrengen van een nieuwe elektrische installatie in de woning aan de [adres 6]-hs. Grijzenhout stelt ter toelichting op de vordering tot betaling van deze factuur dat als gevolg van een aan Grijzenhout toe te rekenen lekkage schade was ontstaan aan de elektra van de woning, waarna in opdracht van Sloterdam nieuwe elektra is aangebracht. Aangezien de elektra sowieso moest worden vernieuwd, is mondeling met [naam 5] van Sloterdam overeengekomen dat Sloterdam 50% van de elektrakosten van voor haar rekening zou nemen, aldus Grijzenhout.

4.28.2.

Sloterdam heeft het bestaan van de bovengenoemde mondelinge afspraak bestreden en gesteld dat zij zich altijd op het standpunt heeft gesteld dat de vervangingskosten van de elektra volledig voor rekening van Grijzenhout dienen te komen. Sloterdam stelt dat zij terzake dan ook niets aan Grijzenhout is verschuldigd.

4.28.3.

De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat Grijzenhout in opdracht van Sloterdam de elektrische installatie in deze woning volledig heeft vervangen. Hoewel er geen schriftelijk bewijs is ingebracht waaruit volgt dat partijen tevens mondeling zijn overeengekomen dat Sloterdam de helft van de kosten van dit werk zou dragen, is er wel een aantal feiten en omstandigheden op grond waarvan deze afspraak geacht moet worden te zijn gemaakt. Ten eerste heeft Grijzenhout gemotiveerd gesteld - en heeft Sloterdam daartegenover onvoldoende gemotiveerd betwist - dat de in de woning aanwezige elektra verouderd was en sowieso moest worden vervangen. In dat verband heeft Grijzenhout verwezen naar een e-mail van [elektricien] van 18 mei 2009, waarin de elektricien onder meer schrijft dat bij het onderzoek naar de waterschade is geconstateerd dat bepaalde onderdelen van de bestaande installatie volgens norm en voorschriften - en dus los van de waterschade - vervangen moeten worden. Vaststaat dat die vervangingskosten normaal gesproken voor rekening van Sloterdam zouden zijn gekomen. De rechtbank overweegt dat het tegen deze achtergrond voor de hand ligt dat partijen hebben afgesproken dat Sloterdam een deel van de kosten van de nieuwe elektra zou dragen. Ook het feit dat Sloterdam bij e-mail van 26 mei 2009 aan Grijzenhout om een offerte voor het elektrawerk heeft gevraagd, vormt daartoe een aanknopingspunt. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt immers niet in te zien waarom het voor Sloterdam nodig was om een offerte te krijgen, indien de elektrakosten volledig voor rekening van Grijzenhout zouden zijn.

4.28.4.

De slotsom is aldus, dat Sloterdam onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat partijen hebben afgesproken elk de helft van de kosten te dragen. Nu evenmin is weersproken dat Grijzenhout het door Sloterdam te dragen deel heeft betaald en ook de hoogte van de kosten niet is betwist, dient Sloterdam het volledige gefactureerde bedrag te betalen.

B. ‘nieuwe’ facturen

4.29.

De rechtbank zal hierna de acht nieuwe (meerwerk)facturen bespreken die Grijzenhout op 1 juli 2011 bij Sloterdam heeft ingediend.

4.30.

Sloterdam heeft ten aanzien van alle nieuwe meerwerkfacturen in algemene zin betwist dat de daarin gefactureerde werkzaamheden zijn verricht. Reeds nu wordt overwogen dat die betwisting bij gebrek aan nadere motivering tekortschiet en daarom wordt gepasseerd. Daartoe is redengevend dat vaststaat dat Grijzenhout het meerwerk weliswaar op 1 juli 2011 heeft gefactureerd, maar wel al op 12 oktober 2009 alle onderliggende meerwerklijsten aan Sloterdam heeft verstrekt. Vanaf dat moment had Sloterdam de mogelijkheid om - desgewenst samen met Grijzenhout - te controleren of het gefactureerde werk ook daadwerkelijk was verricht. Indien Sloterdam van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, komt dat voor haar rekening en risico. Zij kan zich in elk geval thans niet met vrucht erop beroepen dat zij als gevolg van de late ontvangst van de facturen geen onderbouwd standpunt meer kan innemen met betrekking tot de uitvoering van het meerwerk. Aldus zal hierna ten aanzien van alle facturen als vaststaand worden aangenomen dat het daarin genoemde werk ook daadwerkelijk is verricht.

4.31.

Voorts is onder 4.12 - 4.15 reeds gesignaleerd dat Sloterdam ook in het kader van de nieuwe facturen tevens de onderliggende opdracht door [bouwadviseur] voor het meerwerk heeft betwist. Zoals reeds is overwogen, zal Grijzenhout vanwege die betwisting worden opgedragen om bewijs van de door haar gestelde mondelinge opdracht te leveren.

4.32.

De rechtbank zal vooruitlopend op de nadere bewijslevering thans wel alle overige standpunten van partijen met betrekking tot deze facturen bespreken.

4.33.

[factuur] ([adres 11]-III)

4.33.1.

Grijzenhout heeft een bedrag van € 13.911,02 (inclusief btw) in rekening gebracht voor meerwerk op het project [adres 11]-III.

4.33.2.

Sloterdam heeft in reactie op de factuur, los van de betwisting van de onderliggende opdracht, aangevoerd dat (a) op het bijbehorende overzicht vermelde posten 3, 4, 8, 9, 10, 11, 12, 14, en 17 en 18 al bij de in offerte genoemde werkzaamheden zijn inbegrepen en dus geen meerwerk zijn, dat verder (b) voor post 19 (het aanbrengen van een spiegel) alsook voor de meerwerkposten voor de trap (7, 8, 9, 10, 12, 13, 14 en 16) een onredelijke prijs in rekening is gebracht en dat tenslotte (c) voor de posten 1, 3, en 4 totaal willekeurige prijzen in rekening zijn gebracht, vergeleken met prijzen voor vergelijkbare werkzaamheden op andere projecten. De conclusie van Sloterdam is aldus dat voor zover vaststaat dat er een opdracht tot het gedeclareerde meerwerk is gegeven, dit meerwerk slechts tot een bedrag van € 6.915,29 (inclusief btw) toewijsbaar is.

4.33.3.

De rechtbank overweegt als volgt. Grijzenhout heeft in reactie op de betwisting van het meerwerkkarakter van de onder (a) genoemde posten het volgende gesteld. De post ‘gat boren tbv keuken wasemkap afvoer (4)’ en ‘koof boven de keuken tbv wasemkap afvoer (11)’ zijn niet opgenomen in de offerte, omdat de offerte uitging van een recirculatiekap, maar bij levering bleek dat een wasemkap met afvoer was besteld. Grijzenhout heeft toen opdracht gekregen de afvoer aan te leggen. De post ‘plakken van dakdoorvoer op het dak (10)’ is evenmin onderdeel van de offerte: de daarin opgenomen post ‘aanbrengen RGA bovendaks’ betreft de rookgasafvoer, niet de mechanische ventilatiebox. De post ‘verslepen van cv leidingen (3) en ‘omleggen water- gas- en rookafvoer (17) vormen eveneens meerwerk, aangezien Sloterdam na het leggen van de leidingen ervoor heeft gekozen om de CV-ketel in een kast op het balkon te plaatsen, waardoor het omleggen van de leidingen noodzakelijk was. Voor de posten die betrekking hebben op de trap (nrs. 8, 9, 12 en 14) geldt dat Sloterdam later ervoor heeft gekozen om de trap van de tweede naar de derde etage te vervangen. De diverse posten in de offerte waarnaar Sloterdam in haar verweer verwijst, hebben daarop geen betrekking, maar zien op de trap naar het dakterras. Ten slotte maakt de post ‘vervangen van balkondeur en vervangen vensterbank (18)’ evenmin deel uit van de geoffreerde werkzaamheden; de daarin opgenomen posten ‘afhangen deuren’ en ‘diverse deuren’ hebben namelijk betrekking op zeven binnendeuren. Aldus - steeds - Grijzenhout.

4.33.4.

Sloterdam heeft haar verweer dat de bovengenoemde posten deel uitmaken van het geoffreerde werk, tegenover deze nadere onderbouwing van Grijzenhout niet nader gemotiveerd. Aldus zal haar betwisting als onvoldoende gemotiveerd worden gepasseerd. Daarmee staat vast dat alle gefactureerde posten betrekking hebben op meerwerk.

4.33.5.

Met betrekking tot de vraag of de prijs die Grijzenhout voor dit werk in rekening heeft gebracht een redelijke prijs is, wordt als volgt overwogen. Grijzenhout heeft met betrekking tot de aangebrachte spiegel de rekening van de onderaannemer overgelegd, waarin deze € 214,23 (zonder btw) in rekening heeft gebracht voor de spiegel, andere materialen en twee arbeidsuren voor de montage. Grijzenhout heeft gesteld dat dat zij in haar prijs van € 275,69 nog een klein bedrag aan arbeid van haar eigen timmerman heeft meegenomen. Nu Sloterdam niet op deze nadere onderbouwing van Grijzenhout heeft gereageerd, staat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat Grijzenhout voor dit werk een redelijke prijs in rekening heeft gebracht. Datzelfde geldt voor de prijzen voor het boren van gaten, het aanbrengen van de CV-ketel en het verleggen van CV-leidingen (posten 1, 3 en 4). Dat voor dergelijke werkzaamheden op andere projecten een lagere prijs in rekening is gebracht doet daaraan niet af, nu Sloterdam onvoldoende heeft gesteld dat het in deze gevallen om werkzaamheden van exact gelijke omvang gaat. Ten slotte staat ook de redelijkheid van het voor het stukwerk gefactureerde bedrag vast, nu Sloterdam niet heeft bestreden de stelling van Grijzenhout dat het stukwerk niet slechts betrekking had op een klein gedeelte van een paar m2, maar op het volledige trapportaal (conclusie van antwoord in reconventie, onder 75).

4.33.6.

Nu de redelijkheid van de prijs voor de overige posten evenmin (gemotiveerd) is bestreden, is de conclusie dat deze factuur volledig toewijsbaar is, mits Grijzenhout erin slaagt de onderliggende mondelinge opdracht te bewijzen.

4.34.

[factuur] ([adres 4])

4.34.1.

Grijzenhout heeft een bedrag van € 5.382,80 (inclusief btw) in rekening gebracht voor meerwerk aan de woning [adres 4].

4.34.2.

Sloterdam heeft, los van de betwisting van de opdracht, aangevoerd dat de op de factuur opgegeven posten 1, 3, 4, 5 en 6 al in de offerte zijn begrepen en dus geen meerwerk zijn, althans dat zij gelet op de inhoud van de offerte met dit meerwerk geen rekening hoefde te houden. De posten 2 en 7 (opgeteld € 1.294,48) worden niet bestreden.

4.34.3.

Grijzenhout heeft het volgende gesteld met betrekking tot het meerwerkkarakter van de hierboven weersproken posten. Post 1 (aanbrengen voorzetwanden) ziet op meerwerk: de in de offerte opgenomen nieuwe wand van 20m2 heeft duidelijk geen betrekking op een voorzetwand. Post 3 (opmetselen doorbraak naar nieuwe badkamer) ziet eveneens op meerwerk, nu er een wand gesloopt bleek die had moeten blijven staan. De in de offerte opgenomen wand (04410) betreft een andere wand. Wat post 3 (aanbrengen rookgasafvoer) betreft, geldt dat in de offerte was uitgegaan van bestaande water-, gas- en rookgasaansluitingen, maar dat het later nodig bleek een rookgasafvoer aan te brengen. Voorts moest een afvoerkanaal worden aangelegd, omdat - anders dan Grijzenhout in de begrotingsfase was medegedeeld - er niet op het bestaande kanaal kon worden aangesloten. Het aanpassen van de balklaag (post 5) is dus meerwerk; het aanbrengen van een afvoer wordt altijd expliciet in de offerte vermeld. Omdat de aanpassing van de riolering niet door de balklaag door kon is tevens een horizontale omkokering gemaakt (post 6). Aldus - steeds - Grijzenhout.

4.34.4.

Aldus heeft Grijzenhout nader onderbouwd gesteld dat geen van de genoemde posten onder de geoffreerde werkzaamheden vallen en dus als meerwerk kwalificeren. Nu Sloterdam tegenover deze nadere onderbouwing geen nadere motivering van haar andersluidende stelling heeft verschaft, wordt haar betwisting op dit onderdeel als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Nu Sloterdam evenmin gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de redelijkheid van de hiervoor door Grijzenhout gefactureerde prijs, zal zij de factuur volledig dienen te voldoen, onder de voorwaarde dat Grijzenhout erin slaagt bewijs te leveren dat er door [bouwadviseur] een opdracht tot dit meerwerk is gegeven.

4.35.

[factuur] ([adres 12])

4.35.1.

Grijzenhout heeft een bedrag van € 14.551,36 (inclusief btw) in rekening gebracht voor meerwerk aan de gemeenschappelijke delen van het pand [adres 12]. Op deze factuur zijn abusievelijk twee posten (rolsteiger, nr. 2 en de ontluchtingskappen, nr. 8) ten onrechte als meerwerk in rekening gebracht, zodat na vermindering van eis in verband met deze factuur een betaling van € 13.623,51 (inclusief btw) wordt gevorderd.

4.35.2.

Sloterdam heeft ten aanzien van de overgebleven posten op de factuur, los van de betwisting van de opdracht, aangevoerd dat de post ‘vervangen stolpstellen achtergevel (5)’ al deel uitmaakt van de geoffreerde werkzaamheden, althans dat daarvoor gelet op de post in de offerte een buitenproportioneel bedrag in rekening is gebracht. Ook de prijs voor het reinigen en herstellen van de achtergevel is volgens Sloterdam te hoog. Tenslotte voert Sloterdam aan dat het ‘verlijmen metselwerk’ en ‘herstel metselwerk’ (posten 1 en 3) dubbelop is.

4.35.3.

De rechtbank overweegt als volgt. Grijzenhout heeft in reactie op het bovenstaande verweer gemotiveerd gesteld dat het verlijmen en herstellen van metselwerk twee verschillende werkzaamheden zijn. Voorts heeft Grijzenhout ter onderbouwing van de gefactureerde werkzaamheden als productie 28 meerdere facturen van onderaannemers overgelegd. Weliswaar zitten daar, zoals Sloterdam terecht opmerkt, voor een deel ook facturen bij die geen betrekking hebben op dit project, maar dat neemt niet weg dat het andere deel van de overgelegde facturen wel ziet op de onderhavige factuur, zoals een tweetal facturen van betonreparatiebedrijf Improve voor het verrichten van injectie- en voegwerk in februari en september 2008. Sloterdam heeft tegenover deze stukken onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het voor wat betreft dit injectie- en voegwerk om twee van elkaar te onderscheiden werkzaamheden gaat die in beide gevallen geen deel uit maken van de offerte, noch heeft Sloterdam voldoende gemotiveerd bestreden dat de prijs die Grijzenhout daarvoor heeft gefactureerd een redelijke is. Aan het verweer van Sloterdam dat voor impregneer- en reinigingswerk normaal gesproken een lagere prijs in rekening wordt gebracht, wordt voorbij gegaan, nu Grijzenhout - onvoldoende weersproken - heeft gesteld dat enerzijds het reinigen en impregneren en anderzijds het injecteren en verlijmen van een gevel onvergelijkbare werkzaamheden zijn.

4.35.4.

Voorts wordt ook de stelling van Sloterdam dat het vervangen van de stolpstellen tot het aangenomen werk behoort, gepasseerd, nu Grijzenhout bij antwoord in reconventie gemotiveerd heeft gesteld dat dit niet zo is en Sloterdam haar verweer hiertegenover niet nader heeft onderbouwd. Met betrekking tot de hoogte van deze post heeft Grijzenhout gesteld dat er naast de stolpstellen ook het vervangen van diverse andere onderdelen in deze post zijn begrepen. In dat licht dient wordt door Sloterdam gevoerde verweer tegen de redelijkheid van de in rekening gebrachte prijs, als onvoldoende gemotiveerd verworpen.

4.35.5.

Nu Sloterdam voor het overige de prijs noch het meerwerkkarater van de gefactureerde posten (gemotiveerd) heeft bestreden, is de conclusie dat ook deze factuur toewijsbaar is tot een bedrag van € 13.623,51 (inclusief btw), mits Grijzenhout erin slaagt de onderliggende opdracht door [bouwadviseur] te bewijzen.

4.36.

[factuur] [adres 12]-trappenhuis - reconventie

4.36.1.

Grijzenhout heeft een bedrag van € 2.849,66 (inclusief btw) in rekening gebracht in verband met meer- en minderwerk aan het trappenhuis van het pand [adres 12]. Naar Grijzenhout erkent, is op deze factuur abusievelijk een reeds betaalde post in rekening gebracht, te weten een bedrag van € 3.250,- voor het vervangen van asbest (€ 3.867,50 inclusief btw). In het totaal van haar vordering heeft Grijzenhout daar rekening mee gehouden. Aldus resteert in verband met deze factuur een door Grijzenhout aan Sloterdam te betalen bedrag aan minderwerk ter hoogte van € 1.017,84 inclusief btw (€ 2.849,66 minus € 3.867,50).

4.36.2.

Sloterdam heeft - op de grond dat geen opdracht tot dit meerwerk is gegeven - in reconventie het bedrag aan minderwerk voor het schilderen (€ 4.117,50 (exclusief btw) volledig teruggevorderd.

4.36.3.

De rechtbank overweegt als volgt. Sloterdam heeft ten aanzien van het overgrote deel van de gefactureerde posten niet bestreden dat het op zichzelf meerwerk betreft. Evenmin heeft Sloterdam bestreden dat Grijzenhout voor dit werk een redelijke prijs heeft gerekend. Wel heeft Sloterdam gesteld dat ook het bedrag van € 3.322,17 voor het vervangen van de wanden in het trappenhuis (post 2) al door haar is betaald. Aan deze stelling wordt voorbij gegaan, nu Grijzenhout de betaling heeft betwist en Sloterdam hiertegenover geen enkele onderbouwing van deze betaling heeft overgelegd.

4.36.4.

De slotsom is dan ook dat ingeval Grijzenhout erin slaagt te bewijzen dat [bouwadviseur] haar een mondelinge opdracht tot het gefactureerde meerwerk heeft gegeven, het in de factuur begrepen meerwerk in beginsel moet worden voldaan. Daartegenover staat verrekening met het erkende minderwerk, zodat de vordering in reconventie op dit onderdeel dan toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.017,84 inclusief btw. Slaagt Grijzenhout niet in het voornoemde bewijs, dan is de reconventionele vordering toewijsbaar tot het volledige bedrag van € 4.971,22 inclusief btw.

4.37.

[factuur] ([adres 12]-I)

4.37.1.

Grijzenhout heeft een bedrag van € 2.840,72 (inclusief btw) in rekening gebracht in verband met meerwerk aan de woning [adres 12]-I.

4.37.2.

Sloterdam heeft, los van de betwisting van de onderliggende opdracht, aangevoerd dat het inkorten van de deuren en het aanbrengen van plinten in verband met de laminaatvloer (post 5) onder het aangenomen werk valt, aangezien Grijzenhout standaard laminaat in de woningen van Sloterdam legt. Ook het boren van een gat voor de afzuiging van de keuken (3) is geen meerwerk; dit valt onder de in de offerte opgenomen post ‘stellen keukenblok’. Ten slotte is het onredelijk om het plaatsen van een voorzetwand (1) als meerwerk in rekening te brengen, omdat ook tegen de bestaande bouwwand had kunnen worden betegeld. De factuur is derhalve slechts tot een bedrag van € 921,46 (inclusief btw) toewijsbaar, aldus Sloterdam.

4.37.3.

De rechtbank overweegt als volgt. Grijzenhout heeft in reactie op het eerstgenoemde verweer van Sloterdam aangevoerd dat het leggen van de vloer altijd aan derden werd uitbesteed door Sloterdam en dat weliswaar vaak een laminaatvloer werd gelegd, maar dat dit niet de standaard was. In dit geval was bij het sluiten van de aannemingsovereenkomst niet aan Sloterdam gemeld dat er een laminaatvloer zou komen, zodat het inkorten van de deuren vooraf niet was te voorzien. Sloterdam heeft deze stellingen van Grijzenhout onvoldoende gemotiveerd weersproken. Derhalve staat vast dat het inkorten van de deuren meerwerk was dat buiten de geoffreerde werkzaamheden viel. Ook ten aanzien van het plaatsen van de voorzetwand en het boren van gat voor de afzuiging heeft Grijzenhout bij antwoord in reconventie onderbouwd dat het noodzakelijke extra werkzaamheden betrof die buiten de offerte vielen. Sloterdam heeft hiertegenover onvoldoende gemotiveerd gesteld dat dit niet het geval is, zodat ook aan haar verweer tegen die posten wordt voorbij gegaan.

4.37.4.

Nu Sloterdam niet heeft bestreden dat Grijzenhout op zichzelf een redelijke prijs voor het werk in rekening heeft gebracht, is deze factuur volledig toewijsbaar, mist Grijzenhout erin slaagt te bewijzen dat zij dit werk in opdracht van [bouwadviseur] heeft uitgevoerd.

4.38.

[factuur] ([adres 12]-I)

4.38.1.

Grijzenhout heeft een bedrag van € 11.266,73 (inclusief btw) in rekening gebracht in verband met meer- en minderwerk aan de woning [adres 12]-II.

4.38.2.

Sloterdam heeft tot verweer aangevoerd dat de kosten voor het aanpassen van de CV-installatie (post 5) en het extra elektrawerk (post 10) dubbel in rekening zijn gebracht, omdat deze werkzaamheden al zijn opgenomen in de offerte onder ‘leveren, plaatsen en aansluiten cv installatie’ en ‘fatsoeneren electra’. Grijzenhout heeft hiertegenover gesteld dat tijdens de bouw is besloten om de woning in te richten voor de liberale woningmarkt en daartoe het volledige leidingwerk te vernieuwen. Dit is, aldus Grijzenhout, meerwerk ten opzichte van de offerte, waarin slechts het fatsoeneren van de elektra en het aanleggen van de CV op de bestaande leidingen was begroot. De rechtbank overweegt dat nu Sloterdam deze gemotiveerde stellingen van Grijzenhout onvoldoende heeft bestreden, als onvoldoende gemotiveerd betwist vaststaat dat de beide posten niet tot de geoffreerde werkzaamheden behoren. Datzelfde geldt voor de post ‘boren gat tbv’ afzuigkap, nu Grijzenhout heeft gesteld - en Sloterdam daartegenover onvoldoende gemotiveerd heeft betwist - dat dit werk buiten het geoffreerde werk voor het stellen van de keuken viel.

4.38.3.

Op zichzelf is tussen partijen niet in geschil dat Grijzenhout voor het gefactureerde werk een redelijke prijs in rekening heeft gebracht, behalve ten aanzien van de kosten ad € 263,13 voor het verwijderen van de keuken, waarvoor Sloterdam een prijs van € 180,- redelijk acht. Dit laatste verweer wordt echter bij gebrek aan een andere motivering gepasseerd, zodat ook de redelijkheid van de prijs voor dit werk vaststaat.

4.38.4.

Aldus is de uitkomst dat voor zover Grijzenhout erin slaagt te bewijzen dat [bouwadviseur] haar opdracht tot het gefactureerde meerwerk heeft gegeven, Sloterdam de volledige factuur dient te betalen.

4.39.

[factuur] ([adres 12]-III)

4.39.1.

Grijzenhout heeft een bedrag van € 6.819,43 (inclusief btw) in rekening gebracht voor meerwerk aan de woning [adres 12]-III.

4.39.2.

Sloterdam heeft, los van de betwisting van de opdracht, met betrekking tot de meerwerkkosten voor het aanbrengen van de plinten aangevoerd dat plakplinten normaal gesproken standaard worden meegeleverd door de fabrikant van een laminaatvloer, zodat Grijzenhout daarvoor geen materiaalkosten in rekening hoeft te brengen. Daarnaast heeft Sloterdam gesteld dat 173 meter aan plinten te veel is, nu de woning een oppervlak van maximaal 40m2 heeft.

4.39.3.

De rechtbank passeert dit verweer. Grijzenhout heeft immers in reactie op dit verweer van Sloterdam gesteld dat geen plakplint in de woning is aangebracht, maar een staande MDF-plint, zowel op de derde etage als op zolder, hetgeen het aantal strekkende meters verklaart. Sloterdam heeft deze stellingen van Grijzenhout niet betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Daarmee staat vast dat Sloterdam deze post terecht volledig als meerwerk in rekening heeft gebracht. Of dit werk al dan niet eigenlijk in de offerte had moeten zitten is niet van belang. Immers, Grijzenhout heeft - onweersproken - gesteld dat Sloterdam alsdan daarvoor dezelfde prijs had moeten betalen.

4.40.

Sloterdam heeft voorts aangevoerd dat het plaatsen van een voorzetwand een eigen keuze van Grijzenhout is. Dit verweer wordt als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd, nu Grijzenhout gemotiveerd heeft gesteld dat het plaatsen van een voorzetwand later noodzakelijk bleek, omdat de buitenwand halfsteens metselwerk was en Sloterdam aan haar kant niets tegen deze nadere uitleg heeft ingebracht. Ook wordt verworpen het verweer van Sloterdam dat gefactureerde kosten in verband met de afzuiging van de keuken (posten 2 en 3) onder het aangenomen werk vallen, nu Grijzenhout gemotiveerd heeft gesteld - en Sloterdam onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken - dat bij het werk bleek dat, anders dan in de offerte tot uitgangspunt was genomen, de wasemkamp niet kon worden aangesloten op de bestaande afvoer, zodat meerwerk noodzakelijk was. Ten slotte heeft Sloterdam onvoldoende weerlegd de stelling van Grijzenhout dat in afwijking van de offerte voor een duo douche werd gekozen, zodat ook ten aanzien van de kosten voor het leveren en plaatsen van een Easydrain 600 (post 5) vaststaat dat het om meerwerk gaat dat buiten de offerte valt.

4.40.1.

Nu tussen partijen niet in geschil is dat de prijzen die Grijzenhout voor het meerwerk in rekening heeft gebracht op zichzelf redelijk zijn, is de conclusie dat Sloterdam ook deze factuur volledig zal moeten voldoen, mits Grijzenhout erin slaagt te bewijzen dat voor het gefactureerde werk een opdracht door [bouwadviseur] was gegeven.

4.41.

[factuur] ([adres 6]-II)

4.41.1.

Grijzenhout heeft tenslotte een bedrag van € 2.694,47 (inclusief btw) in rekening gebracht voor meerwerk aan de woning [adres 6]-II.

4.41.2.

Sloterdam heeft, los van de betwisting van de opdracht, gesteld dat de posten 1, 2 en 4 onder de geoffreerde, aangenomen werkzaamheden vallen. Grijzenhout heeft hiertegenover gesteld, ten aanzien van post 1, dat de in de offerte opgenomen wand is geplaatst en dat het hier om het plaatsen van een voorzetwand aan de voor- en achtergevel gaat, die niet in de offerte is begrepen. Ten aanzien van post 2 heeft Grijzenhout gesteld dat in opdracht van [bouwadviseur] nieuwe deuren zijn geplaatst. Ten slotte heeft Grijzenhout gesteld dat het plaatsen van een spiegel (post 3) nooit deel uitmaakt van de opdracht. Nu Sloterdam deze stellingen van Grijzenhout onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden, wordt haar verweer gepasseerd. Daarmee staat vast dat de gefactureerde werkzaamheden alle zien op meerwerk.

4.41.3.

Voorts staat vast dat Grijzenhout voor dit werk een redelijke prijs in rekening heeft gebracht. De stelling van Sloterdam dat voor het plaatsen van de spiegel maximaal € 75,- mocht worden gerekend, wordt bij gebrek aan enige nadere motivering gepasseerd.

4.41.4.

Aldus zal Sloterdam ook deze factuur volledig moeten betalen, indien Grijzenhout erin slaagt te bewijzen dat [bouwadviseur] opdracht tot dit werk heeft gegeven.

conclusie in conventie en reconventie

4.42.

Resumerend luidt de beslissing van de rechtbank als volgt. De vordering in conventie is wat de oude facturen betreft toewijsbaar tot een bedrag van € 34.891,14:

  • -

    [factuur] € 3.524,26

  • -

    [factuur] € 2.652,84

  • -

    [factuur] € 1.587,74

  • -

    [factuur] € 4.563,55

  • -

    [factuur] € 9.577,44

  • -

    [factuur] € 2.579,85

  • -

    [factuur] € 1.222,61

  • -

    [factuur] € 7.314,13

  • -

    [factuur] € 2.308,60

--------------

subtotaal € 35.331,02

- creditfactuur [factuur] € 439,88 -/-

--------------

totaal: € 34.891,14

De vorderingen in reconventie die betrekking hebben op deze facturen, dienen te worden afgewezen. Aldus ligt het bovenstaande bedrag in conventie voor toewijzing gereed.

4.43.

Ten aanzien van de nieuwe facturen zal Grijzenhout worden opgedragen te bewijzen dat [bouwadviseur] haar opdracht heeft gegeven tot het gefactureerde meerwerk. Indien Grijzenhout in dat bewijs slaagt, is de vordering in conventie met betrekking tot dit deel van de facturen toewijsbaar tot een bedrag van € 56.538,68. De vordering in reconventie onder 3.5 (vi.) is in dat geval toewijsbaar tot een bedrag van € 1.017,84 (zie 4.36.4). Indien Grijzenhout niet in het haar opgedragen bewijs slaagt, is laatstgenoemde vordering in reconventie toewijsbaar tot een bedrag van € 4.971,22. De vordering in conventie zal in dat geval, voor zover het de nieuwe facturen betreft, worden afgewezen.

4.44.

De vordering in conventie wordt afgewezen voor zover het de buitengerechtelijke incassokosten betreft, nu Grijzenhout niet heeft gesteld dat zij voor vergoeding vatbare buitengerechtelijke incassohandelingen heeft verricht en zo ja, waaruit deze dan bestaan.

4.45.

Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van de bewijslevering aangehouden. De rechtbank geeft partijen in overweging om langs de lijnen van dit vonnis nogmaals de mogelijkheid van een minnelijke regeling te beproeven.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

draagt Grijzenhout op bewijs te leveren van haar stelling dat zij het in de facturen van 1 juli 2011 gedeclareerde meerwerk in opdracht van [bouwadviseur] heeft verricht (zie de overwegingen 4.15 en 4.31);

5.2.

verwijst de zaak naar de rol van 12 november 2014, waar Grijzenhout dient mede te delen of en zo ja, met welke middelen zij dit bewijs wenst te leveren; indien Grijzenhout alleen schriftelijk bewijs wenst te leveren, zal de zaak naar een nader te bepalen rolzitting worden verwezen voor het nemen van een akte met dit doel door Grijzenhout;

5.3.

bepaalt dat, indien Grijzenhout van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen gebruik wenst te maken, zij op bovengenoemde roldatum tevens opgave dient te doen van het aantal getuigen en de verhinderdata van partijen en hun raadslieden in de eerstkomende drie maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald;

5.4.

bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.5.

houdt iedere verdere beslissing aan;

in reconventie

5.6.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. L. Biller, bijgestaan door mr. A. Vogelaar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2014.1

1 *

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.