Op 10 maart 2014 hebben Uw Advies en [schuldenaar] in een notariële akte een vaststellingsovereenkomst (hierna: de akte) gesloten, inhoudende dat [schuldenaar] aan Uw Advies een bedrag van € 20.156,18 verschuldigd is uit hoofde van een op
28 februari 2014 mondelinge gegeven opdracht met betrekking tot het verrichten van advieswerkzaamheden. Deze vaststellingsovereenkomst luidt, voor zover in dit geding van belang, als volgt:
“INLEIDING
De opdrachtgever heeft de opdrachtnemer op achtentwintig februari tweeduizend veertien, mondeling een opdracht gegeven met betrekking tot advieswerkzaamheden. In verband met de door de opdrachtnemer reeds uitgevoerde werkzaamheden heeft de opdrachtnemer reeds een declaratie verzonden, in totaal belopen een bedrag van twintig duizend één honderd zes en vijftig euro en achttien eurocent (€ 20.156,18).
Gemelde declaratie is tot op heden nog niet voldaan. De opdrachtnemer wenst met deze overeenkomst vast te stellen dat de opdrachtgever akkoord gaat met de hoogte van gemelde declaratie en dat de opdrachtgever in verband met deze declaratie schuldig erkent aan de opdrachtnemer een bedrag van twintig duizend één honderd zes en vijftig euro en achttien eurocent (€ 20.156,18).
VASTSTELLING
In verband met het in de inleiding gemelde verklaart de opdrachtgever dat zij akkoord gaat met de totale hoogte ad twintig duizend één honderd zes en vijftig euro en achttien eurocent (€ 20.156,18) van de aan deze akte nog te melden declaratie, welke de opdrachtnemer heeft verstrekt in verband met de door hem voor de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden.”