beschikking
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Zaaknummer: 117279 HA RK 10-109
Datum beschikking: 17 januari 2011
Beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken op een verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gedaan door:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
verder te noemen verzoeker.
Het procesverloop
1.1 Bij de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Almelo, is onder zaaksnummer 360629 CV EXPL 10-8172 aanhangig de procedure tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. als eisende partij en verzoeker als gedaagde partij. Nadat in die procedure op
29 november 2010 de dagvaarding is uitgebracht voor de zitting van 21 december 2010, heeft verzoeker als gedaagde partij een op 18 december 2010 gedateerd schriftelijk stuk overgelegd. Verzoeker heeft in dit stuk verzocht tot wraking van alle rechters in Nederland, inclusief de op dat moment dienstdoende kanton-/rolrechter mr. J.H. Olthof. Bij brief van
27 december 2010 heeft verzoeker zijn verzoek nog eens toegelicht.
1.2 Mr. J.H. Olthof heeft aan de wrakingskamer een schriftelijke reactie d.d. 30 december 2010 doen toekomen en heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
1.3 Het wrakingsverzoek van verzoeker is behandeld ter openbare terechtzitting van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken (verder te noemen de wrakingskamer) van
12 januari 2011. Daarbij zijn verschenen verzoeker en als gemachtigden van de eisende partij in de hoofdzaak mr. Steggink en mr. Siahaya. Mr. J.H. Olthof heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord.
1.4 Tijdens de zitting van 12 januari 2011 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnotitie, die is overgelegd.
1.5 De wrakingskamer heeft na sluiting van de behandeling bepaald zo spoedig mogelijk op het verzoek te zullen beslissen.
De beoordeling van het verzoek
2.1 Verzoeker verzoekt alle rechters in Nederland, inclusief mr. J.H. Olthof, te wraken, omdat volgens hem alle benoemingen van rechters hebben plaatsgevonden en plaatsvinden door een onbevoegde koningin en een onbevoegde minister, zodat deze benoemingen ongeldig zijn en alle rechters in Nederland dientengevolge onbevoegd zijn en een eigen belang hebben bij de instandhouding van dit systeem. Verzoeker stelt dat hij geen andere mogelijkheid heeft dan het indienen van een wrakingsverzoek om de onbevoegdheid van de rechters aan de orde te stellen.
2.2 Op voet van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3 De rechtbank overweegt dat een wrakingsverzoek van een partij in een civiele procedure moet zijn gericht tegen de rechter (rechters) die de betreffende zaak behandelt (behandelen). Het onderhavige wrakingsverzoek richt zich niet tegen de behandelende rechter(s) in de zaak waarin het wrakingsverzoek is gedaan, maar tegen alle rechters in Nederland. Voorts dient een wrakingsverzoek gebaseerd te zijn op concrete feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de behandelende rechter(s) schade zou kunnen lijden of die de objectief gerechtvaardigde vrees opleveren dat die schade lijdt. Zodanige feiten en omstandigheden zijn door verzoeker niet gesteld, nu het verzoek niet is onderbouwd met concrete, op de betrokken rechter toegespitste feiten en omstandigheden. Een wrakingsprocedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag of alle rechters in Nederland onbevoegd zijn, zoals door verzoeker is gesteld. Het standpunt van verzoeker omtrent de onbevoegdheid van alle rechters in Nederland, leidt bovendien niet tot de objectief gerechtvaardigde vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid van de betrokken rechter schade lijdt. Verzoeker zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
2.4 Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, in navolging van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg, dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans de bij de rechtzoekende dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De door verzoeker aangevoerde grond kan niet worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.
De beslissing
De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mrs. A.R. Van der Winkel, G.J. Stoové en
E.C.M. August de Meijer en is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2011 in tegenwoordigheid van mr. Y. Cenik, griffier.
Mr. E.C.M. August de Meijer is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.