Toezenden stukken raadsvrouw. Art. 51 Sv. Bij de stukken van het geding bevindt zich een last tot ‘Toevoeging raadsman’ welke inhoudt dat er een aan de verdachte een raadsvrouwe is toegevoegd. Noch uit mededelingen gesteld op het dubbel van de dagvaarding in h.b. noch uit enig ander aan de Hoge Raad toegezonden stuk kan blijken dat een afschrift van die dagvaarding aan de raadsvrouwe is gezonden. Uit het p-v van de tz. in h.b. blijkt dat aldaar noch de verdachte noch diens raadsvrouwe is verschenen. Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat t.a.v. de dagvaarding in h.b. het voorschrift ex art. 51, tweede volzin, Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ttz. buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 mei 2011, nummer 21/002648-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte]
, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het bij aanvullende schriftuur voorgestelde middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 Sv niet is nageleefd.
2.2.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een last tot "Toevoeging raadsman" van 30 juli 2010, welke inhoudt dat de Voorzitter van het Gerechtshof op vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof aan de verdachte als raadsvrouwe mr. M. Grinwis-Veldman toevoegt.
Bij de stukken bevindt zich tevens het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep. Noch uit mededelingen gesteld op dat dubbel noch uit enig ander aan de Hoge Raad gezonden stuk kan blijken dat een afschrift van die dagvaarding aan de raadsvrouwe is gezonden. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch de verdachte noch diens raadsvrouwe verschenen.
2.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 Sv niet is nageleefd.
Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.
Het middel, dat daarover klaagt, is dus terecht voorgesteld.
3 Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het bij schriftuur voorgestelde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2014.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: