14 mei 2013
Strafkamer
nr. S 12/02168
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 30 maart 2012, nummer 21/003657-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde "medeplegen" niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 februari 2011 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [a-straat 1] heeft weggenomen:
een geldbedrag (tussen 20.000 en 25.000 euro) en een sleutelbos en een blikje/bakje met (munt)geld en een laptop en twee horloges en geld (in vreemde valuta), toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
- bij genoemde woning heeft/hebben aangebeld en waarbij één van zijn, verdachtes, mededaders, gekleed in kleding van TNT Post, en aldus in een vals kostuum, zich heeft voorgedaan als medewerker van TNT Post en (daarbij) voornoemde [betrokkene 1] heeft gezegd/voorgehouden dat hij een pakketje voor haar had en dat voornoemde [betrokkene 1] voor de ontvangst van dat pakketje moest tekenen,
- nadat voornoemde [betrokkene 1] de voordeur had open gedaan, voornoemde [betrokkene 1] (met kracht) de woning in heeft/hebben geduwd, tengevolge waarvan voornoemde [betrokkene 1] op de grond is gevallen, en
- terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) een bivakmuts en handschoenen droegen en een (vuur)wapen vast hield(en), die woning is/zijn binnengedrongen en/of voornoemde [betrokkene 1] heeft/hebben vastgegrepen en vastgehouden en meermalen (met kracht) in en/of tegen en/of op het gezicht en tegen en/of op het lichaam heeft/hebben geslagen en over de grond door de woning heeft/hebben gesleurd en tegen het oor heeft/hebben gedrukt/geduwd en de armen (op haar rug) heeft/hebben vastgebonden en de benen heeft/hebben vastgebonden en nadat zij zei dat haar man het geld naar de bank had gebracht en er geen geld in huis was, tegen voornoemde [betrokkene 1] heeft/hebben gezegd dat ze haar niet geloofden en (daarbij) met een pook meermalen in de rug heeft/hebben geprikt, (tengevolge waarvan voornoemde [betrokkene 1] vertelde waar het geld lag)."
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting bij de rechtbank Zutphen op 7 september 2011, voor zover zakelijk weergegeven:
Ik heb informatie verstrekt aan [betrokkene 3] voor de overval. Ik heb verteld wanneer [betrokkene 1 en 2] niet thuis zou zijn en hoe ze dat konden herkennen. Ik heb het huis aangewezen waar [betrokkene 1] woonde. Ik heb het adres en huisnummer genoemd. Ik wist wanneer er niemand thuis was. Ik heb ook een tekening van het huis gemaakt. Ik wist twee dagen van tevoren dat het ging gebeuren. De tekening die ik heb gegeven was de tekening die ik had gekregen van [betrokkene 4]. Ik heb aan [betrokkene 5] gevraagd of hij mensen wist. Ik wist het adres niet precies, maar ik wist alleen hoe ik er moest komen. Daarom reden we er nog een keer langs. Mij was verteld dat er tussen de één en twee ton zou liggen. [Betrokkene 5] en ik zouden samen 30% krijgen. Ik heb met [betrokkene 5] gebeld tijdens de overval. Ik heb € 1.100,= gekregen. Dat kreeg ik één à twee dagen na de overval. Ik heb gedeeld in de buit.
Op het moment dat ik bij mijn oma was, wist ik dat het ging gebeuren.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (pagina 4-11), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[Betrokkene 4] begon er over dat haar oom en tante veel geld hadden en twee bedrijven hadden. Ik ben samen met [betrokkene 4] wel eens langs het huis gereden, waarna [betrokkene 4] het huis aanwees. [Betrokkene 4] vertelde dat er twee auto's op de oprit stonden. De één was een Alfa Romeo en de andere een blauwe hoog model auto. De Alfa werd gebruikt door de oom en de blauwe auto door de tante. Als beide auto's weg waren, dan was er niemand thuis. Ik heb [betrokkene 5] de informatie gegeven die [betrokkene 4] mij verteld had. [betrokkene 5] vertelde toen dat hij wel iemand wist. Na het eerste gesprek met [betrokkene 5], ben ik met hem en nog een jongen langs het huis van die oom en tante gereden. Ik had al eerder verteld dat het huisnummer [1] was.
Ik heb met [betrokkene 3] gesproken over een groot geldbedrag van de oom en tante van mijn vriendin en de locatie. Ik zou eerst met [betrokkene 5] het geld ophalen in Amsterdam, maar het voelde niet goed en ik ben toen niet meegegaan. [Betrokkene 5] is toen alleen gegaan en hij heeft het geld opgehaald. Een dag later heb ik van [betrokkene 5] € 1.100 = gekregen.
(...)
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (pagina 986-993), voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [betrokkene 3], zakelijk weergegeven:
[Betrokkene 6] is toen in de auto van mijn vader gestapt en wij zijn samen naar Amersfoort gereden. Wij zijn naar een vriend van [betrokkene 5] gegaan. Deze jongen heet [verdachte]. Het was in de periode tussen 11 november 2010 en 15 december 2010. [Verdachte] vroeg aan mij of ik geld genoeg had. [Verdachte] en ik kwamen aan de praat en [verdachte] vertelde dat hij wel een huis wist waar veel geld was. Ik zei: Ik ga niet voor 50 euro. [Verdachte] zei toen nee, het gaat over een groot bedrag. Ik vroeg [verdachte] naar het bedrag, hij vertelde mij dat het rond de twee ton zou moeten zijn.
Ik heb [verdachte] gesproken, hij vertelde mij dat hij al andere mensen op de zaak had gezet en dat het niet meer hoefde. Twee weken later belde [verdachte] mij met de telefoon van [betrokkene 5]. [Verdachte] zei tegen mij dat de jongens die hij erop had gezet, het hadden verpest en of ik nog interesse had. Ik sprak met [betrokkene 7] (het hof begrijpt: [betrokkene 7]) en ik vroeg of hij interesse had. Ik heb de zaak met de jongens apart van elkaar besproken, met de jongens bedoel ik [betrokkene 7] en [betrokkene 8].
We hadden afgesproken om een keer bij dat huis te gaan kijken. Ik ben toen met [betrokkene 7] met de trein naar Amersfoort gegaan, daar bij het station werden we opgehaald door [betrokkene 5] en [verdachte]. Ik denk dat dat eind januari, begin februari 2011 is geweest. [Betrokkene 7] en ik zijn met [verdachte] naar Nijkerk gereden en [verdachte] heeft ons laten zien waar het huis stond. Hij vertelde dat er op zolder een kluis stond. Het adres van de woning is de [a-straat], het nummer weet ik niet. [Verdachte] vertelde dat op maandag de man van de vrouw niet thuis was. De vrouw was dan alleen thuis. De man zit bij de vrijwillige brandweer, wij konden wel een brandje stichten zodat de man wél even weg was. Wij zijn nog een paar keer langs het huis gereden.
We wisten nog niet hoe we het wilden doen, maar ik wilde niet inbreken. Vervolgens spraken we af dat we het op 10 februari 2011 zouden doen.
De deur ging open en de vier jongens stormden naar binnen.
Ik zag dat de vrouw was vastgebonden.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (pagina 994-1000), voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [betrokkene 3], zakelijk weergegeven:
[Verdachte] had aan [betrokkene 5] gevraagd of hij zijn deel op wilde gaan halen. Voordat wij de overval pleegden was er al met [verdachte] afgesproken dat hij 30% van de buit zou krijgen. Ik denk dat dat op de dag van de voorverkenning is geweest.
(...)
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (pagina 1164-1169), voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [betrokkene 5], zakelijk weergegeven:
V: Wanneer heeft [verdachte] jou gebeld?
A: Ik denk een halfjaar geleden. Hij zei dat hij een huis in Nijkerk wist waar veel geld te halen zou zijn. We zouden eerst zelf gaan. Wij zijn toen in de auto van [verdachte] gestapt en [verdachte] heeft het huis aangewezen waar het geld zou liggen. Later heb ik [betrokkene 3] gebeld om mensen te regelen. [Verdachte] had [betrokkene 3] ook al gesproken zonder mij. [Betrokkene 3] had er namelijk wel interesse in. Ik wist niet waarom ze die jas (de TNT-jas) wilden hebben. Ik heb deze jas gewoon gegeven.
Ik heb [verdachte] gebeld dat het gebeurd was.
V: Wanneer is er voor het eerst gesproken om een overval te plegen?
A: Later. Na het tweede gesprek. Dat zal ergens in januari geweest zijn.
(...)
15. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 262-265), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Getuige [getuige 1] vertelde het volgende: Op de dag van de overval belde [verdachte] mij op. [Verdachte] is mijn kleinzoon. [Verdachte] kwam rond 12.00 uur die dag bij mij aan. [Verdachte] zei dat ze een overval aan het plegen waren op een woning in de [a-straat] in Nijkerk. Ongeveer een halfuurtje daarna hoorden wij sirenes van ambulance of politie. [Verdachte] raakte een beetje in paniek, hij is opgesprongen en naar het balkon gegaan. Hier heeft hij volgens mij iemand uit Amersfoort gebeld. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij dacht dat het mis was gegaan omdat hij sirenes hoorde.
In januari, ik denk de tweede of derde vrijdag in januari 2011 was ik thuis. Op een gegeven moment kwam [verdachte] binnen. [Verdachte] was helemaal in het zwart gekleed. [Betrokkene 9] liep met [verdachte] naar de gang. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ze op de [a-straat] waren geweest en dat de kust niet veilig was omdat er auto's op de oprit stonden. Zij hadden het afgeblazen. [Verdachte] heeft mij verteld dat de overval is gepleegd bij familie van zijn vriendin [betrokkene 4]. [Verdachte] heeft sinds november of december 2010 een relatie met [betrokkene 4].
Op de dag van de overval, ongeveer twintig minuten later, kreeg [verdachte] telefoon. Ik hoorde de persoon aan de andere kant van de lijn zeggen dat het gelukt was. Dit was om ongeveer half twee of kwart voor twee die middag. [Verdachte] is opgesprongen en weggegaan.
[Verdachte] heeft volgens mij dertig procent van de buit van de overval gekregen. Dat heeft hij mij verteld.
16. Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 9 januari 2012, opgemaakt door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Arnhem, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven:
10 februari belde hij ([verdachte]) 's morgens op en zei 'Oma ik kom koffie drinken'. Hij kwam binnen. Hij zei 'Ik moet je nog iets vertellen'. 'Ze gaan zo die overval doen'. Hij lag hier op de bank en werd gebeld door een man uit Amersfoort en die zei dat het gelukt was."
2.3.2. Het Hof heeft een ter terechtzitting gevoerd verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen van de overval door verdachte.
Het hof verwerpt beide verweren.
(...)
Voorts wordt overwogen dat het verweer dat geen sprake was van medeplegen van verdachte wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Uit die bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte actief betrokken is geweest bij het plannen en het uitvoeren van de tenlastegelegde overval, immers:
- verdachte heeft [betrokkene 5] en later ook [betrokkene 3] benaderd met de vraag of zij geld wilden verdienen door bij het huis van de oom en tante van zijn vriendin, van wie hij wist dat zij veel geld in huis hadden, geld te halen of dat zij jongens wisten die dat wilden doen;
- verdachte heeft de informatie die hij over de woning en over (de aanwezigheid van) de bewoners had doorgegeven aan [betrokkene 5];
- verdachte is met [betrokkene 3] en [betrokkene 7] naar Nijkerk gereden en heeft laten zien waar het betreffende huis stond;
- tijdens de overval heeft verdachte met [betrokkene 5] gebeld;
- verdachte heeft gedeeld in de buit.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte dusdanig betrokken is geweest bij zowel de planning als de uitvoering van het tenlastegelegde dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering."
2.4. Anders dan het Hof heeft geoordeeld kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte "actief betrokken is geweest bij het plannen en uitvoeren van de tenlastegelegde overval" en "dusdanig betrokken is geweest bij zowel de planning als de uitvoering van het tenlastegelegde dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering", nu het Hof ten aanzien van die actieve betrokkenheid bij het uitvoeren niet meer heeft vastgesteld dan dat de verdachte tijdens de overval met [betrokkene 5] heeft gebeld.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen, niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, W.F. Groos, J. Wortel en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2013.