In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.2.1.
De gemeente heeft in eerste aanleg in conventie, na wijziging en vermeerdering van eis, gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat het perceeldeel in eigendom toebehoort aan de gemeente;
2. [appellanten c.s.] hoofdelijk veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het perceeldeel leeg en ontruimd (inclusief verwijdering van de daarop aanwezige beplanting, het daarop aanwezige hekwerk en het daarop gestorte tuinafval) aan de gemeente op te leveren, alsmede om het perceeldeel ontruimd te houden, met machtiging van de gemeente, voor het geval [appellanten c.s.] aan het vonnis niet vrijwillig mocht voldoen, de ontruiming van het perceeldeel zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van de politie;
3. [appellanten c.s.] hoofdelijk veroordeelt, des dat de een betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, om aan de gemeente te voldoen een dadelijk opeisbare dwangsom van € 2.500,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellanten c.s.] nalaat te voldoen aan het gevorderde onder 2.;
4. [appellanten c.s.] hoofdelijk veroordeelt, des dat de een betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, om, indien [appellanten c.s.] niet vrijwillig voldoet aan het gevorderde onder 2. en de gemeente de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de gemeente de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming;
5. [appellanten c.s.] hoofdelijk veroordeelt, des dat de een betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, om op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW aan de gemeente te voldoen een bedrag aan buitengerechtelijke kosten, te bepalen aan de hand van de staffel buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze kosten, indien niet binnen twee weken na betekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden;
6. [appellanten c.s.] hoofdelijk veroordeelt, des dat de een betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, om op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW aan de gemeente te voldoen een bedrag aan buitengerechtelijke kosten, te bepalen aan de hand van de staffel uit het Rapport (B)GK Integraal 2013, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten, indien niet binnen twee weken na betekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden;
7. [appellanten c.s.] veroordeelt tot betaling van de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten, indien niet binnen twee weken na betekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden;
8. [appellanten c.s.] veroordeelt in de nakosten, in deze procedure begroot op € 205,- (zonder betekening) respectievelijk € 273,- (met betekening) aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten, indien niet binnen twee weken na betekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3.2.4.
In het eindvonnis van 16 december 2015, waarvan beroep, heeft de rechtbank de vorderingen in conventie onder 1.-6. toegewezen, inclusief de gevorderde rente, de te verbeuren dwangsommen gemaximeerd tot € 250.000,-, de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid gesteld op € 1.850,- en de buitengerechtelijke kosten op
€ 1.850,- en [appellanten c.s.] ten slotte hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten met nakosten en rente. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten c.s.] in reconventie afgewezen.