In de derde grief klaagt [appellant] erover dat de rechtbank [geïntimeerde] niet heeft gelast om de hinder veroorzaakt door het verspreiden van rumoer, stank, rook of gassen te staken.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deze vordering slechts toewijsbaar is indien sprake is van onrechtmatige hinder. Of daarvan sprake is hangt in elk geval af van de aard, ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade bezien in het licht van de andere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de belangen van partijen. In eerste aanleg heeft [appellant] in zijn dagvaarding over veel volgens hem door [geïntimeerde] gepleegde onrechtmatige handelingen geklaagd. Gelet op de inhoud van zijn vordering zijn echter slechts die handelingen relevant waardoor rumoer, stank, rook of gassen kan worden verspreid. De enige van alle door [appellant] in eerste aanleg opgesomde handelingen waardoor rumoer, stank, rook of gassen kan worden verspreid, betreffen het door [geïntimeerde] beweerdelijk verbranden van tuinafval in zijn achtertuin en het door [geïntimeerde] uitbreken van binnenmuren in zijn pand vanaf september 2007 en het verrichten door [geïntimeerde] van timmerwerk boven in zijn pand. In zijn toelichting op deze derde grief vermeldt [appellant], wederom voor zover relevant bezien in het licht van de door hem ingestelde vordering, het volgende:
Bij conclusie van antwoord heeft [geïntimeerde] een omschrijving gegeven van de werkzaamheden die kennelijk volgens [appellant] rumoer hebben veroorzaakt. Het betreft relatief normale verbouwingswerkzaamheden als het aanbrengen van dubbele beglazing, het plaatsen van een CV-ketel, het vernieuwen van de badkamer waarbij een muur is uitgebroken en het vervangen van asbesthoudende ventilatiebuizen op zolder. In zijn memorie van grieven heeft [appellant] daar in het geheel niet op gereageerd, zodat het hof ervan uit gaat dat het door [appellant] als onrechtmatig aangemerkte rumoer dat moet worden gestaakt, is veroorzaakt door deze werkzaamheden. Zoals reeds vermeld acht het hof dit relatief normale verbouwingswerkzaamheden en daardoor veroorzaakt rumoer kan, gelet op de hiervoor weergegeven maatstaf, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden gekwalificeerd als onrechtmatige hinder. Nu [appellant] niet meer heeft gesteld, bijvoorbeeld dat de werkzaamheden werden verricht op onacceptabele tijden of dat die werkzaamheden meer dan normaal rumoer veroorzaakten, is de vordering wat dit betreft terecht afgewezen. Aan bewijslevering komt het hof niet toe, omdat [appellant], gelet op al het voorgaande, te weinig heeft gesteld.
In hoger beroep heeft [appellant] op dit punt in zijn memorie van grieven nog enkel over stank, dus niet meer over rook en/of gassen. Enige omschrijving of oorzaak van die beweerdelijke stank wordt in die memorie van grieven niet gegeven, zodat het hof aan die klacht voorbij gaat omdat deze onvoldoende is omschreven en onderbouwd.
Het hof gaat voorbij aan de door [appellant] overgelegde foto’s van een stuk pijp die beweerdelijk asbest of asbesthoudende stoffen zou bevatten. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk dat die pijp door het enkele feit dat deze buiten ligt, rumoer, stank, rook of gassen veroorzaakt. Op de door [appellant] overgelegde “nachtfoto’s” valt niet te zien dat [geïntimeerde] tuinafval verbrandt (zoals [appellant] nog in zijn akte heeft vermeld). Op de enige door [appellant] overgelegde foto waarop zichtbaar is wat wordt verbrand, is enkel te zien dat balkjes en planken, dus geen tuinafval, worden verbrand in iets wat zich laat omschrijven als een kleine mobiele buiten open haard. [appellant] heeft onvoldoende toegelicht dat een dergelijke “verbranding” onrechtmatig stank, rook of gassen veroorzaakt. Een en ander betekent dat ook de derde grief faalt.