3.1.In geschil is na de zitting het antwoord op de volgende vragen
1. Komt belanghebbende in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling? Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende bij aanwerving op 15 juni 2005 specifieke deskundigheid uit België meenam die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig was in de zin van artikel 9a, lid 1, van het Uitv.besl..
2. Subsidiair is in geschil of belanghebbende op basis van de in 2.5.2 bedoelde akkoordverklaring er op mocht vertrouwen dat een ‘voor belanghebbende positieve beslissing in vergelijkbare procedures’ zou leiden tot verlening van de 30%-regeling.
3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke proceskosten?
4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van schade omdat zijn renteverlies hoger is dan de te vergoeden heffingsrente?
5. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade in verband met de lange duur van de procedure?
Belanghebbende beantwoordt de voornoemde vragen bevestigend en de Inspecteur beantwoordt de eerste vier vragen ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.2.1.In geschil was voorts of belanghebbende bij een ongunstige beslissing op zijn verzoek om toepassing van de 30%-regeling recht zou hebben op een aftrek van extra-territoriale kosten, maar die grief heeft belanghebbende ter zitting van het Hof ingetrokken.
3.2.2.Nog meer subsidiair is c.q. was in geschil of belanghebbende gezien de lange duur van de procedure recht heeft op een schadevergoeding in de vorm van een (hogere) vergoeding van proceskosten, van een vergoeding van de werkelijke kosten van bezwaar c.q. proceskosten of van immateriële schade.
3.2.3.Ter zitting zijn partijen het er over eens geworden dat belanghebbende in verband met de lange duur van de procedure recht heeft op een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500, wegens overschrijding van de bezwaartermijn met een half jaar. Het incidenteel hoger beroep is daarmee in zoverre gegrond. Te beslissen is daarna nog of belanghebbende recht heeft op vaststelling van de kosten in bezwaar, de proceskosten in beroep en hoger beroep op een hoger bedrag dan volgens het puntenstelsel.
3.3. Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep, gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep, bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank, met uitzondering van het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar, de proceskosten in beroep en het verzoek om schadevergoeding.
De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep, gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, bevestiging van de uitspraak op bezwaar en van de afwijzende beschikking en tot toekenning van een vergoeding van immateriële schade van € 500.