[toenmalig partner appellante] is door de rechtbank ’s-Hertogenbosch bij vonnis van 2 december 2009 strafrechtelijk veroordeeld voor zware mishandeling, welk vonnis door de strafkamer van dit hof bij arrest van 25 augustus 2011 is bekrachtigd. [appellante] is door de rechtbank
’s-Hertogenbosch bij vonnis van 2 december 2009 strafrechtelijk veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, welk vonnis eveneens door de strafkamer van dit hof van 25 augustus 2011 is bekrachtigd.
4.3.1.
[geïntimeerde] heeft [toenmalig partner appellante] en [appellante] in rechte betrokken en heeft in eerste aanleg, na wijziging van eis, voor zover thans van belang, gevorderd:
- een verklaring voor recht dat [toenmalig partner appellante] en [appellante] aansprakelijk zijn voor de schade
die [geïntimeerde] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de mishandelingen van [geïntimeerde] op of omstreeks 29 november 2008 te [woonplaats 2] buiten/nabij café Jerommeke;
- hoofdelijke veroordeling van [toenmalig partner appellante] en [appellante] om aan [geïntimeerde] alle schade te vergoeden die [geïntimeerde] als gevolg van voornoemde mishandeling heeft geleden en nog zal lijden, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- hoofdelijke veroordeling van [toenmalig partner appellante] en [appellante] om aan [geïntimeerde] een bedrag van
€ 20.000,- te voldoen ten titel van voorschot op schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 november 2008, per 31 oktober 2011
€ 2.355,60, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeling van [toenmalig partner appellante] en [appellante] in de proceskosten en het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het vonnis.
4.3.2.
[geïntimeerde] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [toenmalig partner appellante] door [geïntimeerde] met een glas/fles in het gezicht te slaan en [appellante] door [geïntimeerde] te schoppen, terwijl hij al op de grond lag, onrechtmatig hebben gehandeld jegens [geïntimeerde]. [toenmalig partner appellante] en [geïntimeerde] hebben, aldus [geïntimeerde], allebei actief deelgenomen in groepsverband aan de mishandeling van [geïntimeerde], zodat zij op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [geïntimeerde] geleden en nog te lijden schade. Deze schade bestaat volgens [geïntimeerde] daaruit dat [geïntimeerde] als gevolg van het ernstige letsel aan zijn linkeroog een uiterst beperkt zicht in dat oog heeft, te weten slechts 3,33 %, dat het glas in het gezicht van [geïntimeerde] blijvende littekens heeft achtergelaten die het gezicht van [geïntimeerde] ontsieren, dat [geïntimeerde] veel pijn aan zijn verwondingen heeft ondervonden, dat het door het verlies van het zicht in het linkeroog voor [geïntimeerde] niet mogelijk is om als lasser werkzaam te zijn en hij zich zal moeten laten omscholen en dat door [geïntimeerde] levensvreugde wordt gederfd.