BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 689/00 7 november 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Z
(: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de Belastingdienst te Emmen, vestiging Assen, (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak 1 januari 1998 t/m 31 december 1998 met aanslagnummer 0000.00.000.A.01. 8506.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende werd genoemde naheffingsaanslag, bestaande uit f 104.985,- enkelvoudige belasting, opgelegd met dagtekening 9 september 1999. Tevens werd daarbij een boete opgelegd van
f 104.985,-- en heffingsrente ad f. 2.243,-- in rekening gebracht.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 8 augustus 2000 de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlage), dat op 8 september 2000 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 30 november 2000 (met bijlagen).
De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingezonden. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de inspecteur een conclusie van dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 september 2002. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende en de heer A enerzijds, en de inspecteur anderzijds. Partijen hebben ieder ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 De belanghebbende, X B.V., heeft een maatschappelijk kapitaal van f. 200.000,-, waarvan f. 40.000,- is geplaatst en volgestort. De aandelen zijn in handen van:
Naam: B B.V.
Adres: a-drift 47
Postcode/woonplaats: 0000 YY L
Fiscaalnummer: 0000.00.000
en
Naam: C B.V.
Adres: a-straat 32
Postcode/woonplaats: 0000 YY M
Fiscaalnummer: 0000.00.000
2.2 De onderneming is als besloten vennootschap in oprichting gestart op 18 april 1997. De vennootschap is opgericht op 9 juli 1997. De onderneming was gevestigd op het adres a-weg 2 te Z en is in juli 1999 gestaakt.
2.3 De directie van belanghebbende wordt gevoerd door:
B B.V., in de persoon van de directeur/enig aandeelhouder van deze B.V.,
Naam: A
Adres: a-straat 12
Postcode/woonplaats: 0000 YY N
Fiscaalnummer: 0000.00.000
en
C B.V., in de persoon van de directeur/enig aandeelhouder van deze B.V.,
Naam: D
Adres: a-straat 30
Postcode/woonplaats: 0000 YY M
Fiscaalnummer: 0000.0.000
2.4 Belanghebbende hield zich bezig met de aanvullende opvang van asielzoekers. De directie van de belanghebbende heeft door middel van een door hen opgerichte B.V., E B.V., hiertoe een motel-restaurant met een twintigtal bijbehorende bungalows aan de a-weg 2 te Z gekocht. Het voor de uitoefening van de werkzaamheden van belanghebbende benodigde contract met het F (verder te noemen F) is niet door de belanghebbende afgesloten, maar door een voor de belanghebbende werkzaamheden verrichtende persoon.
2.5 Belanghebbende verstrekte, tegen betaling door het F, woonruimte aan asielzoekers en betaalde namens het F wekelijks zakgeld aan asielzoekers. Naast medewerkers van belanghebbende waren er dagelijks mensen van het F werkzaam in de onderneming van belanghebbende.
2.6 Tijdens een in 1999 ingesteld boekenonderzoek (:het boekenonderzoek) is onderzoek gedaan naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 1997 tot en met 30 juni 1999. Tevens is de omvang onderzocht van aan derden uitbetaalde lonen en de daarover verschuldigde, doch niet op aangifte verantwoorde loonheffing over het tijdvak 1 april 1997 tot en met 30 september 1998. Een afschrift van het verslag van het boekenonderzoek met dagtekening 24 november 1999 (: het verslag van het boekenonderzoek) is als bijlage 6 bij het verweerschrift gevoegd.
2.7 Bij het boekenonderzoek werd een aantal formele gebreken geconstateerd, onder andere,
-dat de administratie niet voldoet aan de eisen die er, gelet op de aard van de onderneming, aan gesteld kunnen worden;
-dat de administratie niet zodanig is gevoerd dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belanghebbende duidelijk blijken;
-dat boeken en bescheiden niet juist en volledig zijn.
2.8 Bij het boekenonderzoek is voorts geconstateerd, dat belanghebbende betalingen heeft verricht aan voor de belanghebbende werkzaamheden verrichtende personen, welke door belanghebbende niet in de loonadministratie waren opgenomen.
2.9 Op gronden welke in het verslag van het boekenonderzoek zijn vermeld, zijn de arbeidsverhoudingen tussen de desbetreffende personen en belanghebbende door de inspecteur aangemerkt als dienstbetrekkingen.
2.10 Met betrekking tot de loonbelasting/premie volksverzekeringen zijn voor de jaren 1997 en 1998 boetes opgelegd ter hoogte van 100% naar aanleiding van tijdens het boekenonderzoek aangebrachte correcties. De hoogte van deze boetes is gemotiveerd in onderdeel 6.1 van het verslag van het boekenonderzoek.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil het antwoord op de vraag of er in het onderhavige tijdvak sprake was van dienstbetrekkingen tussen belanghebbende en de in het verslag van het boekenonderzoek als werknemer aangemerkte personen.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven dat het geschil uitsluitend nog gaat om de onder 3.1 vermelde vraag. Overigens hebben partijen ter zitting geen argumenten toegevoegd. Belanghebbende heeft ter zitting nog medegedeeld dat in het geval dat het hof de naheffingsaanslagen handhaaft, belanghebbende haar faillissement zal aanvragen. De onderhavige procedure is vooraal gericht op eerherstel.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Voor de beantwoording van de vraag of er in het onderhavige tijdvak sprake was van dienstbetrekkingen tussen belanghebbende en de in het verslag van het boekenonderzoek als werknemer aangemerkte personen is van belang of er sprake was van een gezagsverhouding tussen belanghebbende en deze personen, of deze personen verplicht waren gedurende zekere tijd arbeid voor belanghebbende te verrichten en of belanghebbende verplicht was loon aan deze personen te betalen.
4.2 Op grond van de onder 3.1.1 van het verslag van het boekenonderzoek vermelde verklaringen, in onderling verband beschouwd, acht het Hof voldoende aannemelijk dat aan deze vereisten voor het bestaan van dienstbetrekkingen in het onderhavige tijdvak tussen belanghebbende en de in het verslag van het boekenonderzoek als werknemer aangemerkte personen is voldaan. Belanghebbende heeft het tegendeel niet aannemelijk weten te maken.
Bij vraag 3.1 is het gelijk derhalve aan de zijde van de inspecteur.
4.3 Nu overigens niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat de naheffingsaanslag onjuist is berekend, dient gelet op het voorgaande te worden beslist al hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 7 november 2002 door mr. F.J.W. Drion, voorzitter, mr. J. Huiskes, raadsheer, en mr. J.A. Wolt, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mw. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 13 november 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.