Op grond van artikel 6:265 BW levert iedere tekortkoming in een van de verbintenissen
uit overeenkomst grond voor ontbinding op. Daarbij is in beginsel niet van belang of de
tekortkoming de huurder kan worden toegerekend. Het kan wel zijn dat de tekortkoming
vanwege haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet
rechtvaardigt. Het is aan [geïntimeerde] daarvoor feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te
bewijzen. Het hof is van oordeel dat de argumenten die [geïntimeerde] heeft aangevoerd niet de
conclusie kunnen dragen dat sprake is van de uitzonderingssituatie van lid 1 van artikel
6:265 BW omdat de verplichting van de huurder om het gehuurde te bewonen en zich als
goed huurder te gedragen een kernverplichting is van de huurovereenkomst en het niet
gebruiken van de woning geen incidenteel karakter had. Het feit dat het strafvonnis niet in
kracht van gewijsde is gegaan in verband met het door [geïntimeerde] ingestelde appel maakt het
voorgaande niet anders omdat ook als het vonnis zal worden vernietigd dit nog steeds
meebrengt dat [geïntimeerde] gedurende een lange periode niet in het gehuurde heeft gewoond. In
zoverre is sprake van een onomkeerbare en niet voor herstel vatbare tekortkoming in de
nakoming van de huurovereenkomst. Om dezelfde reden faalt het betoog van [geïntimeerde] dat,
hangende de procedure in hoger beroep, het hof in de strafzaak periodiek toetst of hij weer
naar huis mag, dat vanaf juni 2013 er weer sprake is van zelfbewoning in verband met de
BBI regeling die vanaf 3 juni 2013 volgens [geïntimeerde] van toepassing is en de ZBBI waar [geïntimeerde]
naar eigen zeggen vanaf 29 juli 2013 voor in aanmerking komt. Tevens weegt het hof mee
dat [appellante 1] als woningcorporatie, die rekening moet houden met woningschaarste en
wachttijden, een legitiem belang heeft bij daadwerkelijk gebruik van de verhuurde woningen
door haar huurders en dat van haar in redelijkheid, zoals [appellante 1] terecht heeft aangevoerd,
niet kan worden verwacht dat zij een sociale huurwoning langdurig leeg laat staan. Dat
[appellante 1] dit argument eerst voert in hoger beroep, zoals [geïntimeerde] heeft betoogd, is niet
relevant omdat het hoger beroep juist dient als herkansing en het partijen vrij staat in hoger
beroep de gronden, weren en argumenten aan te vullen dan wel te wijzigen.