9
verdiepingramen x (360 x € 30,--) x 60% € 58.320,--
Totaal per jaar € 174.960,--
af: (exploitatiekosten, beheer, etc.) 40% € 69.985,--
€ 104.975,--
af: (onderhoud, eigenaarslasten, verz. etc.) 15% € 15.745,--
Netto per jaar € 89.230,--
x factor 9,5 € 847.685,-- v.o.n.
of € 792.000,-- k.k.
Totaal nrs. [1-2], [3-4] en [5-10] € 1.334.000,-- k.k.
Bijkomende schade
Op basis van de door gedaagde verstrekte gegevens zijn de bruto inkomsten uit de exploitatie van het onteigende berekend op gemiddeld € 265.000 per jaar. De deskundigen berekenden op basis van marktgegevens het exploitatieresultaat (huuromzet) als volgt:
Uit parterreramen: 21 (360 x € 45,--) x 60% € 204.120,--
Uit verdiepingsramen 15 (360 x € 30,--) x 60% € 97.200,--
Totaal € 301.320,--
Ter bepaling van de inkomensschade gaan deskundigen uit van een bruto jaarresultaat ad € 301.320,--
Het nettoresultaat laat zich als volgt berekenen:
Bruto exploitatieresultaat € 301.320,--
Af: exploitatiekosten (40%) € 120.530,--
€ 180.790,--
af: eigenaarslasten (15%) € 27.120,--
Blijft per jaar netto € 153.670,--
Herbelegging van de werkelijke waarde ad € 1.334.000,--
tegen 4% geeft een opbrengst van € 53.360,--
waarna resulteert een bedrag van € 100.310,--
Laatstgenoemd bedrag ware te vergoeden met de voor een eigenaar gebruikelijke factor 10 en zou derhalve leiden tot een inkomensschade ad € 1.003.100,--.
Ter verkrijging van een vergelijkbaar inkomen kan derhalve in de [b-straat] worden volstaan met minder ramen dan in de [a-straat]. Voor de vaststelling van de bijkomende schade is uitgegaan van aankoop van 11 parterreramen en 7 verdiepingen, die in de [b-straat] een aankoopsom vergen van € 60.000,-- voor een parterreraam en van € 40.000,-- voor een verdiepingsraam, alsmede een premie uithandenbreken van € 10.000,-- per parterreraam en van € 5.000 per verdiepingraam.
Te investeren is het bedrag van de werkelijke waarde ad € 1.334.000,-- alsmede een premie uithandenbreken (11 x € 10.000,-- per parterreraam, 7 x € 5.000,-- per verdiepingraam) van € 145.000,--, derhalve in totaal een bedrag van € 1479.000,--.”
3.2.5. De rechtbank heeft bij vonnis van 9 november 2005, kenmerknummer 03/759, aan belanghebbende een schadeloosstelling toegekend ter grootte van het in 3.2.4 genoemde bedrag van € 1.479.000, vermeerderd met een rentevergoeding van 3,5% over een gedeelte van de betaling van € 754.500. Deze is gebaseerd op de volgende overwegingen:
De door eigenaren/exploitanten overgelegde bedrijfsgegevens zijn – naar de rechtbank begrijpt ook in dit geval – niet controleerbaar en daarom is voor de berekening van het rendement van het pand uitgegaan van inzicht in omzet en resultaat van het prostitutiebedrijf, gebaseerd op informatie die deskundigen hebben ingewonnen bij in de [a-straat] betrokken exploitanten. De verkregen inlichtingen betreffen de huuropbrengst per dag (€45,00 voor een parterreraam en € 30,00 voor een raam op de etage), de bezettingsgraad (gemiddeld 60%) en het aantal dagen dat het pand in bedrijf is (in normale gevallen 360 per jaar).
De deskundigen zijn voor de exploitatielasten (zowel voor de berekening van de waarde van de onteigende panden als voor de berekening van de opbrengst van aan te schaffen vervangende panden )uitgegaan van een percentage van (gemiddeld) 40 van de opbrengst, hetwelk als volgt is opgebouwd: gas, water, elektriciteit 10 à 15%, beheerskosten 15 à 20%, schoonmaakkosten 4%, glazenwasser 1%, binnenonderhoud 5%.
De rente op vrijkomend kapitaal, welke de deskundigen hanteren bedraagt 4% per jaar.
Deskundigen hebben op basis van bij hun onderzoek gebleken (markt)gegevens het haalbare bruto inkomen gesteld op € 301.320,00 en het netto resultaat op € 153.670,00. De rechtbank acht het met het oog op de ervaring van [X] in de branche en met het oog op de rentabiliteit van een bedrijf redelijk voor de schadeberekening uit te gaan van herinvestering in vervangend prostitutiepanden, waarmee eenzelfde rendement kan worden behaald.
De rechtbank kan zich vinden in de door de deskundigen gehanteerde bedragen, te meer daar partijen waar zij stellen dat de geschatte bedragen te hoog of te laag zijn, of de aan de deskundigen verstrekte informatie in twijfel trekken, die stellingen niet met (objectief vast te stellen) feiten hebben onderbouwd. Voor zover de regel “zeven dagen huren, zes dagen betalen”op de peildatum 21 mei 2004 bestond, is namens [X] ter zitting uitdrukkelijk ontkend dat deze regel door hem werd toegepast.
3.2.6. Belanghebbende heeft voor het jaar 1999 aangifte in de inkomstenbelasting gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 335.706, dat als volgt samengesteld:
Huurontvangsten ƒ 492.574
Af:
Onderhoud schoonhouden 11.788
Energie 48.989
Onroerend goed belasting, heffingen 1.008
Afschrijving 73.886
Assurantiën 13.918
Diversen 7.280
ƒ 156.869
Belastbaar inkomen ƒ 335.706
3.2.7. Belanghebbende heeft voor het jaar 2000 aangifte in de inkomstenbelasting gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 311.119 als volgt samengesteld:
Huurontvangsten ƒ 474.630
Af:
Onderhoud schoonhouden 26.749
Energie 34.246
Onroerend goed belasting, heffingen 21.440
Afschrijving 71.194
Diversen 9.802
ƒ 163.431
Belastbaar inkomen ƒ 311.119.
De aanslagen voor beide jaren zijn conform de aangiften vastgesteld.
3.2.8. Bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voor het jaar 1999 en 2000 heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende winst uit onderneming (het prostitutiebedrijf) geniet en deze voor beide jaren als volgt berekend:
2
dagdelen x bezettingsgraad 70% x 40 ramen x 1 prijs is ƒ 2.016.000.
1999 2000
Winst ƒ 2.016.000 ƒ 2.016.000
Kosten ƒ 156.869 ƒ 163.431
Belastbaar inkomen ƒ 1.859.131 ƒ 1.852.569.
3.2.9. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de winst voor beide jaren als volgt berekend:
360 dagen x ƒ 100 per raam x 60% bezettingsgraad x 36 ramen is ƒ 777.600.
1999 2000
Winst ƒ 777.600 ƒ 777.600
Kosten ƒ 156.869 ƒ 163.431
Belastbaar inkomen ƒ 620.731 ƒ 614.169.
3.3.1. [C], werkzaam als controlespecialist bij de Belastingdienst Haaglanden, heeft als getuige voor het Hof– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In 2004 is in het team Vrijplaatsen waarvan hij deel uitmaakt een onderzoek gestart om de prostitutiebranche in [S] in kaart te brengen. Hij heeft een bestand met gegevens van ondernemingen opgebouwd aan de hand van informatie van het internet, gegevens van de Kamer van Koophandel en informatie van de gemeente Den Haag. Hij heeft de gegevens van de Kamer van Koophandel geraadpleegd op straatregistraties. Belanghebbende kwam naar voren als eigenaar van raamprostitutiepanden. Bij de gemeente Den Haag heeft hij geïnformeerd naar het aantal ramen dat belanghebbende voor prostitutiedoeleinden verhuurde. Dat bleken er 40 te zijn. Toen de belastingpositie van belanghebbende werd bekeken bleek getuige dat belanghebbende ressorteerde onder de Belastingdienst Particulieren [R].
De getuige heeft de competentie over laten zetten naar de Belastingdienst Ondernemingen Den Haag omdat de exploitatie van een raamprostitutiebedrijf een onderneming is volgens de Belastingdienst.
Drie locaties met prostitutiepanden zijn in het onderzoek door het team betrokken: [a-straat], [c-straat] en [b-straat]. De getuige was ervan op de hoogte dat daar dit soort panden waren gelegen.
De getuige en zijn collega-medewerkers van het team hebben bij de gemeente de vergunningendossiers ingezien.
De getuige herhaalt dat hij in het najaar van 2004, in de maand oktober of november, van de gemeente een lijst heeft ontvangen met exploitanten van prostitutiepanden en escortbedrijven. Dat weet hij omdat daarna met spoed ter behoud van rechten aanslagen zijn opgelegd.
Naar aanleiding van een vraag van de gemachtigde of de getuige er van op de hoogte is of andere ambtenaren van de Belastingdienst de lijst hebben ontvangen, antwoordt hij ontkennend. De getuige heeft de lijst in het najaar van 2004 gekregen.
Voor zover de getuige weet is de lijst niet eerder bekend gemaakt aan ambtenaren van de Belastingdienst.
De getuige heeft geen initiatief genomen om de lijst aan andere collega’s bekend te maken.
3.3.2. [D], werkzaam als controlespecialist bij de Belastingdienst Haaglanden, heeft gehoord als getuige - voor zover van belang - verklaard.
Hij is controlespecialist. Dat is hetzelfde als veldtoetser. Hij is in 2006 bij het team Vrijplaatsen gekomen. Het team is in 2006 opgericht. Daarvoor heeft hij ook incidenteel werkzaamheden met betrekking tot exploitanten van prostitutiepanden verricht. Hij weet niet zeker meer of hij met het opleggen van de aanslagen ter behoud van rechten aan belanghebbende over het jaar 1999 en 2000 bemoeienis heeft gehad.
In oktober 2007 heeft hij de lijst met gegevens over exploitanten van de [a-straat] gekregen.
3.3.3. Mevrouw [E], werkzaam bij de gemeente Den Haag als beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid, heeft gehoord als getuige – voor zover van belang – als volgt verklaard:
Zij is op 1 april 2003 in dienst getreden als beleidsmedewerkster bij de afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Den Haag. Dit is een onderdeel van de Bestuursdienst.
Zij was betrokken bij het project opheffing van de tippelzone aan de [d-straat]. De prostitutiepanden waren in portefeuille bij mevrouw [F]. De getuige was daar zijdelings bij betrokken. In 2007 ging mevrouw [F] naar een andere afdeling en kwamen de prostitutiepanden en escortbedrijven bij haar in portefeuille. In haar vorige werkkring bij de gemeente [U] had zij de prostitutiebranche in haar portefeuille. Zij is dus bekend met de branche. De getuige weet dat in de periode dat collega [F] de prostitutiepanden in portefeuille had er door de Belastingdienst werd gebeld met het verzoek om inzage te krijgen in dossiers. De getuige weet dit omdat zij soms hand- en spandiensten verrichtte zoals het klaarleggen van vergunningendossiers voor inzage op verzoek van haar collega. Zij was niet actief betrokken bij wat voor informatie ter inzage werd gelegd. Zij had incidenteel contact met [C] en [D] van de Belastingdienst. Later heeft zij de heer [G] van de Belastingdienst incidenteel gesproken. De dossiers over de vergunningverlening zijn op adres gesorteerd. De inzage door de Belastingdienst geschiedde op adres.
De gegevens over de handhaving van de vergunningen werden in een ander dossier opgeborgen. De inzage door de Belastingdienst betrof niet die dossiers.
Sinds 2011 geschiedt de vergunningverlening voor twee jaar, daarvoor sinds de inwerkingtreding van de Wet Bibob voor telkens een jaar. De gemeente dient vast te stellen voor wat voor bedrijf de vergunning wordt verleend.
Bij de opheffing van het bordeelverbod in 2000 waren er reeds bedrijven met een gedoogstatus. Die kregen een vergunning. De definitieve vaststelling van de lijst van vergunninghouders van seksinrichtingen en escortbedrijven door Burgemeester en Wethouders is pas in 2004 geschied aan de hand van een zogenoemde Parapluverordening. Die verordening was nodig omdat op sommige panden een woonbestemming rust, de gemeente niet gehele bestemmingsplannen wilde wijzigen en de vergunning alleen kan worden verleend voor plaatsen waar de exploitatie van dat soort bedrijven is toegestaan. De inventarisatie van bestaande bedrijven heeft in 1999 plaatsgevonden. De in 2004 vastgestelde lijst met prostitutiepanden is ten opzichte van de inventarisatie uit 1999 en 2000 niet gewijzigd behalve als er bedrijven waren gestopt.
De getuige heeft zelf geen wetenschap of en hoe in 2004 de lijst aan de Belastingdienst ter beschikking is gesteld. De Belastingdienst kan op de hoogte zijn geweest van het bestaan van de panden aan de hand van de lijst of aan de hand van informatie uit openbare publicaties. De getuige weet dat zo’n lijst intern ter beschikking is gesteld aan de afdeling sociale zaken.
De leges voor de vergunning wordt door de belastingdienst, waarmee zij bedoelt de gemeentelijke belastingdienst, berekend. De heffing van leges geschiedt op basis van de gemeentelijke legesverordening. Het bedrag aan leges wordt berekend aan de hand van het aantal uren dat nodig is voor het verlenen van de vergunning door de gemeente. Dit geschiedt op basis van schatting. Er is geen verband tussen de hoogte van de leges en bijvoorbeeld het aantal ramen dat wordt verhuurd. Wel is er verschil in het tarief tussen een escortbedrijf en een seksinrichting. Zij kent de heer [G] van de Belastingdienst. Zij heeft in 2007 met hem gesproken.
De getuige heeft de dossiers gecheckt of er iets in is te vinden over de informatieverstrekking aan de Belastingdienst. Dat is niet het geval.
3.3.4. [H] heeft gehoord als getuige – voor zover van belang – het volgende verklaard:
De zakelijke betrekkingen die hij met belanghebbende onderhield dateren van meer dan tien jaren geleden.
Hij deed de administratie van de ”huizen” van belanghebbende. Belanghebbende verhuurde ramen per dagdeel: de ochtend, de middag en de avond voor ongeveer ƒ 100. De werkzaamheden van de getuige bestonden uit het opstellen van de jaarrekening en het doen van de aangiften in de inkomstenbelasting. Belanghebbende verstrekte maandelijks een opgave van hetgeen hij verhuurd had en overhandigde aan de getuige de bonnen aan de hand waarvan de getuige de gemaakte kosten berekende.
Het eerste contact met belanghebbende dateert van het begin van de tachtiger jaren, toen belanghebbende een feestzaal exploiteerde. De getuige meent zich te herinneren dat hij, toen belanghebbende eind jaren tachtig naar [land 2] was verhuisd nog wel aangiften voor hem heeft gedaan, maar dat het contact is verbroken toen belanghebbende naar [land 1] is verhuisd.
Eind jaren negentig heeft de getuige een controlebezoek gehad van twee heren van de Belastingdienst. Dezen hebben de administratie van belanghebbende in orde bevonden. De controle strekte zich uit tot de omzet, de kladaantekeningen, de uitgaven voor matrassen en schoonmaakkosten, kortom de financiële administratie en de jaarrekeningen.
De getuige weet niet welke belastingjaren in die controle zijn betrokken. Hij heeft geen gegevens over de jaren waarover is gecontroleerd. In ieder geval had de controle geen betrekking op de belastingjaren 1999 en 2000. Voor zover de getuige weet, heeft belanghebbende nadat de getuige zijn werkzaamheden had beëindigd geen andere administrateur aangesteld. De getuige weet het niet zeker maar meent dat hij de administratie bij de beëindiging van de werkzaamheden aan belanghebbende heeft gegeven. De getuige zelf heeft in het geheel geen gegevens meer.
De getuige was niet betrokken bij de onteigening van de panden van belanghebbende door de gemeente.
De getuige declareerde per kwartaal voor de administratie en een keer per jaar voor de jaarrekening.
De getuige was op de hoogte van de omstandigheid dat hij als getuige zou worden gehoord doordat belanghebbende bij hem op bezoek is geweest in [land 3]. De getuige was eerder verhinderd omdat hij met vakantie was.
De gemachtigde van belanghebbende leest het volgende gedeelte van de brief van 21 juli 2005 die de getuige aan mr. [I] heeft geschreven voor.
”Het is inderdaad juist dat op mijn kantoor een boekenonderzoek heeft plaatsgevonden (…). Wel kan ik u bevestigen dat de huuropbrengsten altijd als inkomen uit vermogen zijn verantwoord, zowel over de periode voor als over de periode na het ingestelde boekenonderzoek. We hebben het dan over een periode van meer dan 20 jaar.”.
De getuige merkt op dat deze passage juist is. De inkomsten van belanghebbende van de panden heeft de getuige altijd aangegeven als inkomsten uit vermogen, verminderd met de kosten. Hij heeft op zijn kantoor één onderzoek gehad naar de administratie van belanghebbende. Van de Belastingdienst heeft hij pertinent niet vernomen dat het anders zou moeten. Hij heeft geen opmerkingen gehad tijdens de controle.
Naar aanleiding van de vraag van de Inspecteur of de getuige zich kan herinneren dat hij ooit een controlerapport over belanghebbende heeft gelezen verklaart de getuige dat hij zich niet kan herinneren dat hij een controlerapport van het bezoek heeft gezien. Het zal er waarschijnlijk wel geweest zijn, omdat aan het eind van de controle de bevindingen gewoonlijk worden doorgesproken en een rapport wordt gemaakt en verstuurd aan de belastingplichtige, maar de getuige heeft het niet. De controleambtenaren waren in dienst bij de Belastingdienst in Den Haag.
De getuige heeft met mr. [I] contact gehad over de eerder genoemde controle toen deze als advocaat van belanghebbende was aangetreden.”