Parketnummer: 21-004885-03
Uitspraak dd.: 23 maart 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank te Arnhem van 15 oktober 2003 in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [naam penitentiaire inrichting].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 maart 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2
telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 03 november 2002 te Nijmegen opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft geschoten, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.
2.
hij op 03 november 2002 te Nijmegen ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De raadsvrouwe van verdachte heeft betoogd dat verdachte bij de uitvoering van de telastegelegde feiten heeft gehandeld onder invloed van een heftige gemoedsbeweging die voorbedachten rade uitsluit.
Uit het bewezenverklaarde volgt reeds dat het hof zich met dit betoog niet kan verenigen.
Naar het oordeel van het hof is op grond van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen deze stelling van de verdediging niet aannemelijk.
Voor de aanwezigheid van een heftige gemoedsbeweging bij verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten bieden noch de door verdachte afgelegde verklaringen, noch de bevindingen van de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum, zoals neergelegd in de hieronder aangehaalde rapportage van 27 juni 2003, enige steun. Dat verdachte enkele minuten na zijn vertrek bij de Matrixx reeds heeft gebeld met een vriendin met het doel een vuurwapen te bemachtigen en dat verdachte nadat hij het vuurwapen heeft bemachtigd zich weer heeft begeven naar de Matrixx, alwaar hij bij de ingang van de Matrixx vrijwel direct het vuur heeft geopend op de twee aanwezige portiers, duidt daarentegen juist op planmatig handelen bij verdachte en daarmee op voorbedachten rade.
Door diverse getuigen is voorts verklaard over uitlatingen die verdachte heeft gedaan op het moment dat verdachte uit de Matrixx werd gezet en op het moment dat verdachte na terugkeer bij de discotheek tot de fatale daad is overgegaan. Wanneer verdachte eerder die nacht uit de Matrixx wordt verwijderd roept hij volgens getuigen onder meer “Pas maar op, ik schiet jullie allemaal kapot” en/of “Ik ben over vijf minuten terug. Ik haal een pistool en ik schiet jullie kapot”. Ten tijde van de fatale schietpartij verklaren getuigen dat zij verdachte onder meer horen zeggen: “Dit krijg je als je je met mij bemoeit” en “Een beetje bij de hand doen tegen mij”. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte ook toegegeven tenminste één opmerking van deze strekking te hebben gemaakt. Deze uitlatingen, zeker in onderling verband en samenhang bezien, leveren eveneens bewijs dat bij verdachte sprake is geweest van voorbedachten rade.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Moord.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot:
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is door P.K.J. Ronhaar, psychiater, en E.H. Ameling, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, op 27 juni 2003 een rapportage uitgebracht. Deze rapportage houdt als bevindingen en conclusies, zakelijk weergegeven, onder meer in:
Betrokkene is een laaggemiddeld intelligente, 30-jarige man van Antilliaanse afkomst die sinds zijn vijfde jaar in Nederland woont, bij wie sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Betrokkene heeft compensatoire vaardigheden – hij kan sociaal vaardig, correct en vriendelijk in de omgang zijn -, waardoor deze kenmerken soms aan het oog worden onttrokken.
De antisociale trekken zijn niettemin zichtbaar in het zeer frequente criminele gedrag, zijn neiging te verheimelijken, het functionele en soms instrumentele gebruik van relaties en het overwegend ontbreken van schuld- of spijtgevoelens. De narcistische kenmerken zijn vooral zichtbaar in zijn (verborgen) superioriteitsgevoelens, zijn soms hooghartige opstelling naar anderen en zijn overtuiging dat anderen jaloers zijn op wat hij in materiële zin bereikt heeft. Hoewel betrokkene in direct contact krenkbaar is als hij zich onheus bejegend voelt, is hij over het algemeen geneigd zijn boosheid hierover niet rechtstreeks te uiten.
De kern van betrokkenes problematiek is narcistisch van aard en draait om zijn broze gevoel van eigenwaarde. Dit wordt voor de buitenwereld afgeschermd door de superioriteitsgevoelens en de hooghartige opstelling. De antisociale kenmerken staan in dienst van de narcistische problematiek.
Ten tijde van het telastegelegde (indien bewezen) was van bovengenoemde stoornis eveneens sprake. De doorwerking hiervan is echter vooral zichtbaar in de aanloop tot het telastegelegde. Betrokkene voelde zich (opnieuw) vernederd en gekrenkt door de wijze waarop hij was bejegend door enkele portiers van de Matrixx, die naar zijn zeggen al langer jaloers op hem waren en hem in zijn beleving dienovereenkomstig behandelden. Dat hij – in tegenstelling tot zijn vriend – niet opnieuw naar binnen mocht was eveneens krenkend; dat hij vervolgens de auto van deze vriend per ongeluk beschadigde, heeft zijn boosheid eerder doen toenemen dan afnemen.
Terwijl de directe relatie met de krenkingen door het tijdsbeloop afnam, heeft betrokkene moeite gedaan om in het bezit van een vuurwapen te komen, waarna de fatale schietpartij plaatsvond. Omdat de doorwerking van de stoornis in het telastegelegde van beperkte omvang is geweest, achten wij betrokkene voor het telastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof verenigt zich met de conclusie van de rapporteurs dat betrokkene het telastegelegde enigszins verminderd kan worden toegerekend en maakt deze conclusie tot de zijne.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder acht geslagen op voormelde rapportage van E.H. Ameling en P.K.J. Ronhaar van het Pieter Baan Centrum, op het verdachte betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 25 februari 2004, alsmede op de navolgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is nadat hij - in zijn ogen ten onrechte – door een drietal portiers uit de discotheek Matrixx te Nijmegen is verwijderd, met de auto naar het centrum van Nijmegen gereden. Onderweg heeft hij met zijn vriendin en met een bekende gebeld om een vuurwapen te bemachtigen. Nadat hij autopech heeft gekregen, heeft hij de desbetreffende vriendin bewogen hem het vuurwapen te bezorgen en hem in haar auto naar de Matrixx te brengen. Na aankomst bij de Matrixx is verdachte uitgestapt en is hij rustig naar de ingang van de discotheek gelopen. Op dat moment bevonden zich rond sluitingstijd veel mensen bij de toegangsdeur van de discotheek. Bij de ingang aangekomen heeft verdachte na kalm beraad en rustig overleg met het vuurwapen meerdere malen gericht op de daar aanwezige twee portiers geschoten. Zijn schoten hebben een verwoestend resultaat: één van de portiers, [naam slachtoffer 1], wordt gedood en de andere portier, [naam slachtoffer 2], raakt zwaargewond. Het lijkt daarbij aan weinig meer dan toeval te danken dat [naam slachtoffer 2] de schietpartij heeft overleefd. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het zwaarste commune delict dat in het Wetboek van Strafrecht is opgenomen, eenmaal in voltooide vorm en eenmaal als poging.
De aanleiding voor het bewezenverklaard handelen van verdachte is futiel geweest: een geschil met twee portiers over de verwijdering van verdachte eerder die avond. Daartegenover staat in de eerste plaats het buitengewoon zware, onherstelbare leed dat verdachte heeft toegebracht aan de nabestaanden van de overleden portier, [naam slachtoffer 1]. Voorts zal de tweede portier, [naam slachtoffer 2], met zijn naasten - zo valt aan te nemen - de rest van zijn leven de fysieke en psychische gevolgen van de gebeurtenissen op 3 november 2002 moeten dragen. Ook de personen die getuige zijn geweest van de schietpartij hebben een buitengewoon traumatische ervaring te verwerken gekregen. Daarbij gaan de gedachten in het bijzonder uit naar degenen die als portier nauw met beide slachtoffers hebben samengewerkt. De ervaring leert dat voor al deze betrokkenen de gevolgen van een dergelijke ervaring veelal nog vele jaren, wellicht zelfs gedurende de rest van hun leven, merkbaar zullen zijn.
Het schietincident heeft ook buiten de kring van direct betrokkenen in en om Nijmegen veel beroering veroorzaakt. De rechtsorde is door het bewezenverklaarde handelen van verdachte in ernstige mate geschokt. Gelet hierop komt naar het oordeel van het hof slechts oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur in aanmerking.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf straf heeft het hof voorts, ten voordele van verdachte, acht geslagen op het feit dat het bewezenverklaarde verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend, alsmede op de omstandigheid dat verdachte niet eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. Ten slotte heeft het hof in haar overwegingen over de strafmaat betrokken de straffen die in het recente verleden in soortgelijke strafzaken aan anderen zijn opgelegd.
Alle hierboven genoemde feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, komt het hof tot oplegging aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 215,= ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan [naam slachtoffer 2} toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam slachtoffer 2], te betalen een bedrag van EUR 215,00 (tweehonderdvijftien euro).
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voor zover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [naam slachtoffer 2], een bedrag te betalen van EUR 215,00 (tweehonderdvijftien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Boekhorst Carrillo, voorzitter,
mrs De Vries en Gillissen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van de Woestijne, griffier,
en op 23 maart 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.