GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.168.301/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3493419 \ OV VERZ 14-87)
beschikking van de eerste kamer van 13 augustus 2015
VvE [naam VvE] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: verwerende partij,
hierna: de VvE Ondersplitsing,
advocaat: mr. A.A. Westers, kantoorhoudend te Groningen,
1 [appellant 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [appellante 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [appellante 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
4. [appellant 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
5. [appellante 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
6. [appellant 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
7. [appellant 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: verzoekers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. N.A.E. Adema, kantoorhoudend te Groningen.
2 Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 14 april 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 27 mei 2015;
- een faxbericht van 11 juni 2015 van mr. Adema;
- een journaalbericht van 11 juni 2015 van mr. Westers.
2.2
Uit het faxbericht van 11 juni 2015 van mr. Adema en het journaalbericht van
11 juni 2015 van mr. Westers blijkt dat zowel de VvE als [appellanten] hebben afgezien van een mondelinge behandeling, zodat de zaak op de stukken zal worden afgedaan.
4 De beoordeling van het geschil
4.1
[appellanten] hebben de kantonrechter verzocht het besluit van de VvE Ondersplitsing van 15 september 2014 nietig te verklaren, althans te vernietigen. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking verklaard dat het besluit nietig is. Met de grieven komt de VvE Ondersplitsing op tegen deze beschikking.
4.2
Het hof stelt bij de bespreking van de grieven, net als in het hiervoor vermelde arrest van 30 juni jl. is gebeurd, het volgende voorop.
Onder een appartementsrecht wordt verstaan, aldus artikel 5:106 lid 4 BW: ‘een aandeel in de goederen die in de splitsing zijn betrokken, dat de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of worden om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt’. Splitsing in appartementsrechten geschiedt bij notariële akte gevolgd door inschrijving van die akte in de openbare registers (artikel 5:109 lid 1 BW). De akte moet een nauwkeurige omschrijving bevatten van de gedeelten van de onroerende zaken die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt (artikel 5:111 aanhef en onder b BW). Deze omschrijving kan plaatsvinden door verwijzing naar de in artikel 5:109 lid 2 BW bedoelde tekening die aan de minuut van de akte van splitsing moet worden gehecht en die de begrenzing aangeeft van de onderscheiden gedeelten van het gebouw en de grond die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht zal zijn begrepen. De splitsingsakte moet tevens een reglement bevatten. De ten aanzien van de verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid verlangt dat verkrijgers van een (beperkt recht op een) appartementsrecht zich door raadpleging van de openbare registers op de hoogte kunnen stellen van de feiten die voor de (goederenrechtelijke) rechtstoestand van het appartementsrecht van belang zijn. Criterium daarbij is dat de akte van splitsing een juist beeld moet geven van de omvang van de rechten en verplichtingen van de appartementsgerechtigden.
Voorts is van belang dat op grond van artikel 5:139 BW wijziging van de akte van splitsing slechts kan geschieden met medewerking van alle appartementseigenaren. Sinds 2005 heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat een wijziging van de splitsingsakte ook tot stand kan worden gebracht met toestemming van 4/5de deel van het totaal aantal aan de appartementseigenaren toekomende stemmen (artikel 5:139 lid 2 BW). Volgens vaste rechtspraak is voor een wijziging in de constructie of in de omgrenzing van (delen van) het gebouw die gevolgen hebben voor de goederenrechtelijke situatie een wijziging van de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening vereist, tenzij de veranderingen van tijdelijke aard zijn en zich lenen voor herstel (HR 7 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5405). Ten slotte is van belang dat artikel 2:14 BW, waarin onder meer wordt bepaald dat een besluit van een rechtspersoon dat in strijd is met de statuten nietig is, krachtens artikel 5:124 BW ook van toepassing is op de besluiten van verenigingen van eigenaars. Op grond van artikel 5:129 BW wordt voor de toepassing van artikel 2:14 BW de akte van splitsing gelijk gesteld met de statuten. Besluiten van verenigingen van eigenaars zijn dus nietig wanneer zij in strijd zijn met de akte van splitsing, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
4.3
De kantonrechter heeft aan het slot van rechtsoverweging 4.3 vastgesteld dat het voorstel er op neerkomt van zeven separate parkeerplaatsen één fietsenstalling met een bouwkundige voorziening ter afsluiting wordt gemaakt. Tegen die vaststelling is geen grief gericht, zodat het hof daarvan heeft uit te gaan. De VvE Ondersplitsing komt met grief I wel op tegen het oordeel van de kantonrechter dat aldus sprake is van een wijziging in de begrenzing en in de constructie waarvoor een wijziging van de splitsingsakte en tekening is vereist. De grief faalt. In het voorstel worden van zeven aparte parkeervlakken één overdekte fietsenstalling met een bouwkundige voorziening ter afsluiting gemaakt. Daardoor is de begrenzing tussen de afzonderlijke parkeerplaatsen geheel verdwenen. Er is nog slechts sprake van een begrenzing (bestaande uit de buitenzijde van de fietsenstalling en de constructie ter afsluiting daarvan) tussen de zeven parkeervlakken tezamen en de overige algemene gedeelten en parkeervlakken op het parkeerterrein. Dat binnen de fietsenstalling nog een begrenzing is aangehouden, is gesteld noch gebleken. Aldus voldoet de feitelijke situatie niet meer aan de situatie op de tekening bij de akte van splitsing, waarop de zeven parkeervlakken zijn aangegeven als onderscheiden delen van het gebouw die elk als afzonderlijk geheel worden gebruikt en wordt de in de splitsingsakte (en de daaraan gehechte tekening) vastgelegde bestemming gewijzigd. Voor een dergelijke wijziging is een wijziging van de akte van splitsing vereist.
4.4
De VvE Ondersplitsing heeft betoogd dat sprake is van een tijdelijke constructie die gemakkelijk ongedaan kan worden gemaakt, zodat geen sprake is van een afwijking in de bestemming. Er is volgens haar sprake van een houten fietsenstalling. [appellanten] hebben dat bestreden. Volgens hen is sprake van een constructie van hout en staal, die bezwaarlijk valt te beschouwen als een tijdelijk bouwwerk. Het hof stelt vast dat uit de door de VvE Ondersplitsing in eerste aanleg overgelegde foto’s volgt dat een fors bouwwerk op de parkeerplaatsen is geplaatst. Dat bouwwerk is niet alleen opgetrokken van hout, maar ook van staal en heeft een bitumen dakbedekking. Het imponeert niet als een tijdelijk bouwwerk en kan zeker niet gedeeltelijk worden afgebroken wanneer een van de parkeervlakken zou worden overgedragen aan een derde. Onder deze omstandigheden heeft de VvE Ondersplitsing haar stelling dat sprake is van een tijdelijk bouwwerk, dat gemakkelijk kan worden afgebroken, onvoldoende onderbouwd. Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen in de hiervoor aangehaalde rechtsoverweging 4.8 van het arrest van 30 juni 2015 dienaangaande is overwogen.
4.5
De vrijheid van een appartementseigenaar om zijn privégedeelte zelf te gebruiken of aan een ander in gebruik te geven, strekt - anders dan de VvE Ondersplitsing lijkt te veronderstellen - niet zo ver dat indien dat gebruik een wijziging van de akte van splitsing noodzakelijk maakt, die wijziging achterwege kan blijven.
4.6
Ook indien het gebruik van de parkeerplaatsen voor het gebruik van het parkeren van nadere voertuigen dan motorvoertuigen is toegestaan, zoals de VvE Ondersplitsing betoogt, is het gebruik van afzonderlijke parkeerplaatsen voor een voorziening ten behoeve van de fietsen en scootmobielen van de eigenaren/gebruikers meerdere appartementen tezamen een gebruik dat in strijd is met de bestemming van de parkeerplaatsen. Het bestreden besluit van de VvE Ondersplitsing voorziet reeds om die reden in een van de bestemming afwijkend gebruik van de parkeerplaatsen. Reeds om die reden faalt grief II.
4.7
Artikel 25 van het Modelreglement bepaalt dat de privégedeelten dienen te worden gebruikt overeenkomstig de daaraan in de akte gegeven bestemming, maar voorziet in een afwijkend gebruik, mits de vergadering van eigenaren toestemming geeft voor dat afwijkend gebruik. Volgens de VvE Ondersplitsing moet het bestreden besluit worden gezien als een dergelijk besluit tot toestemming voor afwijkend gebruik, waarvoor een gewone meerderheid van stemmen is vereist. De kantonrechter heeft de VvE Ondersplitsing daarin niet gevolgd. Met grief III komt de VvE Ondersplitsing op tegen het oordeel van de kantonrechter op dit punt.
4.8
De grief faalt. In artikel 25 van het Modelreglement is weliswaar bepaald dat een van de bestemming afwijkend gebruik met toestemming van de vergadering van eigenaren is toegestaan, maar die bepaling regelt niet dat de bestemming zelf kan worden gewijzigd. Hiervoor is overwogen dat voor de door de VvE Ondersplitsing voorgestane wijziging van de bestemming de akte van splitsing moet worden gewijzigd. Voor een wijziging van de akte van splitsing is de medewerking van alle appartementseigenaren (artikel 5:139 lid 1 BW) dan wel van het bestuur van de VvE Ondersplitsing en van 4/5de deel van het aantal stemmen (artikel 5:139 lid 2 BW) vereist. Dat een gekwalificeerde meerderheid is vereist, ligt gelet op het ingrijpende karakter van een dergelijk besluit, dat goederenrechtelijke gevolgen heeft voor alle appartementseigenaren, ook wel voor de hand. Indien een besluit tot goedkeuring op grond van artikel 25 Modelreglement voldoende zou zijn, zoals de VvE Ondersplitsing betoogt, zou de regeling van artikel 5:139 BW, worden ondermijnd.
4.9
In grief IV beroept de VvE Ondersplitsing zich op artikel 6a en 6b van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH). Volgens de VvE Ondersplitsing verbieden deze bepalingen ‘specifiek ten aanzien van appartementsrechten’ het maken van onderscheid, en het beperken van het gebruik van privégedeelten, vanwege handicap. Dit verbod treft de akte van splitsing, het Modelreglement en de uitvoering van de akte. De kantonrechter heeft het beroep van de VvE Ondersplitsing op deze bepaling ten onrechte verworpen, meent de VvE Ondersplitsing.
4.10
Het hof neemt aan dat de VvE Ondersplitsing doelt op artikel 6b aanhef en onder d.
WGBH, dat het maken van onderscheid op grond van handicap bij het opmaken, uitvoeren of wijzigen van een splitsingsreglement verbiedt. In de wetsgeschiedenis is over deze bepaling, die naar aanleiding van het advies van de Raad van State aan het wetsvoorstel tot aanpassing van de WGBH is toegevoegd (vgl. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 859, nr. 4, blz. 3/4) vrijwel niets te vinden. In de memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 859, nr. 3, blz. 10) is slechts vermeld:
“Onderdeel d bepaalt dat het verboden is onderscheid te maken bij het opmaken, uitvoeren of wijzigen van een reglement als bedoeld in artikel 111, onder d, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.’
4.11
Het ligt niet voor de hand, en volgt ook niet uit de (zeer) summiere wetsgeschiedenis van artikel 6b aanhef en onder d. WGBH, dat de door de wet vereiste gekwalificeerde meerderheid voor een besluit tot wijziging van het reglement van splitsing niet van toepassing is indien dat besluit in het voordeel is van een (of meer) gehandicapte(n) of chronisch zieke(n). Het hof laat nog daar dat bij de door de VvE Ondersplitsing voorgestane uitleg van artikel 6b onder d. WGBH juist wel onderscheid wordt gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte.
4.12
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het handhaven van de bestemming van de afzonderlijke parkeerplaatsen er aan in de weg staat dat de gehandicapte bewoners van de appartementen de parkeerplaatsen kunnen gebruiken voor het parkeren van hun scootmobielen.
4.13
Ook deze grief faalt.
4.14
Grief V heeft naast de andere grieven geen zelfstandige betekenis en deelt dan ook het lot van die grieven.
4.15
De slotsom is dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. De VvE Ondersplitsing is ook in hoger beroep de in het ongelijk gestelde partij en zal om die reden worden verwezen in de proceskosten van het geding in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief II).