4.1
In de Verordening is onder meer het volgende opgenomen:
“Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
b. groepsaccommodaties: verblijven, bestemd voor en gebezigd als verblijf van groepen van tien of meer personen.
(…)
Artikel 2 Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, bed & breakfast-accommodaties, conferentieoorden, vakantie-onderkomens, groeps-accommodaties, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.
(…)
Artikel 8 Belastingtarief
2. Als de maatstaf van heffing is vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen bedraagt het tarief per overnachting:
a. in een groepsaccommodatie, in een mobiel kampeeronderkomen en in een stacaravan € 0,80;
b. in een vakantie-onderkomen, in een niet beroepsmatig verhuurde ruimte, in een pension en in een bed & breakfast-accommodatie € 1,25;
c. in een hotel en in een conferentieoord in de geen, één of twee sterrencategorie € 1,65 (voor 2011 € 1,70);
d. in een hotel en in een conferentieoord in de drie, vier of vijf sterrencategorie € 2,15 (voor 2011 € 2,20).”
4.3
De heffingsambtenaar voert daartoe aan dat het verblijf met overnachten binnen de gemeente op zichzelf als belastbaar feit in de zin van artikel 2 van de Verordening moet worden aangemerkt en dat de in dat artikel en artikel 8 gegeven opsomming van categorieën accommodaties slechts van belang is voor de tariefindeling. De heffingsambtenaar heeft voorts gesteld dat de in artikel 2 genoemde begrippen niet eenduidig zijn maar enigszins in elkaar overlopen, dat de accommodatie van belanghebbende kenmerken heeft van meerdere categorieën, namelijk hotel, conferentieoord, bed & breakfast en groepsaccommodatie, en dat daarom aansluiting moet worden gezocht bij die categorie die in dit geval het beste aansluit. Op basis van spraakgebruik, feitelijk gebruik, presentatie en voorzieningenniveau - zoals de door belanghebbende aangeboden hotelfaciliteiten - dient de onderhavige accommodatie naar de mening van de heffingsambtenaar te worden gekwalificeerd als conferentieoord. Aansluiting bij de categorie groepsaccommodaties ligt volgens de heffingsambtenaar niet voor de hand omdat die categorie ziet op accommodaties die tegen één tarief worden aangeboden aan volledig zelfverzorgende groepen. Om die reden is belanghebbende ook niet vergelijkbaar met [D]. Voorts stelt de heffingsambtenaar dat de indeling volgens het Bestemmingsplan in het kader van de onderhavige procedure niet relevant is.
4.4
Belanghebbende stelt daartegenover dat haar feitelijke activiteiten, overeenkomstig haar primaire doelstelling, voor het overgrote deel bestaan uit het organiseren en faciliteren van cursussen, opleidingen, workshops en retraites aan groepen van minimaal tien personen, dat de door haar geboden faciliteiten en service/dienstverlening niet het niveau hebben dat een hotel of conferentieoord biedt en voorts dat de gemeente haar in het kader van het bestemmingsplan niet als conferentieoord maar als cursuscentrum heeft ingedeeld en haar ook een gebruiksvergunning heeft verleend voor gebruik als cursuscentrum. Nu een cursuscentrum niet valt onder één van de in artikel 2 van de Verordening genoemde categorieën, is zij primair van mening dat geen sprake van een belastbaar feit. Subsidiair stelt belanghebbende dat haar accommodatie bestemd is voor en feitelijk gebruikt wordt door groepen van minimaal tien personen, zodat zij dient te worden aangemerkt als groepsaccommodatie in de zin van artikel 1, onder b, van de Verordening. Voor zover zij wel als conferentieoord moet worden aangemerkt beroept belanghebbende zich op het gelijkheidsbeginsel omdat met haar vergelijkbare accommodaties zoals [D], op grond van het beleid van de gemeente als groepsaccommodaties worden aangemerkt.
4.4
Anders dan de heffingsambtenaar, is het Hof van oordeel dat het in artikel 2 van de Verordening omschreven belastbare feit niet bestaat uit het enkele “houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente”, maar dat dit verblijf bovendien dient plaats te vinden in de in dat artikel opgesomde categorieën van accommodaties. Deze opsomming kan, nu daarin een zogenoemde restcategorie ontbreekt, niet anders worden gelezen dan als limitatief bedoeld. Voorts is in artikel 8 van de Verordening voor de diverse soorten accommodaties een verschillend tarief vastgesteld. Een en ander brengt mee dat op de heffingsambtenaar moet bewijzen tot welke van de in artikel 2 van de Verordening genoemde categorieën van accommodaties het door belanghebbende geëxploiteerde centrum behoort.
4.5
Naar het oordeel van het Hof is de heffingsambtenaar niet in deze bewijslast geslaagd. Een aantal van de in de Verordening gehanteerde begrippen, waaronder hotels, pensions, bed & breakfast-accommodaties en conferentieoorden, is niet in de Verordening gedefinieerd, terwijl deze begrippen bovendien, naar de heffingsambtenaar heeft toegelicht, niet eenduidig zijn, maar (enigszins) in elkaar overlopen. De heffingsambtenaar heeft vervolgens een viertal criteria gezocht, op basis waarvan hij concludeert dat voor de kwalificatie van de onderhavige accommodatie aansluiting moet worden gezocht bij een conferentieoord. Daarmee heeft de heffingsambtenaar echter, mede gezien de gemotiveerde betwisting hiervan door belanghebbende, onvoldoende aangevoerd om het onderhavige centrum exclusief onder één van de in artikel 2 van de Verordening genoemde categorieën accommodaties te scharen.
Voor zover het centrum onder meerdere categorieën kan worden ondergebracht is onduidelijk welk, in artikel 8 van de Verordening genoemde, tarief op dit object moet worden toegepast.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de Verordening naar het oordeel van het Hof geen rechtsgeldige basis biedt voor de opgelegde aanslagen.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.