GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.133.595/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 354548 \ CV EXPL 12-4731)
arrest van de tweede kamer van 27 mei 2014
[appellant]
,
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. J.J. Lauwen, kantoorhoudend te Oss,
Unigarant N.V.,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage, kantoorhoudend te Hoogeveen,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Unigarant,
advocaat: mr. D.D. Markvoort, kantoorhoudend te Hoogeveen.
2 Het geding in hoger beroep
2.1
Bij arrest van 25 februari 2014 heeft het hof een comparitie bepaald. Op verzoek van het hof is door [appellant] bij fax van 8 april 2014 een volledig exemplaar van de Polisvoorwaarden Autoverzekering AUT ANB overgelegd (prod. 4 dagvaarding in eerste aanleg). De comparitie heeft plaatsgevonden op 8 april 2014. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Vervolgens hebben partijen afgezien van fourneren en heeft het hof arrest bepaald op het comparitiedossier.
2.2
De vordering van [appellant] in principaal hoger beroep luidt:
"het vonnis gewezen door de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen d.d. 4 juni 2013 tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van appellant als opgenomen in de inleidende dagvaarding in prima alsnog toe te wijzen zo nodig met verbetering van gronden met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties, één en ander en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
2.3
De vordering van Unigarant in incidenteel hoger beroep luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep bekrachtigt, al dan niet met wijziging en/of aanvulling van de gronden, en appellante veroordeelt in de kosten van het hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van het arrest, en in de nakosten."
3 De feiten en het incidenteel appel
3.1
In het incidenteel hoger beroep is één grief opgeworpen. Deze is gericht tegen het door de kantonrechter in zijn vonnis van 4 juni 2013 onder 2.2. vastgestelde feiten. Daarin is overwogen dat [appellant] de BMW X5 heeft gekocht voor een bedrag van € 51.500,-. Volgens Unigarant heeft niet [appellant] maar de leasemaatschappij "Lease Unlimited" de auto gekocht en is daarvan eigenaar is geworden. Uit de overgelegde facturen en de leaseovereenkomst (prod. 3 inleidende dagvaarding) blijkt echter dat [appellant] een bedrag aan de leasemaatschappij heeft voldaan, waarna de leasemaatschappij de auto heeft gekocht, daarvan eigenaar werd en in lease heeft gegeven aan [appellant]. Ten onrechte is [appellant] in r.o. 2.2. aangemerkt als eigenaar van de auto. In zoverre treft de grief doel, het incidenteel appel leidt echter niet tot een ander dictum. Met inachtneming van hetgeen door partijen naar voren is gebracht staan de volgende feiten, als gesteld en onvoldoende weersproken, vast.
3.2
Op 15 januari 2008 heeft [appellant] met leasemaatschappij "Lease Unlimited" een operational leaseovereenkomst gesloten terzake van een auto, merk: BMW, type: X5, bouwjaar 2004, [kenteken] (hierna: de auto), voor de duur van 24 maanden tegen een leasesom van € 409,- per maand. [appellant] heeft daarnaast een bedrag ineens van
€ 22.500,- inclusief btw aan de leasemaatschappij voldaan. De leasemaatschappij heeft vervolgens de auto gekocht voor een bedrag van € 50.445,- en in eigendom overgedragen gekregen. Zij heeft de auto in lease gegeven aan [appellant]. Met de leasemaatschappij was overeengekomen dat [appellant] aan het einde van de looptijd van de leaseovereenkomst tegen betaling van een bedrag van € 25.000,- inclusief btw de auto in eigendom kon verkrijgen.
3.3
[appellant] heeft telefonisch aan Unigarant doorgegeven dat hij de auto wilde verzekeren. De toenmalige auto van [appellant], een BMW X3, werd daarbij als verzekerd object door de auto vervangen. Op 15 januari 2008 heeft Unigarant aan [appellant] hiervoor een polis afgegeven, waarbij vermeld staat dat de auto "Casco Compleet" is verzekerd en is afgegeven "ivm ander motorvoertuig". Op 17 september 2009 is een nieuw polisblad afgegeven terzake van de auto waarop onder meer staat vermeld: "Afgegeven i.v.m : Premiewijziging en verlenging nieuwe voorwaarden" verder staat vermeld: "Volledig Casco: Verzekerd" en "Aanschafwaardegarantie: Drie jaar."
3.4
Op de verzekeringsovereenkomst zijn de ´Polisvoorwaarden Autoverzekering AUT ANB´ (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. Daarin staat onder meer vermeld:
Artikel 25. Bijzondere uitsluitingen
In onderstaande situaties is schade niet verzekerd.
1. (…)
2. (…)
3. Kentekenregistratie
Bij een schadegebeurtenis, terwijl uit het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) blijkt dat u niet ingeschreven bent als eigenaar dan wel houder van de auto en niet belanghebbende bent.”
(…)
Artikel 31. Dekking en schadevergoeding
(…)
2. aanschafwaardegarantieregeling
Om voor vergoeding van de aanschafwaarde in aanmerking te komen moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de auto is ouder dan twaalf maanden;
b. de aanschafwaarde is maximaal € 50.000,-;
c,. de auto is niet geleased;
d. de originele aankoopnota van een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven autobedrijf wordt overgelegd;
(…)
Als de schade ontstaat in de periode van 13 tot en met 36 maanden na de aankoopdatum van de auto, is de afschrijving van iedere volledig verstreken maand:
(…)
2. 1,25 % over de aanschafwaarde gedurende de periode van 25 t/m 36 maanden.
(…)
3. Indien de cataloguswaarde hoger is dan € 50.000,- geldt dezelfde waardevaststelling als bepaald in artikel 31.3.2. In dat geval wordt echter voor de schadevergoeding uitgegaan van een aanschafwaarde van maximaal € 50.000,- (…)
3 JAAR AANSCHAFWAARDEGARANTIE
Artikel 32. Schadevergoeding totaal verlies bij Volledig Casco
1. Om voor vergoeding van de aanschafwaarde in aanmerking te komen moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. De schade ontstaat binnen 36 maanden na aankoopdatum van de auto.
b. De aanschafwaarde is maximaal € 50.000,-;
c. De auto wordt niet gebruikt als taxi, voor rijlessen, verhuur en leasedoeleinden;
d. de originele aankoopnota van een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven autobedrijf wordt overgelegd;
(…)
2. Indien de cataloguswaarde hoger is dan € 50.000,- geldt dezelfde waardevaststelling als bepaald in artikel 31.3.b.2. In dat geval wordt echter voor de schadevergoeding uitgegaan van een aanschafwaarde van maximaal € 50.000,- (…)
3.5
Op 16 januari 2010 heeft [appellant] een eenzijdig ongeval gehad, waarna de auto "total loss" is verklaard.
3.6
Op 22 januari 2010 heeft Lease Unlimited aan Unigarant verzocht de schadepenningen terzake het ongeval van 16 januari 2010 met betrekking tot de aan de haar in eigendom toebehorende auto over te maken.
3.7
Unigarant heeft de dagwaarde van de auto ten tijde van het ongeval gesteld op
€ 26.000,- en een schade-uitkering gedaan ter hoogte van € 25.186,- aan Lease Unlimited en € 814,- aan [appellant].
3.8
Unigarant heeft het verzoek van [appellant] om over te gaan tot vergoeding van de aanschafwaarde afgewezen.
4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1
[appellant] vordert dat Unigarant een bedrag van € 25.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten zal betalen.
4.2
Unigarant betwist dat zij gehouden is de aanschafwaarde van de auto te vergoeden nu zij niet wist dat het een leaseauto betrof en de aanschafwaarderegeling (hierna: de garantieregeling) niet geldt voor leaseauto's. Zij stelt dat zij uit coulance de dagwaarde van de auto heeft vergoed.
4.3
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Unigarant op basis van artikel 31 van de polisvoorwaarden niet is gehouden tot vergoeding van de aanschafwaarde. Ook anderszins is Unigarant niet toerekenbaar tekort geschoten, dan wel heeft zij onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.
5 Het principaal appel
5.1
[appellant] heeft in het principaal hoger beroep twee grieven gericht tegen het vonnis van de kantonrechter.
5.2
Grief 1: Inleiding
5.2.1
Grief 1 is gericht tegen de overwegingen onder 4.3., 4.4. en 4.5. [appellant] stelt dat tussen partijen een verzekeringsovereenkomst met een aanschafwaardegarantieregeling tot stand is gekomen. Unigarant wist dat de te verzekeren auto was geleased en [appellant] mocht erop vertrouwen dat geen beroep zou worden gedaan op de regeling in artikel 31 polisvoorwaarden. Indien artikel 31 polisvoorwaarden onverkort van toepassing was had Unigarant, aldus [appellant], hem daarop moeten wijzen. Door dat niet te doen is zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en heeft zij onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld.
5.2.2
De grondslag die [appellant] daarmee kiest voor zijn vordering is drieledig. In de eerste plaats baseert hij zich op een verplichting tot nakoming door Unigarant. Ten aanzien van de door hem gestelde mededelingen aan Unigarant dat het om een leaseauto ging is [appellant] niet geheel helder. Het hof begrijpt het betoog van [appellant] in die zin dat Unigarant geen beroep kan doen op artikel 31 polisvoorwaarden omdat [appellant] aan Unigarant heeft meegedeeld dat het om een leaseauto ging. Subsidiair dat Unigarant door [appellant] niet te waarschuwen voor de regeling in artikel 31 polisvoorwaarden een contractuele dan wel wettelijke (artikel 6:162 BW) zorgplicht jegens hem heeft geschonden.
5.2.3
Het hof zal beoordelen of de aanschafwaardegarantieregeling op de verzekeringsovereenkomst tussen partijen van toepassing is, wat deze inhoudt en of aan Unigarant een beroep toekomt op artikel 31 polisvoorwaarden. Ten slotte zal het hof beoordelen of Unigarant een zorgplicht jegens [appellant] heeft geschonden.
5.3
Grief 1: (Niet) nakoming van de overeenkomst
5.3.1
Aan de discussie tussen partijen aangaande de uitsluitingsgrond in artikel 25 lid 3 polisvoorwaarden gaat het hof voorbij. Hoewel Unigarant op dit artikel wijst, heeft zij niet met toepassing daarvan de (hele) uitkering geweigerd. Zij is immers bereid de dagwaarde minus de waarde van het wrak te vergoeden. Unigarant weigert wel, met een beroep op artikel 31 polisvoorwaarden (impliciet mede op artikel 32), de aanschafwaarde te vergoeden.
5.3.2
Dienaangaande overweegt het hof het volgende. Partijen zijn het er over eens dat een aanschafwaardegarantieregeling onderdeel uitmaakt van de verzekeringsovereenkomst. [appellant] baseert daarop immers zijn vordering en Unigarant beroept zich op artikel 31 polisvoorwaarden.
5.3.3
De overeenkomst op grond waarvan uitkering wordt gevorderd, is de voortzetting van een bestaande verzekeringsovereenkomst waarop artikel 31 en 32 van de polisvoorwaarden van toepassing waren. Gesteld noch gebleken is dat dit niet het geval was. Slechts het verzekerde object is gewijzigd van een BMW X3 in een BMW X5. De discussie tussen partijen komt er derhalve op neer of door die wijzing ook de toepasselijke voorwaarden zijn gewijzigd, te weten het vervallen van artikel 31 en 32 van de polisvoorwaarden.
5.3.4
Voor het aannemen van een zo vergaande consequentie, te weten dat Unigarant met [appellant] een ongeclausuleerde aanschafwaardegarantieregeling overeenkwam, heeft [appellant] te weinig gesteld. Hij stelt immers dat de toepasselijkheid van artikel 31 en 32 polisvoorwaarden verviel door zijn enkele mededeling dat de nieuwe auto een leaseauto was, namelijk in een telefoongesprek met de telefoniste van Unigarant en op een aanmeldingsformulier.
5.3.5
Op het hem vervolgens toegezonden polisblad was de aanschafwaardegarantieregeling ongewijzigd vermeld, te weten een aanduiding dat sprake was van een aanschafwaardegarantie zonder enige inhoudelijke uitwerking van dat begrip en een nadere uitwerking c.q. invulling daarvan in artikel 31 en 32 polisvoorwaarden, hetgeen overeenstemt met de bewoordingen van die bepalingen die beide als volgt aanvangen: “Om voor vergoeding van de aanschafwaarde in aanmerking te komen moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan”.
5.3.6
Zelfs als zou [appellant] tegen de telefoniste van Unigarant heeft gezegd dat sprake was van een leaseauto en hij dit bovendien heeft gemeld op een aanmeldingsformulier, mocht hij er niet op vertrouwen dat daarmee ook de genoemde ingrijpende wijziging in de contractuele verhouding tussen partijen tot stand werd gebracht, te weten een ongeclausuleerde aanschafwaardegarantie. Dit zou anders kunnen zijn indien tussen partijen uitdrukkelijk zou zijn afgesproken dat voor de nieuw te verzekeren auto geen sprake meer zou zijn van toepasselijkheid van artikel 31 en 32 polisvoorwaarden maar van een ongeclausuleerde garantieregeling.
5.3.7
Uit het vorenstaande volgt dat de artikelen 31 en 32 polisvoorwaarden onverkort op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn en dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar was dat Unigarant een beroep op die bepalingen deed. Dat geldt te meer daar Unigarant, zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, niet heeft hoeven te begrijpen dat [appellant] de overeenkomst niet wenste voort te zetten tegen dekking van de dagwaarde ook als [appellant] de gestelde mededeling heeft gedaan.
5.3.8
Nu onomstreden is dat de leaseauto van [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden voor de aanschafgarantie in artikel 31 en 32 polisvoorwaarden heeft [appellant] in beginsel geen aanspraak op vergoeding van de aanschafwaarde maar van de dagwaarde.
5.4
Grief 1: Schending van een zorgplicht?
5.4.1
Voor zover [appellant] zich beroept op schending door Unigarant van een op haar rustende contractuele verplichting om [appellant] te waarschuwen dat een leaseauto met een waarde van meer dan € 50.000,- niet onder de aanschafwaardegarantie viel, faalt dit betoog.
5.4.2
[appellant] laat na een bepaling in de verzekeringsovereenkomst aan te wijzen waaruit een dergelijke waarschuwingsverplichting op Unigarant wordt gelegd. Een dergelijke bepaling heeft het hof ook niet gelezen in het overgelegde polisblad met voorwaarden. Er zijn voorts onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om tot het oordeel te komen dat een dergelijke zorgplicht uit de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit (art. 6:248 lid 1 BW). Zie hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.3.
5.4.3
Voor zover [appellant] zich beroept op onrechtmatigheid in de zin van artikel 6:162 BW geldt dat hij ook op deze grond zijn vordering niet kan baseren. Daartoe is vereist dat een verweten gedraging of nalaten, de contractuele verhouding weggedacht, een onrechtmatige daad oplevert. In de onderhavige zaak wordt de onrechtmatigheid juist gezocht in een schending van een contractuele norm.
5.6
Grief 2 ziet op de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en heeft naast grief 1 geen zelfstandige betekenis.
5.7
[appellant] heeft in hoger beroep in algemene bewoordingen bewijs aangeboden van zijn stellingen. Het hof gaat aan dat bewijsaanbod voorbij, nu geen feiten zijn gesteld die aan het voorgaande kunnen afdoen.
5.8.
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
[appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep (2 punten, tarief II: € 894,-) voor salaris advocaat.
In het incidenteel appel blijft een kostenveroordeling achterwege omdat hetgeen daarbij is aangevoerd niet strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en binnen het principaal appel aan de orde kon worden gesteld.
5 De beslissing
Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 4 juni 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Unigarant vastgesteld op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 1.862,- voor verschotten; te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
- € 131,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. G. van Rijssen en mr. R.A. van der Pol en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 mei 2014.