[A] heeft ter zekerheid voor de aflossing van geldleningen, op de woning de volgende hypotheken verleend:
i) op 22 maart 2005 is aan de [a-bank] hypotheek verleend voor een bedrag tot € 450.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 157.500;
ii) op 24 mei 2006 is aan de [a-bank] een tweede hypotheek verleend voor een bedrag tot € 250.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 87.500;
iii) op 5 mei 2008 is aan de [a-bank] een derde hypotheek verleend voor een bedrag tot € 200.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 70.000;
iv) op 24 december 2008 is aan [C] BV een vierde hypotheek verleend voor een bedrag tot € 60.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 24.000;
v) op 14 april 2009 is aan de [a-bank] een vijfde hypotheek verleend voor een bedrag tot € 250.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 87.500;
vi) op 28 december 2009 is aan de Ontvanger van de Belastingdienst [.] wegens een belastingschuld van belanghebbende hypotheek verleend voor een bedrag tot € 113.636, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 68.181,60.