“4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat niet kan worden nagevorderd voor zover de utb betrekking heeft op aangiften die vóór 22 maart 2008 zijn gedaan. Gelet hierop dient de utb met
€ 2.429,21 te worden verminderd en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
4.2.
Ingevolge artikel 220, eerste lid, van het CDW wordt het bedrag aan rechten dat voortvloeit uit een douaneschuld dat niet is geboekt of lager is geboekt dan wettelijk verschuldigd is, alsnog achteraf geboekt. Genoemde boeking blijft ingevolge artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW, achterwege indien het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten niet was geboekt ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.
4.3.
De rechtbank zal ten eerste beoordelen of sprake is van een vergissing, en in dit kader achtereenvolgens de uitspraak op het bezwaar van [C] van 25 april 2000, waarop eiseres zich beroept, de bespreking met de Douane Rotterdam in 1999 en de controles in de jaren 2008 tot en met 2010 behandelen.
4.4.1.
In opdracht van eiseres heeft de douane-expediteur [C] op eigen naam en voor eigen rekening in 1999 drie aangiften ingediend die de Douane Rotterdam heeft beoordeeld en gecorrigeerd. Vervolgens zijn drie utb’s opgelegd. Tegen de utb’s heeft de aangever bezwaar aangetekend. Naar aanleiding van het bezwaar zijn van de volgende producten monsters opgevraagd (deze producten zijn te herkennen aan het kruisje dat de ambtenaar op de factuur heeft geplaatst):
- [AA-1]
- [BB-2]
- [CC-3]
- [DD-4]
- [EE-5]
De Douane Rotterdam heeft de bezwaren bij uitspraak van 25 april 2000 gegrond verklaard en de utb’s verminderd.
4.4.2.
De gedingstukken bevatten geen enkele aanwijzing dat de door eiseres gehanteerde indeling van de producten [BB-2], [DD-4] en [EE-5] is gecorrigeerd. Van de [BB-2] heeft verweerder onweersproken verklaard dat de indeling van dit product niet is gecorrigeerd, van de overige hiervoor genoemde producten kon eiseres niet aangeven waaruit zij afleidde dat de indeling daarvan wel zou zijn gecorrigeerd. De producten [AA-1] en [CC-3] worden in het controlerapport besproken. Uit de specificatie van de utb valt evenwel niet af te leiden of correcties voor deze producten zijn doorgevoerd, laat staan voor welke bedragen. De rechtbank gaat er wel van uit dat beide producten in de utb zijn opgenomen.
4.4.3.
De rechtbank is gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 oktober 2000, Sommer, zaak C-15199, Jurispr. 1-8989 en de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2009, nr. 07/10290 (LJN: BD4373) voor de producten [AA-1] en [CC-3] van oordeel dat deze eenmalige vergissing moet worden aangemerkt als een vergissing zoals bedoeld in artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW. De rechtbank voegt hier aan toe dat dit geldt voor alle producten met de hoofdaanduiding AK-l, dus ongeacht de hoeveelheid reservemessen die in dezelfde kleinhandelsverpakking is opgenomen. Deze vergissing is begaan jegens de aangever, de douane-expediteur [C], die immers op eigen naam en voor eigen rekening de aangiften heeft ingediend. De vergissing is dus niet jegens eiseres begaan zodat zij daaraan geen vertrouwen kan ontlenen. Anders dan bij directe vertegenwoordiging kan eiseres niet vereenzelvigd worden met de aangever (zie punt 66 in het arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Unie van 30 november 2006 in de zaak T-382/04, Heuschen & Schrouf).
4.5.1.
Namens eiseres is ter zitting verklaard dat in 1999 een bespreking heeft plaatsgevonden met de ambtenaren [D], [D] en [D] over de indeling van diverse typen messen. Ten behoeve van de bespreking heeft eiseres een bord gemaakt met daaraan bevestigd monsters van [HD] en [LD] (afbreekmessen van een bepaalde dikte), roterende messen (met handvat of voor gebruik in een machine) en diverse reservemessen. Op het bord is tijdens de bespreking per type de afgesproken GN-code geschreven. Deze indeling heeft eiseres sindsdien altijd gehanteerd. Ter zitting is bevestigd dat het bord na de bespreking aan eiseres is geretourneerd en vervolgens verloren is gegaan. Verweerder heeft geen enkele vastlegging van wat is besproken of beoordeeld en eiseres evenmin, zo is tijdens de zitting gebleken.
4.5.2.
Gelet op de grote aantallen soorten producten en types, in combinatie met de relatief en absoluut kleine omvang van het bord zoals dit tijdens de zitting is aangegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat destijds niet alle producten in de (toenmalige) catalogus zijn besproken, maar een kleine selectie daaruit. Niet precies duidelijk is om welke producten het gaat en of deze producten vanwege een geschil over de indeling in de utb zijn begrepen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, op wie in dezen de bewijslast rust, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de bespreking het vertrouwen heeft gewekt dat eiseres (bepaalde) producten waarvan de indeling via de utb is gecorrigeerd, juist had ingedeeld.
4.6.1.
Tot slot is aan de orde of eiseres aan de in de periode 2008 tot en met 2010 uitgevoerde controles het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de door haar gehanteerde codes juist waren. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de kopie van de factuur die aan elk dossier was gehecht, niet de kopie is die bij de fysieke controle is gebruikt. Deze kopieën zijn gemaakt tijdens de CNI en voorzien van aantekeningen van de controlerend ambtenaar, [E].
4.6.2.
De rechtbank stelt voorop dat aan de groen gevallen aangifte, een globale controle aan de hand van bescheiden, geen vertrouwen kan worden ontleend gelet op de aard van het geschil en de wijze waarop eiseres de goederen in de aangifte heeft omschreven. Een globale controle van de aangifte kan geen aanvullende gegevens hebben opgeleverd die voor de beoordeling van de indeling van belang is. Dit kan anders zijn voor de rood gevallen aangiften, maar slechts voor de producten die daadwerkelijk fysiek zijn opgenomen.
4.6.3.
Aan de hand van de beschikbare gegevens kan niet worden vastgesteld welke typen daadwerkelijk fysiek zijn opgenomen. In de bijlage bij het dossier 6373 staat wel een opsomming van de opgenomen typen, namelijk[BB-2], [FF-6] en [GG-7]/ [HH-8]. Het type[BB-2] is onder 4.4.2 besproken. Uit de bijlage bij de uitspraak op bezwaar kan worden afgeleid dat de indeling van de [GG-7]niet in geschil is. De overige typen komen nergens in de gedingstukken voor.
4.6.4.
De slotsom luidt dat de controles geen vergissing opleveren als bedoeld in artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW. De overige voorwaarden behoeven gelet op deze uitkomst geen bespreking.
4.7.
Nu de werking van het vertrouwensbeginsel binnen het douanerecht beperkt is tot toetsing aan de voorwaarden van artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW, kan de stelling over hetgeen tijdens het hoorgesprek zou zijn gezegd eiseres zelfs zonder inhoudelijke toetsing niet baten.”