arrest
___________________________________________________________________ _ _
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.133.446/01
zaaknummer rechtbank (Amsterdam) : 1411808 CV EXPL 13-3568
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 september 2014
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. A. Heijder te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEAFURY B.V.,
gevestigd te Katwijk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Zamri te Sassenheim.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna respectievelijk [X]en Seafury genoemd.
[X]is bij dagvaarding van 22 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, kamer voor kantonzaken, hierna ‘de kantonrechter’, van 25 juli 2013, in deze zaak onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen haar als gedaagde en Seafury als eiseres.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 25 juli 2014 doen bepleiten door hun in de aanhef van dit arrest genoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij deze gelegenheid hebben partijen enige vragen van het hof beantwoord.
[X]heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering van Seafury zal afwijzen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Seafury heeft geconcludeerd, kort gezegd, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
[X]heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.
3 Beoordeling
3.1.
Seafury drijft te Katwijk een onderneming waarin zij sloepen bouwt voor en verkoopt aan derden. Nadat hij tijdens een watersportbeurs met haar in contact was gekomen, heeft [Y], hierna ‘[Y]’, op 17 maart 2011 in gezelschap van zijn moeder en stiefvader een bezoek gebracht aan de onderneming van Seafury. Bij die gelegenheid is een overeenkomst tot stand gekomen waarbij Seafury een sloep van het type ‘Seafury 730 Comfort’, met bepaalde optionele voorzieningen, hierna ‘de sloep’, heeft verkocht. De koopprijs bedroeg € 43.650,- (volgens TWB) of € 46.540,- (volgens Seafury), beide bedragen inclusief btw. Seafury heeft de sloep op 29 april 2011 geleverd. Zij is toen feitelijk ter hand gesteld aan [Y].
3.2.
Bovenbedoelde koopovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. Zij is aan de zijde van de koper ondertekend door [Y]. In de kop van de overeenkomst was oorspronkelijk als naam van de koper vermeld ‘[Z]’. Onder die naam was het adres vermeld waarop [X]is gevestigd. Tijdens de pleidooien in hoger beroep is namens Seafury verklaard dat Seafury de kop van de overeenkomst naderhand heeft vervangen door een andere tekst, die zij daartoe van [Y], althans van diens stiefvader, had ontvangen. De vervangende tekst vermeldt als naam van de koper ‘De Winkelbeheer B.V.’, met hetzelfde adres als voordien. De vermelding van het type sloep, de omschrijving van de uitrusting daarvan en de ondertekening aan de zijde van de koper door [Y], zijn niet gewijzigd.
3.3.
Op 17 maart 2011 heeft [Y] een deel van de koopprijs van de sloep voldaan door middel van een aanbetaling van € 2.000,- in contanten. Een tweede deel van de koopprijs, te weten € 22.650,-, is voldaan op 1 april 2011 door bijschrijving van dat bedrag op een bankrekening van Seafury. Een derde deel van de koopprijs, te weten
€ 12.350,-, is voldaan op 6 april 2011 door bijschrijving daarvan op diezelfde bankrekening. De tweede en derde betaling zijn beide gedaan vanaf een bankrekening van [X]onder de vermelding ‘faktuur 2698B’ respectievelijk ‘fakt. 2698B’. Een vierde deel van de koopprijs, te weten € 6.000,-, is door [Y] in contanten voldaan bij de levering van de sloep. Seafury heeft op enig moment een factuur opgesteld die, volgens de aanhef daarvan, is gericht aan ‘De Winkelbeheer B.V.’ op het in de koopovereenkomst genoemde adres. Deze factuur is gedateerd 20 april 2011, beloopt een bedrag van € 22.650,- inclusief btw en heeft als factuurnummer ‘2698C’.
3.4.
[X]is een rechtspersoon zonder personeel met als enige bezigheid het beheer van bepaalde activa. [W], hierna ‘[W]’, is bestuurder van [X]. [Y] is de vriend van [W]. Hij is geen bestuurder van [X]en bekleedt evenmin een andere functie bij [X]. [W] is niet aanwezig geweest bij de onder 3.1 beschreven totstandkoming van de koopovereenkomst, zij heeft deze niet mede ondertekend en zij heeft geen contacten met Seafury onderhouden verband houdend met de aankoop of de levering van de sloep. Ook de ongedateerde offerte die voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst door Seafury is opgesteld, is niet door [W] aangevraagd, maar door [Y].
3.5.
Bij beslissing van 19 juli 2012 heeft de Geschillencommissie Waterrecreatie zich onbevoegd verklaard te oordelen over een geschil tussen [Y] en Seafury, door eerstgenoemde bij die commissie aanhangig gemaakt naar aanleiding van klachten zijnerzijds over de sloep. De Geschillencommissie Waterrecreatie heeft in dit verband overwogen, samengevat, dat geen sprake was van koop door een particuliere consument maar van koop door een rechtspersoon, namelijk [X], en dat de commissie volgens haar reglement niet bevoegd is te beslissen over geschillen tussen ondernemingen.
3.6.
Met uitzondering van het beloop van de koopprijs van de sloep en de identiteit van de wederpartij van Seafury bij de koopovereenkomst staan de hierboven weergeven feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende betwist, tussen partijen vast. Tegen de achtergrond van die feiten heeft Seafury [X]aangesproken tot betaling van een deel van de koopprijs, te weten € 3.540,-, dat [X]volgens Seafury verschuldigd is en onbetaald heeft gelaten. Nadat zij [X]niet tot betaling van dit bedrag bereid had gevonden, heeft Seafury in rechte de veroordeling van [X]tot betaling daarvan gevorderd, te vermeerderen met wettelijke rente en met buitengerechtelijke incassokosten zoals in de inleidende dagvaarding vermeld. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering toegewezen. Tegen deze beslissing en de overwegingen waarop zij berust richt zich het hoger beroep.
3.7.
Met de grieven I tot en met IV, kort gezegd en voor zover van belang, betoogt [X]dat zij geen partij is bij de overeenkomst waarbij Seafury de sloep heeft verkocht, dat Seafury onder de gegeven omstandigheden niet erop heeft mogen vertrouwen dat [X]daarbij wel partij is en dat [X]op grond van de koopovereenkomst dus niets aan Seafury is verschuldigd, zodat laatstgenoemde geen vordering zoals door haar ingesteld toekomt. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Zij slagen. Hiertoe is het volgende bepalend.
3.8.
Vast staat dat de koopovereenkomst aan de zijde van de koper is ondertekend door [Y] en dat deze geen bestuurder is van [X], zodat [Y] niet krachtens het bepaalde in artikel 2:240 BW bevoegd was [X]te vertegenwoordigen bij het aangaan van de overeenkomst. Vast staat voorts dat [Y] geen andere functie bij [X]bekleedt, zodat hij evenmin uit hoofde daarvan bevoegd is geweest tot vertegenwoordiging van [X]. Vast staat bovendien dat de wel tot vertegenwoordiging bevoegde bestuurder van TWB, [W], aan [Y] niet een volmacht heeft verleend op grond waarvan deze bevoegd was in naam van [X]de koopovereenkomst aan te gaan, althans [X]bij het aangaan van de overeenkomst te vertegenwoordigen. Seafury heeft immers geen feiten gesteld waaruit het bestaan van een dergelijke volmacht van [Y] volgt, zo zij zich daarop al heeft willen beroepen. Uit het voorgaande volgt dat [Y] niet bevoegd is geweest de koopovereenkomst als vertegenwoordiger van [X]aan te gaan, zodat de ondertekening van die overeenkomst door [Y] niet tot gevolg heeft gehad dat [X]daarbij partij is geworden, wat er ook zij van de onder 3.2 genoemde vermeldingen van ‘[Z]’ respectievelijk ‘De Winkelbeheer B.V.’ als koper in de kop van de overeenkomst, nog daargelaten dat die vermeldingen niet afkomstig zijn van [X].
3.9.
[X]heeft het aangaan van de koopovereenkomst door [Y] niet achteraf bekrachtigd als een eigen rechtshandeling, zodat zij evenmin hierdoor partij bij de overeenkomst is geworden. Verder heeft Seafury zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geen feiten gesteld waaruit volgt dat zij op grond van een verklaring of gedraging van [X]erop mocht vertrouwen dat aan [Y], in weerwil van het bovenstaande, wel een toereikende volmacht was verleend om de overeenkomst in naam van [X]aan te gaan. [X]kan het ontbreken van een toereikende volmacht daarom aan Seafury tegenwerpen, zoals zij ook doet. Seafury heeft zich ter onderbouwing van de stelling dat zij mocht aannemen dat [Y] bevoegd was de overeenkomst in naam van [X]aan te gaan, vrijwel uitsluitend beroepen op de onder 3.3 genoemde betalingen van € 22.650,- en € 12.350,- door [X]en op de eveneens onder 3.3 genoemde factuur. Die betalingen kunnen gelet op het bepaalde in artikel 6:30 BW echter hebben gestrekt tot voldoening van een schuld van [Y] zelf, namelijk een deel van de tussen hem en Seafury overeengekomen koopprijs, [X]stelt dat dit inderdaad het geval is geweest en Seafury heeft niets aangevoerd waaruit anders blijkt. Het feit dat Seafury ten name van [X]een factuur heeft opgesteld wettigt, ook in samenhang met de genoemde betalingen, evenmin de gevolgtrekking dat Seafury erop mocht vertrouwen dat [Y] de koopovereenkomst in naam van [X]is aangegaan en hiertoe bevoegd was, in aanmerking genomen dat uit niets blijkt dat het aldus opstellen van de factuur met medeweten van [X]is gebeurd, nog daargelaten dat de factuur is gedateerd twee weken na de laatste betaling door TWB, laatstgenoemde betwist de factuur te hebben ontvangen en Seafury niet te bewijzen heeft aangeboden dat de factuur [X]nochtans heeft bereikt, zoals op de weg van Seafury had gelegen. Ook uit de onder 3.3 genoemde vermelding van een factuurnummer bij de betalingen door [X]mocht Seafury niet begrijpen dat de koopovereenkomst in naam van [X]was aangegaan, reeds omdat daaruit niet volgt dat de betalingen betrekking hadden op een eigen schuld van [X]uit die overeenkomst.
3.10.
Aan het hierboven overwogene doet niet af dat in het kader van de behandeling van het onder 3.5 genoemde geschil door de Geschillencommissie Waterrecreatie, op enig moment namens [Y] is verklaard dat [W] in privé, en niet TWB, partij is bij de koopovereenkomst. Hetzelfde geldt voor de schriftelijke verklaring van [W] in het kader van die procedure – ten aanzien waarvan niet blijkt dat [W] deze anders dan in privé heeft gedaan – dat voor zover [Y] niet de eigenaar van de sloep is, zij haar beweerde vordering op Seafury aan hem overdraagt. Anders dan artikel 3:61, tweede lid, BW vereist gaat het in beide gevallen niet om verklaringen van TWB, op grond waarvan Seafury mocht aannemen dat [Y] de koopovereenkomst in naam van [X]is aangegaan krachtens een hem verleende toereikende volmacht. Voor zover Seafury zich nog heeft willen beroepen op de beslissing van de Geschillencommissie Waterrecreatie erop neerkomend dat [X]de koper van de sloep is en dus partij is bij de omstreden overeenkomst, geldt dat die beslissing in het huidige geding geen bindende kracht heeft en dat [X]daaraan niet gebonden is, reeds omdat zij geen partij was in de desbetreffende procedure. Ten slotte staat vast dat [W] geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de totstandkoming van de koopovereenkomst en de levering van de sloep, een en ander zoals onder 3.4 beschreven, zodat er geen sprake is geweest van een aan [X]toe te rekenen gedraging van haar bestuurder [W], op grond waarvan Seafury heeft mogen aannemen dat TWB, vertegenwoordigd door [Y], partij is bij die overeenkomst. De persoonlijke band tussen [W] en [Y] maakt dit alles niet anders, terwijl Seafury geen andere feiten en omstandigheden dan hierboven besproken heeft aangevoerd die voor risico van [X]komen en waaruit zij mocht afleiden dat aan [Y] een toereikende volmacht was verleend.
3.11.
Uit het voorgaande volgt dat [X]uit hoofde van de koopovereenkomst ter zake van de sloep, niets aan Seafury is verschuldigd en dat Seafury aan die overeenkomst geen vordering op [X]kan ontlenen. Seafury heeft geen andere gronden aan haar vordering ten grondslag gelegd die deze zouden kunnen dragen. Dit brengt mee dat haar vordering in eerste aanleg ten onrechte is toegewezen en alsnog moet worden afgewezen. Voor toewijzing van de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten bestaat gezien het hiervoor overwogene evenmin grond. Grief VI, die opkomt tegen de andersluidende beslissingen van de kantonrechter, slaagt dus. Grief V, die onder andere klaagt over de wijze van nakoming van de koopovereenkomst door Seafury, behoeft bij gebrek aan belang geen bespreking. Seafury heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven. Haar bewijsaanbod in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg wordt daarom, als niet ter zake dienend en overigens ook als te vaag, gepasseerd.
3.12.
De slotsom uit het bovenstaande is dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat de vordering van Seafury alsnog zal worden afgewezen. Seafury zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.