3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1. Stadgenoot is eigenares van de appartementengebouwen gelegen aan de Platanenweg en Olmenweg, in de zogenoemde Parooldriehoek, te Amsterdam. Deze gebouwen bestaan elk uit vijf woonblokken. Elk woonblok bestaat uit zes huizen met elk vier appartementen (hierna: de woningen).
3.1.2.
In 2002 heeft Stadgenoot renovatieplannen ontwikkeld voor de Parooldriehoek, uitgaande van sloop van de woningen en nieuwbouw. In verband met deze plannen heeft Stadgenoot vanaf 2004 haar zittende huurders uitgeplaatst en de leeggekomen woningen met vergunning krachtens de Leegstandswet tijdelijk verhuurd aan onder meer de bewoners. Aan de bewoners zijn op die wijze respectievelijk verhuurd de appartementen Platanenweg 44-I, 34-I en 20-II
3.1.3.
De uitvoering van de sloop- en renovatieplannen van Stadgenoot heeft vertraging opgelopen. Stadgenoot heeft in de loop van 2009/2010 de tijdelijke huurovereenkomsten met de bewoners beëindigd. Begin juni 2009 heeft Stadgenoot het beheer van de woningen overgedragen aan Anti-Kraak. De beheersvoorwaarden zijn vastgelegd in een tussen Stadgenoot en Anti-Kraak gesloten Mantelbeheerovereenkomst van 2 juni 2009. Stadgenoot heeft aan de bewoners meegedeeld dat de mogelijkheid bestaat dat zij hen, na beëindiging van de tijdelijke huurovereenkomst, voordraagt aan Anti-Kraak indien de woning netjes is bewoond.
In dat geval kan de bewoner wat Stadgenoot betreft dus in de bij hem of haar in gebruik zijnde woning blijven wonen mits deze een overeenkomst sluit met Anti-Kraak.
3.1.4.
Anti-Kraak heeft met ieder van de bewoners een “Eenmalige Bemiddelingsovereenkomst” en een “Bruikleenovereenkomst” gesloten. Anti-Kraak heeft de woningen voor een termijn van telkens een half jaar in gebruik gegeven aan de bewoners.
3.1.5.
Deze tussen de bewoners en Anti-Kraak gesloten “Eenmalige Bemiddelingsovereenkomst” houdt – zakelijk weergegeven – in:
- dat de bewoner een tijdelijk leegstaand pand in bruikleen wil krijgen voor bepaalde tijd om daarin tijdelijk verblijf te houden;
- dat Anti-Kraak met behulp van haar specifieke kennis en ervaring en met gebruikmaking van haar relatiebestand de bewoner behulpzaam wil zijn bij het vinden van een bruikleengever en een geschikt leegstaand bruikleenpand;
- dat wanneer door bemiddeling van Anti-Kraak een bruikleenovereenkomst tot stand komt, de bewoner aan Anti-Kraak een vergoeding van € 900,-- of € 960,-- voor bemiddelingskosten verschuldigd is en dat bij het sluiten van een nieuwe, verlengde bruikleenovereenkomst wederom een gelijk bedrag aan bemiddelingskosten aan Anti-Kraak moest worden voldaan.
3.1.6.
De tussen de bewoners en Anti-Kraak gesloten “Bruikleenovereenkomst” houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“Overwegingen
(…)
b. dat het pand tijdelijk (gedeeltelijk) leeg staat in afwachting van verkoop/verhuur sloop of een nadere ontwikkeling;
c. dat bruikleengever bereid is het pand voor zes maanden, met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging door hemzelf of bruikleengever, om niet, aan bruikleennemer in al dan niet gedeelde bruikleen te geven, die tijdelijk het pand als verblijf te houden;
d. dat bruikleennemer zich realiseert en zich ermee akkoord verklaart dat deze overeenkomst van bruikleen eindigt zodra bruikleengever dat overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst te kennen geeft;
e. dat bruikleennemer zich realiseert dat hij geen beroep zal kunnen doen op huurbescherming.
(…)
Bruikleen, duur van de overeenkomst, beëindiging van rechtswege
1.1. Bruikleengever geeft met ingang van (…) voor de bepaalde tijd van 6 maanden om niet het pand in al dan niet gedeelde bruikleen aan bruikleennemer (…),
1.2. Deze bruikleenovereenkomst eindigt van rechtswege door het verstrijken van de bepaalde tijd waarvoor deze overeenkomst is aangegaan.
1.3. Beide partijen zijn bevoegd de bruikleenovereenkomst tussentijds op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van 14 dagen
(…)
Opzegging
19.1 Deze overeenkomst kan te allen tijde, zonder opgave van redenen, schriftelijk door beide partijen worden opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste twee weken.
(…)
Oplevering
21.1 Op de dag waarop deze overeenkomst, door welke oorzaak en om welke reden dan ook, eindigt, zal bruikleennemer het pand met al het zijne en met alle die zich van zijnentwege en/of met zijn goedvinden in of nabij het pand bevinden, ontruimen, en in goede staat en bezemschoon achterlaten, onder afgifte aan gevolmachtigde van alle in zijn bezit zijnde sleutels.”
3.1.7. Eind 2009 (of medio 2010) is gebleken dat de voorgenomen sloop van de woningen niet eerder zal plaatsvinden dan in 2015.
3.1.8.
Bij brief van 18 januari 2011 heeft Stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam aan de Dienst Wonen Zorg en Samenleven meegedeeld dat zij positief staat tegenover het labelen van de woningen binnen het project Parooldriehoek als woningen bestemd voor studenten.
3.1.9.
Na het labelen van de woningen als studentenwoningen heeft Stadgenoot de Mantelbeheersovereenkomst met Anti-Kraak opgezegd. Anti-Kraak heeft op haar beurt de bruikleenovereenkomsten met de bewoners opgezegd.
3.1.10.
Anti-Kraak en Stadgenoot hebben in twee afzonderlijke kortgedingprocedures ieder veroordeling van de bewoners tot ontruiming van hun woningen gevorderd. Bij kortgedingvonnissen van 31 mei 2011 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam die vorderingen van Anti-Kraak en Stadgenoot toegewezen. De bewoners zijn van die kortgedingvonnissen in hoger beroep gekomen. Bij arresten van 14 juni 2011 heeft dit hof de kortgedingvonnissen vernietigd en de vorderingen van Anti-Kraak en Stadgenoot tot ontruiming van de bewoners alsnog afgewezen.
3.1.11.
Op grond van het hierna te bespreken bodemvonnis waarvan beroep hebben de bewoners de bij hen in gebruik zijnde appartementen medio 2012 ontruimd.
3.5.
Grief I in principaal appel en grief II in incidenteel appel stellen aan de orde of de rechtsverhouding tussen de bewoners en Anti-Kraak gekwalificeerd dient te worden als huurovereenkomst en zo ja, of die huurovereenkomsten betrekking hebben op gebruik van woonruimte die naar zijn aard slechts van korte duur is en afdeling 5 van titel 4, boek 7 Burgerlijk Wetboek daarop ingevolge artikel 7:232 lid 2 BW niet van toepassing is.
3.7.
Anti-Kraak is niet, zoals in de bemiddelingsovereenkomst is vastgelegd, in opdracht van de bewoners op zoek gegaan naar een bruikleengever die woonruimte in bruikleen wilde geven. De bewoners huurden hun woningen tijdelijk van Stadgenoot. Na het verstrijken van de duur waarvoor krachtens de Leegstandwet aan Stadgenoot vergunning voor tijdelijke verhuur van de woningen was verleend en dus op het moment dat de tijdelijke huurovereenkomsten tussen Stadgenoot en de bewoners eindigden, heeft Stadgenoot met Anti-Kraak de mantelbeheerovereenkomst gesloten en heeft zij de bewoners doorverwezen naar Anti-Kraak ten einde het voortgezet gebruik van hun woningen te verkrijgen. Anti-Kraak heeft vervolgens met die bewoners bemiddelingsovereenkomsten en gebruiksovereenkomsten gesloten.
3.8. In het licht van de omstandigheid dat, zoals hiervoor is overwogen, Anti-Kraak geen bemiddelingswerkzaamheden in opdracht van de bewoners verrichtte zoals beschreven in de bemiddelingsovereenkomsten en de bewoners verder – onweersproken – hebben aangevoerd dat kosten voor reparaties aan de woning, energiekosten, belastingen, verzekeringen en heffingen op grond van de bruikleenovereenkomsten voor hun eigen rekening kwamen, heeft Anti-Kraak onvoldoende toegelicht voor welke diensten de vergoeding van € 900,-- of € 960,-- per zes maanden die de bewoners op grond van de bemiddelingsovereenkomst aan Anti-Kraak betaalden, bestemd waren. Anti-Kraak heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken dat die vergoeding als tegenprestatie aangemerkt dient te worden voor het in gebruik verstrekken van de woning aan de bewoners. De rechtsverhouding tussen haar en de bewoners dient op grond van artikel 7:201 lid 1 BW aangemerkt te worden als huurovereenkomst. Grief II in het incidenteel appel is tevergeefs voorgedragen.
3.11.
In het midden latend of Anti-Kraak en/of Stadgenoot daarover toezeggingen aan de bewoners hebben gedaan, niet bestreden is dat Anti-Kraak, Stadgenoot en de bewoners bij het aangaan van de overeenkomsten in ieder geval voor ogen heeft gestaan dat de woningen ter beschikking van de bewoners zouden kunnen staan tot kort voor het moment waarop de sloop en renovatie zouden beginnen. Ten tijde van de totstandkoming van de bemiddelingsovereenkomsten en gebruiksovereenkomsten ([Appellant sub 1]: januari 2010, [Appellant sub 2]: december 2009, [Appellant sub 3]: juli 2010), die dus een rechtsverhouding tussen de bewoners en Anti-Kraak deed ontstaan welke aangemerkt moet worden als een huurovereenkomst, werd uitgegaan van sloop- en renovatie in 2012. De overeenkomsten tussen de bewoners en Anti-Kraak zijn dus gesloten ter overbrugging van een periode van in ieder geval circa twee jaar.
3.12.
Voor zover een periode van twee jaar zich onder de in r.o. 3.10 geschetste omstandigheden al laat verenigen met het aannemen van huurovereenkomsten naar hun aard van korte duur, zou de periode die overbrugd had moeten worden tot aan de sloop en renovatie, zoals partijen bij het aangaan van de overeenkomsten voor ogen stond, als gevolg van verdere vertraging bij het realiseren van de plannen nog aanzienlijk langer dan twee jaar hebben geduurd. Gebleken is immers dat de sloop en renovatie niet voor 2015 zullen plaatsvinden. De in 2009 en 2010 tussen de bewoners en Anti-Kraak gesloten overeenkomsten zouden gelet op de bedoeling van destijds van zowel de bewoners, Anti-Kraak als ook Stadgenoot tot dan hebben voortgeduurd. Stadgenoot heeft echter in weerwil van hetgeen partijen voor ogen stond omtrent de duur van het gebruik de zeggenschap over de woningen begin 2011 weer naar zich teruggehaald door beëindiging van de mantelbeheerovereenkomst met Anti-Kraak, omdat zij de woningen vanwege het verdere uitstel van de sloop en renovatie tot 2015 door middel van zogenoemde campuscontracten zelf wenste te verhuren als studentenhuisvesting. Daaraan dient bij beantwoording van de vraag of de met de bewoners tot stand gekomen huurovereenkomsten zijn aan te merken als overeenkomsten naar hun aard van korte duur echter geen gewicht te worden toegekend omdat het gaat om hetgeen partijen omtrent de duur van het gebruik bij het aangaan van de overeenkomsten voor ogen heeft gestaan.