11/6439 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2011, 10/6707 WMO en 11/2237 WMO
Partijen:
[A. te B. ] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe (college)
Datum uitspraak: 12 december 2012
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft op 25 oktober 2011 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 31 oktober 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad merkt het door verzoekster bij brief van 25 oktober 2011 ingediende verzoek aan als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2011, nu daarin onder vermelding van de nummers 10/6707 WMO en 11/2237 WMO is aangegeven dat zij huishoudelijke hulp ‘voor 3/5 per week’ nodig heeft.
2. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet en artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening aangevoerd dat zij zelf in verband met haar slechte gezondheid niet in staat is om huishoudelijk werk te verrichten, dat haar echtgenoot niet in staat is naast zijn full-time baan huishoudelijk werk te verrichten omdat hij na zijn werk en het avondeten tot 20.00 uur gaat liggen en hij ’s avonds en in het weekend geen huishoudelijk werk verricht, omdat dat geen mannenwerk is.
4. Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Voor zover verzoekster betoogt dat de beslissing vervat in de uitspraak van de Raad van 28 september 2011 onjuist is, wijst de Raad er verder nog op dat volgens zijn vaste rechtspraak het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken uitspraak te openen. Daarom dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2012.
(getekend) G.M.T. Berkel-Kikkert
(getekend) P.J.M. Crombach