07/146 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 december 2006, 06/3542 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 27 november 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 19 februari 2006 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van woninginrichting. Bij besluit van 17 maart 2006 heeft het College deze aanvraag onder verwijzing naar artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen op de grond dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.
Bij besluit van 22 mei 2006 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 17 maart 2006 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 22 mei 2006 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de WWB - voor zover van belang - heeft, onverminderd paragraaf 2.2 de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen, en het inkomen, voor zover dat meer is dan de bijstandsnorm.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad worden de kosten van woninginrichting tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Indien sprake is van noodzakelijk gemaakte kosten en de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als voormeld, kan de aanvrager in beginsel aanspraak maken op bijzondere bijstand in die kosten.
De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er in de onderhavige situatie geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan nu als gevolg van verwijtbaar nalatig gedrag van appellant ten aanzien van zijn, gedurende zijn detentie, opgeslagen inboedel die inboedel is vernietigd. Het door het College aan hem uitbetaalde bedrag dat was bestemd voor de voldoening van de opslagkosten van zijn inboedel heeft appellant anderszins besteed. Hierdoor heeft appellant deze opslagkosten niet voldaan en is de inboedel verloren gegaan.
In hetgeen overigens door appellant is aangevoerd, ziet de Raad geen grond om tot een ander oordeel te komen. Dit betekent dat het College de door appellant gevraagde bijzondere bijstand in de thans in geding zijnde kosten terecht heeft geweigerd.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2008.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) L. Jörg.
RB