Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CBB:2015:365

College van Beroep voor het bedrijfsleven
01-12-2015
01-12-2015
13/307 en 13/313
Bestuursrecht
Hoger beroep

Accountantstuchtrecht. Nu accountant ervan op de hoogte was dat zijn rapport door zijn opdrachtgevers zou worden ingebracht in een civiele procedure ter onder onderbouwing van hun standpunten, had hij zich ervan moeten vergewissen dat voor de conclusies en bevindingen in dat rapport een deugdelijke grondslag bestond. Schending fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid (art. 100.4 sub c. van de VGC). Het College acht de maatregel van berisping passend en geboden.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 13/307 en 13/313

20150

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2015 op de hoger beroepen van:

[naam 1] RA, te [plaats] ( [naam 1] ),

(gemachtigde: mr. J.W. van Rijswijk),

en

Converse Inc., te Massachusetts (Verenigde Staten van Amerika) (Converse),

(gemachtigde: mr. J.C.J. Wouters),


tegen de uitspraak van de accountantskamer van 19 maart 2013, gegeven op een klacht, op 16 mei 2012 door Converse ingediend tegen [naam 1] .

Procesverloop in hoger beroep

[naam 1] en Converse hebben ieder hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 19 maart 2013, met nummer 12/915 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0359, hierna de bestreden uitspraak).

[naam 1] en Converse hebben ieder een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift van de ander gegeven.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2015. [naam 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Converse heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Converse ontwerpt en produceert, voor zover van belang, sport- en vrijetijdsschoenen en brengt deze wereldwijd op de markt. Converse is onder meer rechthebbende op de Europese en Benelux woord- en beeldmerken ‘Converse’, ‘Converse Chuck Taylor All Star’ en ‘Converse All Star’. Converse treedt op tegen inbreuk op haar merkrechten en is in dat kader in civielrechtelijke procedures verwikkeld met onder andere Sporttrading Holland B.V. als leverancier van diverse winkelketens.

1.3

In opdracht van Sporttrading Holland B.V. en Sport Concept B.V. (hierna gezamenlijk te noemen: Sporttrading) heeft [naam 1] , die als openbaar accountant en partner verbonden is aan het accountantskantoor [naam 2] N.V., de herkomst en de leveranties van door Sporttrading verhandelde Converse schoenen onderzocht over de periode 1 januari 2008 tot en met 10 april 2009. Bij verschillende brieven en rapporten, onder andere die van 14 april 2009, 18 mei 2009, 3 juni 2009, 9 juni 2009, 3 augustus 2009, 23 maart 2010, 17 augustus 2010, 16 februari 2011 en 4 juni 2012, heeft [naam 1] gerapporteerd over zijn bevindingen en conclusies in verband met de aankoop en levering van (originele) Converse schoenen in 2008 en 2009. Exemplarisch is hetgeen [naam 1] in het rapport van 3 augustus 2009 in het kader van de beschrijving van de feitelijke bevindingen – onder meer – heeft vermeld:

“4. Wij hebben vastgesteld dat door Sporttrading (…) verkochte schoenen: a. afkomstig zijn van officiële distributeurs van Converse, gevestigd binnen de Europese Unie of een tot haar groepsstructuur behorende onderneming, waaronder Kesbo Sport B.V. en Infinity (distributeur van Converse in Hongarije). Dat het Converse distributeurs of een tot haar groepsstructuur behorende onderneming betreft is niet alleen af te leiden uit de aan ons ter beschikking gestelde reeksen van inkoop- en verkoopfacturen en vrachtbrieven/cmr’s, maar wordt ook bevestigd door overige informatie die aan ons ter beschikking is gesteld, al dan niet op grond van eigen onderzoek. Deze informatie bevestigt dat de betreffende schoenen in de Europese economische ruimte in het verkeer zijn gebracht door ondernemingen die door de merkhouder als officiële Converse distributeur zijn aangemerkt; b. dan wel rechtstreeks afkomstig zijn van Converse Netherlands B.V. (…). 7. Wij hebben mede op basis van administratief onderzoek ter plaatse bij de betreffende Spaanse (Europese) leverancier van Sporttrading (…) door middel van een totaalopzet van de geld- en goederenbeweging en aan de hand van artikelcodes (aantallen-item code-kleur) vastgesteld dat de geleverde schoenen afkomstig zijn van Europese Converse distributeurs. Dit betreft leveringen aan Sporttrading (…) van 118.976 paar Converse schoenen. Wij verwijzen voor de totaalopzet van de leveringen naar de bijlage. Tijdens ons onderzoek hebben wij inzage gehad van alle daaraan ten grondslag liggende documenten van de leverancier van in de aanhef opgenomen ondernemingen, inclusief betalingen, vrachtbrieven/cmr’s en bij haar in de administratie opgenomen inkoop- en verkoopfacturen. Tevens heeft deze leverancier ons hieromtrent door een notaris opgestelde beëdigde verklaringen (affidavits) ter beschikking gesteld.”

1.4

De andere brieven en rapporten stemmen overeen met de in het rapport van 3 augustus 2009 neergelegde bevindingen en conclusies of vullen deze aan, of doen nadere mededelingen waaraan die bevindingen en conclusies (mede) ten grondslag lagen.

1.5

Op 30 maart 2011 heeft Converse aan [naam 3] (hierna: [naam 3] ) opdracht gegeven om onderzoek te verrichten in de digitale administratie van de logistiek dienstverlener Alpi International Forwarders B.V. (Alpi) naar verschillende zendingen Converse schoenen waarbij – onder andere – Sporttrading betrokken was. De onderzoeksperiode is gesteld op 2008, 2009 tot en met 24 september 2010.

1.6

[naam 3] heeft in meerdere (tussen)rapportages (de [naam 3] -rapportages) feitelijke bevindingen gerapporteerd over de herkomst van de zendingen Converse schoenen waarbij Sporttrading betrokken was, dan wel informatie over de laatste schakels bij de uiteindelijke verkoop van de schoenen aan Sporttrading verschaft, zoals aangetroffen in de te onderzoeken digitale administratie van Alpi. De conclusies van [naam 3] weerspreken de hiervoor weergegeven conclusies van [naam 1] .

Uitspraak van de accountantskamer

2.1

De klacht, zoals weergegeven in de bestreden uitspraak, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, bestaat uit twaalf, als a. tot en met l. geduide, onderdelen en een separaat geformuleerd verwijt. Ter zake van de formulering van de klacht door de accountantskamer, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verder verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak.

2.2

Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht voor zover het betreft het rapport van 3 augustus 2009 en de daarin getrokken conclusies aangaande de herkomst van de schoenen gegrond verklaard, omdat de conclusies zonder deugdelijke grondslag zijn getrokken. Aldus heeft [naam 1] in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professionaliteit, als bedoeld in artikel 100.4, sub c en e, van de Verordening gedragscode RA’s (VGC). De accountantskamer heeft de overige klachtonderdelen onbesproken gelaten, omdat deze eveneens zien op de juistheid en zorgvuldigheid van (de totstandkoming) van het rapport van 3 augustus 2009 en zelfstandige betekenis missen. De accountantskamer heeft als maatregel een waarschuwing opgelegd.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1

[naam 1] heeft zes grieven gericht tegen de bestreden uitspraak. De grieven houden, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2

Met de eerste grief richt [naam 1] zich tegen het oordeel van de accountantskamer dat hij op grond van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden 4400, Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie (NVCOS 4400), niet over een deugdelijke grondslag beschikte voor de in zijn rapport van 3 augustus 2009 neergelegde bevindingen en conclusies. In dat verband stelt [naam 1] dat de accountantskamer ten onrechte de wijze waarop hij met de door hem verrichte werkzaamheden een deugdelijke grondslag heeft verkregen, niet heeft besproken en kennelijk niet in haar overwegingen heeft betrokken. De overweging dat “ niet de gehele invoerroute van de schoenen naar Sporttrading heeft onderzocht” is te kort door de bocht. [naam 1] heeft wel degelijk die gehele route onderzocht, zij het dat hij daarvoor niet zelf is afgereisd naar Hongarije. [naam 1] is van mening dat hij aldus tekort is gedaan nu zijn gemotiveerde stellingen lijken te zijn genegeerd door de accountantskamer.

3.3

Grief 2 keert zich tegen het oordeel van de accountantskamer dat aan het rapport van 3 augustus 2009 ‘een aspect van assurance’ niet ontzegd kan worden. Een dergelijke duiding komt niet voor in de regelgeving en is reeds daarom een niet-toepasbare norm. Echter, zelfs indien op het rapport van 3 augustus 2009 de NVCOS 3000 (Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie) van toepassing zou zijn, dient de conclusie te zijn dat [naam 1] beschikte over een deugdelijke grondslag voor zijn bevindingen en conclusies. Daarbij speelt eveneens een rol dat [naam 1] bij zijn werkzaamheden gebruik heeft gemaakt van controle-informatie die hij in overeenstemming met NVCOS 500 (Controle-informatie) heeft verkregen voor de door hem uitgevoerde jaarrekeningcontrole van Sporttrading, aldus [naam 1] .

3.4

De derde grief bestrijdt het oordeel van de accountantskamer dat de door [naam 1] gebruikte bewoordingen ‘concluderend’ zijn en dat daaraan ‘een aspect van assurance niet kan worden ontzegd’. De accountantskamer heeft volgens [naam 1] onvoldoende gemotiveerd dat de overwegingen uit de uitspraken van de accountantskamer van 25 februari 2011 (ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0144) en 3 augustus 2012 (ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0303) eveneens van toepassing zijn in onderhavige zaak. Voorts heeft de accountantskamer miskend dat ten tijde van het uitkomen van het rapport van 3 augustus 2009 die beslissingen van de accountantskamer nog niet bekend waren en toepassing van NVCOS 4400 voor de uitvoering van een onderzoek als het onderhavige “best practice” was. [naam 1] merkt verder op dat ook na de door de accountantskamer gedane uitspraken de wet- en regelgeving voor accountants op dit punt niet zijn aangepast. De accountantskamer heeft met deze omstandigheden onvoldoende rekening gehouden, aldus [naam 1] .

3.5

[naam 1] richt zich met grief 4 tegen de wijze waarop de accountantskamer de inhoud van de [naam 3] -rapportages heeft meegewogen in haar oordeel dat het rapport van 3 augustus 2009 een deugdelijke grondslag ontbeert. [naam 1] benadrukt dat de [naam 3] -rapportages geen volledig ‘audit trail’ bevatten, niet zelfstandig leesbaar zijn en lijden aan tal van vaktechnische gebreken, waardoor hieraan niet de conclusie kan worden ontleend dat [naam 1] enig tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.

3.6

Met grief 5 verzet [naam 1] zich tegen het oordeel van de accountantskamer dat het trekken van conclusies gelijk staat aan het geven van assurance. De vraag of voldaan wordt aan de basisvoorwaarden voor toepassing van NVCOS 3000 heeft de accountantskamer niet aan de orde gesteld, laat staan beantwoord.

3.7

Grief 6, tot slot, stelt verschillende, naar de mening van [naam 1] onduidelijke en deels onbegrijpelijke, overwegingen van de bestreden uitspraak aan de orde. Ter zitting van het College heeft [naam 1] desgevraagd bevestigd dat – ten opzichte van de grieven 1 tot en met 5 – aan grief 6 geen zelfstandige betekenis toekomt, zodat die grief verder onbesproken kan blijven.

4.1

Het verweer van Converse komt, verkort weergegeven, op het volgende neer.

4.2

In reactie op de eerste drie grieven stelt Converse dat [naam 1] niet beschikte over een deugdelijke grondslag voor de bevindingen en conclusies in zijn rapport van 3 augustus 2009, ongeacht naar welke maatstaf dit rapport wordt beoordeeld (NVCOS 4400 dan wel NVCOS 3000). Alleen op basis van de vaststelling van een sluitende geld- en goederenbeweging in de volledige keten van de Hongaarse distributeur tot en met Sporttrading had [naam 1] tot de gerapporteerde bevindingen en conclusies mogen komen. Op zijn minst had [naam 1] de twee Hongaarse leveranciers moeten bezoeken in het kader van de noodzaak tot het verkrijgen van een deugdelijke grondslag. Verder benadrukt Converse dat [naam 1] het rapport van 3 augustus 2009 heeft geschreven om tegenpartijen van Converse de mogelijkheid te bieden om het verweer te voeren dat er geen sprake was van merkinbreuk. Converse vindt het daarom onvergeeflijk dat [naam 1] , nadat hij er door Converse op gewezen was dat dit gebruik gemaakt werd van zijn rapport, niet ingegrepen heeft door de tegenpartijen van Converse erop te wijzen dat dit gebruik onjuist is.

4.3

Ten aanzien van de vierde grief van [naam 1] merkt Converse op dat de accountantskamer bij haar oordeel over het ontbreken van deugdelijke grondslag het feit dat de conclusies van [naam 1] afwijken van de bevindingen in de [naam 3] -rapportages daar heeft gelaten. Converse begrijpt het oordeel van de accountantskamer aldus dat het rapport (reeds) een deugdelijke grondslag ontbeert omdat [naam 1] niet de gehele invoerroute van de schoenen heeft onderzocht.

4.4

Tegen grief 5 heeft Converse specifiek ingebracht dat maatgevend moet zijn de betekenis die een redelijk en goed geïnformeerde derde aan het rapport van 3 augustus 2009 zal geven. Dat het daarbij in dit geval gaat om derden die tegen Converse procederen en die dat rapport juist gebruiken als bewijs dat zij geen merkinbreuk gepleegd hebben omdat dat door een registeraccount is vastgesteld, is een consequentie die [naam 1] had moeten voorzien. Hij heeft immers zelf toestemming gegeven om dat rapport in te brengen in de civielrechtelijke procedure bij de rechtbank (thans) Zeeland-West-Brabant.

5.1

De grieven zijn zodanig onderling verbonden en de overwegingen waartegen zij zich richten zijn zodanig verweven, dat het College aanleiding ziet om alle grieven gezamenlijk te behandelen. Het College komt tot de volgende beoordeling.

5.2

Het College stelt voorop dat op het handelen van [naam 1] dat het onderwerp vormt van de klacht in dit geding, de fundamentele beginselen zoals neergelegd in de VGC, waaronder het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 100.4, onder c, van de VGC, onverkort van toepassing zijn.

5.3

Verder stelt het College vast dat [naam 1] voorafgaande aan het uitbrengen van zijn rapport van 3 augustus 2009 wist dat zijn opdrachtgevers, waaronder begrepen de [naam 1] bekende partijen aan wie het rapport eveneens ter beschikking zou worden gesteld, in verschillende civiele procedures met Converse waren verwikkeld over, kort gezegd, de vraag of die opdrachtgevers inbreuk hebben gemaakt op de merkrechten van Converse. [naam 1] was ervan op de hoogte dat de wederpartijen van Converse in die lopende gerechtelijke procedures een beroep op het rapport van 3 augustus 2009 zouden doen en heeft die partijen expliciet toestemming verleend om dat rapport ter kennis van de rechter te brengen. Onder die omstandigheden moest [naam 1] zich ervan vergewissen dat een deugdelijke grondslag bestond voor de inhoud van dat rapport. Die eis van een deugdelijke grondslag vloeit in de gegeven omstandigheden reeds voort uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 100.4, onder c, van de VGC. Gelet hierop kan in het midden blijven de vraag of de standaarden NVCOS 4400 of NVCOS 3000, al dan niet in beperkte mate, (tevens) van toepassing zijn op het betreffende handelen van [naam 1] .

5.4

Het College is voorts, in navolging van de accountantskamer, van oordeel dat de bevindingen van het door [naam 1] verrichte onderzoek niet toereikend zijn om daaraan de conclusie te verbinden dat de schoenen door een officiële distributeur van Converse schoenen op de Europese markt zijn gebracht. Voor het trekken van die conclusie was, zoals de accountantskamer terecht heeft geoordeeld, nader onderzoek naar de herkomst van de schoenen noodzakelijk. [naam 1] had zich dan zelf bij de bron, te weten die officiële distributeur van Converse schoenen, in dit geval Infinity in Hongarije, ervan dienen te vergewissen dat de schoenen inderdaad via dat bedrijf in het Europees verkeer waren gebracht. De vaststelling van de accountantskamer dat [naam 1] dit nader onderzoek niet heeft verricht, maar heeft volstaan met inzage in facturen die hem door (medewerkers van) Ressokd Rings – een Spaanse sub-distributeur die de schoenen via een andere (Hongaarse) sub-distributeur van Infinity zou hebben betrokken – zijn getoond, is in dit hoger beroep niet bestreden en staat derhalve voor het College vast.

5.5

Het College onderschrijft aldus de conclusie van de accountantskamer dat [naam 1] niet over een deugdelijke grondslag beschikte voor zijn rapport van 3 augustus 2009. [naam 1] heeft derhalve het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid geschonden. Anders dan [naam 1] heeft gesteld, heeft de accountantskamer dit oordeel niet (mede) gebaseerd op de inhoud van de in het klaagschrift door Converse aangehaalde [naam 3] -rapportages. In zoverre berust grief 4 op een onjuiste lezing van de bestreden uitspraak.

5.6

Gelet op het voorgaande falen alle zes grieven. De slotsom is dan ook dat het hoger beroep van [naam 1] ongegrond is.

6.1

Converse heeft in haar hogerberoepschrift twee grieven geformuleerd die, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende inhouden.

6.2

Met de eerste grief bepleit Converse dat de accountantskamer de klacht te beperkt heeft opgevat en daarbij ten onrechte zelfstandige klachtonderdelen heeft afgedaan in het kader van haar oordeel over het rapport van [naam 1] van 3 augustus 2009. Daarbij wijst Converse er specifiek op dat zij ook heeft geklaagd over (i) (de inhoud van) de brieven van [naam 1] van 18 mei, 3 juni en 9 juni 2009, (ii) (de inhoud van) de brieven [naam 1] van 17 augustus 2010, (iii) het feit dat het rapport van 3 augustus 2009, ook los van het assurance karakter, niet te gebruiken is omdat de brief niet helder, inzichtelijk en consistent is geformuleerd, (iv) een aantal zelfstandige misslagen van [naam 1] die in het klaagschrift zijn uiteengezet in de punten 12.2 tot en met 12.5 en (v) (de inhoud van) de brief van 14 april 2009.

6.3

De tweede grief van Converse stelt de door de accountantskamer opgelegde maatregel ter discussie. Volgens Converse dient, gelet op de ernst en de aard van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen van [naam 1] , een duidelijker signaal te worden afgegeven dan het signaal dat uitgaat van de maatregel van een schriftelijke waarschuwing.

7.1

[naam 1] heeft, wederom verkort en zakelijk weergeven, als volgt op de grieven van Converse gerespondeerd.

7.2

De accountantskamer heeft de klacht niet te beperkt opgevat. [naam 1] heeft in zijn verweerschrift in eerste aanleg duidelijk en gemotiveerd uiteengezet hoe (en waarom) hij de klacht heeft begrepen als door hem weergegeven. Daarbij heeft hij zich gemotiveerd op het standpunt gesteld zich nader te mogen verweren indien de klacht anders begrepen had dienen te worden. Bij de mondelinge behandeling heeft, in lijn met de opbouw van het klaagschrift van Converse, het rapport van 3 augustus 2009 het leeuwendeel van de aandacht gekregen en is het overigens door Converse aangevoerde tegen de achtergrond daarvan besproken. Het was aan Converse om duidelijk en precies te verwoorden wat haar klacht behelst. Dat heeft zij wat betreft het rapport van 3 augustus 2009 in zoverre gedaan dat zij in elk geval heeft duidelijk gemaakt dat de klacht daarop betrekking heeft, aldus [naam 1] .

7.3

Ten aanzien van de op te leggen maatregel merkt [naam 1] op dat een reden tot verzwaring van de opgelegde maatregel niet gelegen kan zijn in hetgeen Converse heeft aangevoerd. Daarbij wijst [naam 1] erop dat tot op heden niet is aangetoond dat zijn bevindingen en conclusies met betrekking tot de herkomst van de Converse schoenen feitelijk onjuist zijn. Daarnaast stelt [naam 1] zich op het (formele) standpunt dat slechts beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing voor zover de klacht daarbij ongegrond is verklaard. Dat doet zich in dit geval niet voor: de accountantskamer heeft de klacht gegrond verklaard en een maatregel opgelegd. De zwaarte van de maatregel is ter discretie van de tuchtrechter en niet van partijen.

8.1

Het College oordeelt als volgt. In het inhoudelijke oordeel van de accountantskamer over het ontbreken van een deugdelijke grondslag van het rapport van 3 augustus 2009, ligt naar het oordeel van het College reeds besloten dat ook de klachtonderdelen waarvan Converse in dit hoger beroep een expliciete beoordeling vraagt, gegrond zijn. In zoverre berust deze grief van Converse op een onjuiste lezing van de bestreden uitspraak. De accountantskamer mocht die klachtonderdelen (verder) onbesproken laten, omdat zij neerkomen op hetzelfde verwijt als vervat in de gegrond verklaarde klacht.

8.2

De tweede grief van Converse slaagt naar het oordeel van het College wel. Daartoe overweegt het College allereerst dat hij [naam 1] niet in zijn betoog volgt dat het hoger beroep dat is ingesteld door de oorspronkelijke klager, zich enkel kan richten tegen een ongegrond verklaard klachtonderdeel en dus niet (ook of zelfs louter) tegen het in die uitspraak neergelegde oordeel over de op te leggen maatregel. Een dergelijke beperking van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen volgt thans op geen enkele wijze uit de tekst van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra). Het College verwijst naar zijn uitspraak van 25 juni 2014, ECLI:NL:CBB:2014:241.

8.3

In dit licht overweegt het College dat [naam 1] het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft geschonden door conclusies te trekken die niet berusten op een deugdelijke grondslag. [naam 1] is zich er van bewust (geweest) dat zijn rapporten zouden worden gebruikt in diverse civiele procedures waarmee grote (financiële) belangen gemoeid zijn. Het feit dat de bevindingen die [naam 1] heeft gerapporteerd mogelijk feitelijk juist zijn – zoals [naam 1] in dit hoger beroep heeft gesteld – en dat hij transparant is (geweest) over de werkzaamheden die hij heeft verricht, waardoor de professionele partijen die met de rapporten werden geconfronteerd zich een eigen oordeel hebben kunnen vormen over de (bewijs)waarde van de rapporten, neemt niet weg dat [naam 1] , als registeraccountant, een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de deugdelijkheid van de in zijn rapporten opgenomen conclusies in het licht van de daaraan ten grondslag liggende bevindingen. Aldus heeft hij er blijk van gegeven de belangen van derden, in dit geval in het bijzonder de belangen van Converse en het maatschappelijk belang van eerlijke rechtsvinding, bij zijn werkzaamheden onvoldoende voor ogen te hebben gehad. Het College acht daarom het opleggen van de maatregel van berisping passend en geboden.

8.4

Gelet op het voorgaande is het hoger beroep van Converse gedeeltelijk gegrond. Het College zal de uitspraak van de accountantskamer voor zover daarbij de maatregel van een schriftelijke waarschuwing is opgelegd vernietigen en, met toepassing van artikel 43i van de Wtra, de zaak zelf afdoen en aan [naam 1] de maatregel van berisping opleggen.

9. De beslissing op deze hoger beroepen berust mede op hoofdstuk V van de Wtra.

Beslissing

Het College:

- verklaart het hoger beroep van [naam 1] ongegrond;

- verklaart het hoger beroep van Converse gegrond voor zover het betreft de door de accountantskamer aan [naam 1] opgelegde maatregel;

- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak voor zover daarbij aan [naam 1] de maatregel van waarschuwing is opgelegd; en

- legt aan [naam 1] de maatregel van berisping op.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, mr. R.C. Stam en mr. M. Greebe in aanwezigheid van mr. J.J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015.

w.g. J.L. Verbeek w.g. J.J. de Jong

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.